Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9 (1892-1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (49.12 MB)

Scans (797.61 MB)

ebook (41.52 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9

(1892-1893)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Door een flesch olie gered.

Het spreekt vanzelf, dat het op de groote spoorlijnen in Noord-Amerika heel anders toegaat dan in Europa. De baanwachters hebben over veel grootere afstanden toezicht te houden. Vóór ik mijn rechterarm verloor en nu hier in het beschaafde Oosten der Republiek een makkelijk baantje heb, was ik in dienst bij de eerste groote spoorlijn naar California, en moest met twee anderen een afstand van niet minder dan zeven mijlen inspecteeren.

Onze sectie begon bij Summit-Station. Vandaar tot het naastbij zijnde station dat 15 mijlen ten oosten van Summit gelegen was, was een andere sectie met een lengte van acht mijlen.

De nachtdienst van een baanwachter is nu juist niet van de aangenaamste. Of het regent, sneeuwt of mist, de sectie moet geïnspecteerd worden en wel nog eens kort voor aankomst van den trein Deze moest onze sectie tegen middernacht voorbijkomen; stipt om tien uur braken wij op en ontmoetten elkaar omtrent tien minuten voor de aankomst van den trein in Half-way-House, de eene wachter van het oosten, de andere van het westen.

Het wachtershuisje, dat den trotschen naam Half way-House droeg, is juist groot genoeg om een klein kacheltje, wat proviand en de twee baanwachters te bevatten. Zij wachten hier tot de trein in 't zicht is, en plaatsen zich naast de rails, om den machinist met de twee witte lichten het sein te geven dat alles in orde is.

Weinig passagiers denken aan de mannen, die dien weg afleggen, met hun lantaarns naar alle kanten lichtend, of misschien een steen of een ander voorwerp gevaar kan opleveren voor den trein, en bij elke brug met verdubbelde nauwlettendheid de rails opnemen

Op zekeren nacht, dat het weer mijn beurt van dienst was, viel het mij, voor ik het station verliet, in, dat onze voorraad olie in het wachthuisje zoo goed als op was Ik nam daarom een flesch, liet ze vullen en stak ze in den binnenzak van mijn mantel.

Het was een stormachtige zomernacht, zoo zwart als inkt. Mijn wagentje gleed zacht over de rails voort en ik had omtrent driekwart van mijn weg afgelegd, toen ik de brug bereikte, die de Snake-River (Slangenrivier) overwelfde. Ik hield stil en sprong er af, om alles zorgvuldig te onderzoeken, vond alles in orde en was juist op het punt, weer op het wagentje te klimmen, toen ik plotseling een hevigen slag ontving, die mij bewusteloos op de rails deed neerstorten.

Toen ik weer tot bezinning kwam, lag ik gebonden op den grond, maar weinige passen verwijderd van een bende mannen met zwart gemaakte gezichten, die, voor zoover ik dit in de duisternis kon zien, met breekwerktuigen aan het losmaken der rails bezig waren.

Spoorwegroovers! Reeds veel had ik van deze soort booswichten en hunne vreeselijke

[pagina 100]
[p. 100]

misdaden gehoord, maar eerst nu maakte ik persoonlijk met hen kennis. Terwijl zij aan het werk waren, spraken zij er over hoe zij mij het best onschadelijk konden maken.

‘Ik zeg je, Sam,’ zei een reusachtige kerel, ‘het eenvoudigste is, hem dwars over de rails te binden, dan zal de trein wel voor het overige zorgen.’

‘Dat is waar,’ zeiden een paar anderen goedkeurend, ‘een doode kan niets navertellen en wij moeten voorzichtig te werk gaan.’



illustratie
zuidduitsch landschap, naar de schilderij van edm. mahlknecht.


De daad volgde spoedig op het woord Twee kerels sleurden mij een goede twintig schreden weg en bonden mij dwars over de rails, terwijl zij mij een strik om het bovenlijf sloegen en dezen aan een ijzeren bout vastmaakten, die de rails verbond, zoodat de locomotief mij, voor zij ontspoorde, onfeilbaar moest dooden.

De twee begaven zich daarop naar de anderen terug en ik hoorde den eenen, die zekeren invloed op de bende scheen te hebben, herhaaldelijk over de bouten klagen, die naar zijn zin veel te vast zaten. Nog

[pagina 101]
[p. 101]

spoorde hij tot spoed aan, daar hij bemerkte, dat de trein in twintig minuten daar moest zijn en derhalve geen tijd te verliezen was.



illustratie
oudgedienden, naar de schilderij van p. renouard.


Twintig minuten! Hoe kon ik in mijn troosteloozen toestand hopen, binnen dien tijd den trein te redden? De gedachte aan het vreeselijk ongeluk, dat het ontsporen van den trein ten gevolge moest hebben, beroofde mij bijna van het verstand Ik verwrikte den strik, die de gewrichten mijner hand omknelde, en meende daarbij waar te nemen, dat ze een beetje toegaven.

[pagina 102]
[p. 102]

Onwillekeurig herinnerde ik mij de handgreep van den goochelaar, die zich door een voortdurend samentrekken en uitrekken der spieren van zijn ketenen bevrijdde, en ik beproefde het na te doen. Ik werkte met een opgewondenheid, die aan waanzin grensde en werkelijk gelukte het mij, mijn handen vrij te krijgen. Wel werd door den strik, die aan de rails vast zat en mijn beide armen omknelde, de beweging daarvan erg belemmerd, maar na een onuitsprekelijke inspanning kon ik het mes machtig worden, dat in den buitenzak van mijn mantel zat, en nu viel het mij niet moeilijk, mij door het terugbuigen van den onderarm van den bovensten strik te verlossen.

Ik behoef er niet bij te voegen, dat de voeten nu ook in een ommezien van elken band bevrijd waren.

Zonder mij den tijd te gunnen om te zien waar de schurken waren, sprong ik op en ijlde met de grootst mogelijke snelheid langs de rails voort, den naderenden trein te gemoet. Nauwelijks had ik eenige schreden afgelegd, of een luid en verward geschreeuw verkondigde mij, dat mijn vlucht ontdekt was. De heele bende zat mij op de hielen. Ik had echter eenigen voorsprong, die steeds grooter werd, daar de gedachte, dat ik den trein tot elken prijs moest redden, mijn voeten met de snelheid van den wind bevleugelde. Bovendien maakte de Egyptische duisternis, die er heerschte, mijn vervolgers het werk niet gemakkelijk, en ik hoorde herhaaldelijk, hoe nu deze, dan gene over het een of andere voorwerp struikelde en viel. Er werden mij revolverkogels nagezonden en één drong tusschen het gewricht der hand en den elleboog van den linkerarm door. De vreeselijke pijn deed mij bijna onmachtig neerzinken, en ik had moeite om op de been te blijven. De gedachte aan den trein bracht mij evenwel weer spoedig tot bezinning. Ik beet op de tanden, balde de vuist en dreef mij zelf tot grootere snelheid aan.

Nu eerst kwam het denkbeeld bij mij op, hoe ik het dan toch wel zou aanleggen, om den trein tot stilstand te brengen. Aan het bereiken van het Half-way-House voor het binnenrijden van den trein was geen denken meer, en seinen kon ik niet geven, daar mijn lantaarn in de handen der schurken was achtergebleven. Het was mij evenwel een troost, dat men tengevolge van mijn wegblijven de snelheid van den trein zou temperen.

Terwijl ik nog overlegde en daarbij mijn weg nog altijd zoo vlug als ik kon voortzette, voelde ik de olieflesch, die nog in mijn zak zat. Natuurlijk zou de olie den trein doen stilstaan, als ik ze op de rails uitgoot. De oude zware locomotief zou op het geoliede ijzer niet meer kunnen pakken. Ik nam dus de olie en smeerde ze dik op de rails en met de holle hand om de rails heen.

Op mijn knieën liggend, werkte ik met den koortsigen haast van een waanzinnige.

Na verloop van tien minuten was de inhoud der flesch uitgeput, en ik had de voldoening, een nogal tamelijk flink stuk der lijn met olie besmeerd te hebben,

Ik stond nu op, afgemat en uitgeput, en nam post waar de gesmeerde rails ophielden.

Reeds toonde het zachte, zangerig trillen der rails aan, dat de zware trein naderbij kwam. Spoedig werd ik het licht der locomotief gewaar. Als een groot rond oog wierp het voornaamste licht zijn stralen in de duisternis. Het gesis van den stoom in den cylinder, vereenigd met het stooten en stampen van den heelen trein, maakte een zeer diepen en tevens verheven indruk.

Ik ging op de rails staan, zoodat het licht op mij vallen en de machinist mij zien moest. ‘Nu komt het er op aan!’ dacht ik. De locomotief bereikte de olie, de groote raderen, die anders bij elke omwenteling bijna twintig voet aflegden, draaiden rond zonder noemenswaard van plaats te veranderen, alsof de locomotief een buiteling wilde maken in de lucht. De snelheid nam sterk af; ik kon duidelijk den machinist zien, hoe hij aan de kleine hevels trok, waarmee men de rails schoon maakt. In mijn opgewondenheid schreeuwde ik zoo luid mogelijk, dat hij dit niet moest doen, maar het was tevergeefs, ik werd niet gehoord.

Daar viel mij nog gelukkig op den juisten tijd een hulpmiddel in. Ik ging zoo dicht naast de rails, als ik kon, zonder dat ik moest vreezen, door de locomotief gegrepen te worden, en slingerde met alle kracht de leege flesch tegen de lamp der locomotief. Zij trof het dikke glas, verbrijzelde het en onmiddellijk ging het licht uit. Nu weerklonk het schrille remsignaal, dat voor mij op dat oogenblik tegen de heerlijkste muziek opwoog. Eenige oogenblikken waren voldoende, om het treinpersoneel omtrent den stand van zaken in te lichten. De trein ging nu met alle voorzichtigheid verder en wij bereikten spoedig de hachelijke plek. Van de rooverbende was echter niets meer te zien. Waarschijnlijk hadden de kerels uit ons bedachtzaam naderen afgeleid, dat hun plan verijdeld was en zij zich uit de voeten gemaakt.

Met behulp der werktuigen, die elke trein voor zulke gevallen met zich voert, werd de gaping aangevuld en daarop de reis voortgezet.

Ik zelf werd in het hospitaal der maatschappij opgenomen, daar mijn linkerarm zwaar gekwetst was, en spoedig daarop werd hij afgezet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken