Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9 (1892-1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (49.12 MB)

Scans (797.61 MB)

ebook (41.52 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9

(1892-1893)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 135]
[p. 135]

Bij de Platen.

Het Blücher-dal bij Kaub. -

Het oude Rijnstadje Kaub is bij allen, die ooit den ‘grootvorst aller stroomen’ bevaren hebben, welbekend. Zijn oud slot, dat met talrijke torens midden uit de rivier oprijst, blijft van zelf ieder bezoeker dier bekoorlijke oorden lang in het geheugen. Gelijk ieder plekje aan den veelbezongen en veelbezochten stroom wordt het ook in geschiedenis en sage druk vermeld.

Nabij dit stadje nu ligt het bloeiende dal, op onze eerste gravure afgebeeld en zijn naam dragend naar den populairen Duitschen held uit de bevrijdingsoorlogen. Bij Kaub namelijk stak Blücher met zijn dapper leger in den nieuwjaarsnacht van 1813 op 1814 den Rijn over en drong zegevierend het toenmaals nog Fransche gebied ter linkerzijde van den Rijn binnen. Een gedenkteeken herinnert aan dezen merkwaardigen nacht, en niet ver daarvandaan zal binnenkort nog een grooter monument worden opgericht Een vereeniging van invloedrijke Duitsche mannen heeft zich namelijk tot taak gesteld, ter vereeuwiging van Blücher's nagedachtenis een gedenkteeken te stichten, dat de tegenhanger moet worden van het bekende monument in het Niederwald.

De beeldhouwer Frits Schaper te Berlijn, de vervaardiger van het standbeeld voor Göthe te Berlijn en de monumenten voor Bismarck en Moltke te Keulen, is met de uitvoering van het plan belast. Tot dusver beschikt het comité echter nog slechts over 42000 mark, zoodat er nog heel wat geofferd moet worden, wil men iets krijgen, wat ook maar van verre met de reusachtige Germania bij Bingen vergeleken kan worden.

Het rozenwonder der H. Elisabeth. -

Een andere en oneindig edeler glorie van Duitschland brengt onze tweede gravure ons voor den geest: het is de beminnelijke, engelachtige gestalte der nooit volprezen heilige Elisabeth, wier feestdag den 19en November door de Kerk wordt gevierd. Wie kent niet het treffende wonder der rozen, door de meesterlijke wandschildering van Flandrin, waarvan onze gravure de afbeelding geeft, vereeuwigd? Dr. Schaepman heeft indertijd in zijn Sint Elisabeth van Hongarije de wonderliefelijke legende in sierlijke dichtvormen vertolkt. Bij het tafereel van den grooten christelijken kunstenaar, in dit nummer weergegeven, kunnen wij niet beter doen dan het keurige gedicht in herinnering brengen. Het heet De Rozen en luidt als volgt:

 
De schetterende horen
 
Schalt luid door 't lage dal.
 
Het hert stuift langs de voren
 
Gezweept door 't schel geschal;
 
De jagertonen zwieren
 
Met herfstdraân door de lucht.
 
Hem zal de krans versieren,
 
Die 't hert slaat in zijn vlucht!
 
 
 
Bijlo! 't is frisch te jagen
 
In 't heerlijk morgenuur,
 
Als over 't veld komt dagen
 
Het gouden zonnevuur,
 
Als door de geele boomen
 
De morgenwind nog speelt
 
En 't leven alle droomen
 
Van frisschen lust vereêlt!
 
 
 
Hoe laat ge uw teugels zinken,
 
O landgraaf jong en sterk?
 
De zonnestralen blinken,
 
De jacht vervult het zwerk.
 
Hoe laat ge uw teugels vallen,
 
Hoe stuit ge uw moedig ros?
 
Gij moedigste van allen.
 
Hoe week uw blijde blos?
 
 
 
Daar waar het bergpad kronkelt,
 
Daar speurt zijn snelle blik
 
Een aangezicht dat vonkelt,
 
Hem slaat met bleeken schrik;
 
Wat dreef zijn zoete vrouwe
 
Daarheen in vroegen stond?
 
Hoe gaat zij, de getrouwe,
 
Langs slinke paden rond?
 
 
 
Zij toog met rassche schreden
 
Naar de armen, die zij mint,
 
En fluisterde gebeden
 
Zacht als de morgenwind;
 
Hij, plots'ling afgestegen,
 
Klom tot het bergpad op
 
Langs de ongebaande wegen
 
Met fellen harteklop;
 
 
 
Zij droeg voor de arme kranken
 
Het levensterkend brood;
 
Hij hoorde valsche klanken
 
En voelde een hart als lood;
 
Zij wilde dat haar liefde
 
Geheimenis zou zijn;
 
Hij voelde, hoe ze griefde,
 
Geheime zielepijn.
 
 
 
Daar stond hij haar voor oogen,
 
Toorn vlamde op 't schoon gelaat;
 
‘Wat stijgt gij daar ten hoogen
 
Gelijk een deerne gaat,
 
Wat draagt gij daar verborgen
 
In uwer kleed'ren schoot?’ -
 
Hoe heerlijk blonk de morgen
 
Van goud en purperrood!
 
 
 
Zij schrikte niet, noch beefde,
 
Zij lachte zoet en zacht;
 
Om haar verschijning weefde
 
De morgen koningspracht.
 
Ze spreidt heur mantel open
 
En sloeg heur oogen neêr;
 
Van schoone schaamt' bedropen:
 
‘Ik breng U rozen, Heer!’
 
 
 
Veel zoete rozen geurden
 
Hem lief'lijk te gemoet,
 
Die zon en regen kleurden
 
Met frisschen purpergloed;
 
Hij knielde voor haar neder
 
In ongekende vreê,
 
Zij lachte rein en teeder,
 
Hij nam een roze meê!
 
 
 
De blijde horens schallen,
 
Toen weer de graaf verscheen.
 
‘Het damhert is gevallen,
 
Den prijs droegt gij niet heen!
 
Waar wijldet gij een pooze?’
 
Zoo vraagt zijn jagerstoet;
 
‘Ik won een Koningsroze
 
Voor mijnen gravenhoed!’

De Wartburg. -

Na deze liefelijke ballade, zal de lezer ongetwijfeld gaarne nog eens een blik slaan op het fraaie tafereel van Flandrin, en vandaar tot de volgende plaat overgaande, met belangstelling dien Wartburg aanschouwen, welke eenmaal de H. Elisabeth huisvestte en getuige was van de wonderen, daar door heur liefde gewrocht.

Dertien honderd voet boven de oppervlakte der zee, zes honderd voet boven de roode daken van het stadje Eisenach gelegen, biedt de stralende Wartburg het volledige beeld van een middeleeuwschen burcht, niet alleen van buiten, maar ook in datgene, wat de zusteren bouw-, schilder- en beeldhouwkunst op het heerlijkst, schoon met edelen eenvoud, in het inwendige schiepen.

Door het donkere poortgewelf, waarboven de slotvoogd zijn woning heeft, komt men op den eersten burghof, die door met tinnen gekroonde muren, door het getorende poortgebouw met zijn valbrug en eindelijk door het ridderhuis wordt ingesloten.

Dat huis is tot een soort heiligdom der Hervorming ingericht; men wijst daar de studeerkamer van Luther aan, waar hij den bijbel vertaalde en den duivel in woede zijn inktkoker naar den kop zou hebben gesmeten.

Door een tweede poort betreden wij den eigenlijken hofburg, die uit den Dirnitz, de Kemnate, den Bergfrit en het daaraan grenzend landgrafelijk paleis, Palas genaamd, bestaat. De Dirnitz bevat in de onderverdieping de beroemde wapenzaal; daarboven liggen woonkamers voor de prinsen en prinsessen van het Weimarsche hof. De Kemnate en Bergfrit omvatten de woning der groothertogelijke familie en vormen een ware schatkamer van kostbare kunstwerken.

Het glanspunt van den burg blijft echter het Palas, in welks benedenverdieping het betooverende vrouwenvertrek en een zuiver in stijl gerestaureerde eetzaal liggen; daarboven vinden wij de kamers van den landgraaf en de zangerszaal, die in de meesterlijke scheppingen van Schwind een karakteriek sieraad ontving; op de hoogste verdieping eindelijk betreden wij de rijk in kleuren schitterende feestzaal, die tot aan het spitse dak rijkt.

Tegenover het Palas ligt de kleine burgtuin. Het achtergedeelte der burchtgebouwen was vroeger eveneens door een muur met poort van het hoofdgebouw gescheiden. Dit deel bevat den waterput, de stallen, het voormalige berenhuis, thans in een marmeren badhuis herschapen, en den zoogenaamden kruittoren.

De Wartburg werd in den zomer van het jaar 1067 door landgraaf Lodewijk den Springer gesticht, en ontwikkelde zich langzamerhand tot den schitterenden zetel der landgraven van Thuringen. Onder de regeering van den kunstlievenden Herman I werd de burcht het gevierde toevluchtsoord der poëzie. Jaren lang genoten hier de meistreelen een vorstelijke gastvrijheid, tot op zekeren keer de bekende zangerstrijd uitbrak.

Nog hooger luister dan de poëzie ontleende de trotsche burcht echter aan de liefelijke gestalte der heilige landgravin Elisabeth. Helaas, dat de herinneringen aan die beminnelijke vorstin, welke hier als een zoete hemelsche geur al de vertrekken doordringen, moeten gestoord worden door de gedachte aan Luther, die hier van den 4en Mei 1521 tot den 3en Maart 1522 onder den naam van jonker Görg in quasi-gevangenschap doorbracht, en zijn schuilhoek eerst verliet, toen de gruwelen van den Boerenkrijg en den beeldenstorm, door hem verwekt, hem eindelijk naar Wittenberg riepen.

Daarna doorleefde de Wartburg een lang tijdperk van stilte en vergetelheid, toen op den 18en October 1817 het daar gevierde groote Burschenfest (studentenfeest) op eens weer de algemeene aandacht vestigde op de eerwaardige, lang vergeten veste.

Als de schoone slaapster in het bosch ontwaakte zij echter tot nieuw leven, toen groothertog Karel Alexander van Saksen-Weimar-Eisenach, dezelfde wiens portret wij voor eenige dagen gaven naar aanleiding zijner gouden bruiloft, besloot den burcht weer in zijn ouden middeleeuwschen luister te herstellen. Jammer, dat hij niet, bij die restauratie, zich tot de middeleeuwen alleen heeft bepaald, maar ook het tijdperk van Luther daarbij gehuldigd wilde zien. Hierdoor toch wordt de eenheid geschaad, die de beschouwer vooral hier zoo gaarne geëerbiedigd zou hebben gezien, en wordt dit heerlijk gedenkstuk uit het schoonheidsrijk der katholieke middeleeuwen ontwijd door een element, dat daarmee in harde tegenspraak is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken