Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9 (1892-1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (49.12 MB)

Scans (797.61 MB)

ebook (41.52 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9

(1892-1893)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bij de Platen.

Bij winterdag op den weg. -

Dat is nu juist geen benijdenswaardig lot, vooral wanneer men als de herder op ons aardig tafereeltje een troepje schapen voor zich uit heeft te drijven en dus niet zoo vlug voortkan als de kou wel wenschelijk zou maken. Liever zouden we behooren tot het gezelschap, dat wat verder in een slee, met twee flinke paarden er voor, in vliegende vaart den weg komt afgevlogen. Intusschen heeft ook de wandeling bij winterdag haar genoegens; de herder maakt onderweg een praatje met een goeden bekende, den bewoner van een der hoeven langs den weg, terwijl de hond intusschen wel zorgt dat de schaapjes bij elkander blijven. Bovendien is de man aan de buitenlucht gewoon en zijn neuswarmertje biedt hem een voldoende beschutting tegen de kou tegelijk met een onderhoudend tijdverdrijf. De schaapjes maken van het oponthoud gebruik om van onder de sneeuw nog een bevroren grasspiertje op te delven, en de uitgehongerde verkleumde muschjes laten zich door hun nadering niet afschrikken, maar blijven pikken en sjilpen tot onder den neus van de goedige beestjes.

Het heele tafereeltje heeft iets gemoedelijks en rustigs, waartoe de blanke sneeuw en de stille grijze lucht, waarin traag de rook der hutten omhoogkringelt, het hare bijdragen en dat door den schilder met fijn gevoel weergeven is.

Door wolven achtervolgd. -

Heel anders ziet het er op ons tweede tafereel uit: hier zijn we ook bij winterdag op den weg, maar in vrij wat gevaarlijker gezelschap dan de zachtzinnige schaapjes. Het zijn wolven, die hier het landschap stoffeeren tot groot ongerief der reizigers.

Gelukkig dat wij in ons goede vaderland dergelijke avonturen alleen op een plaatje beleven. Bij ons jaagt de wolf alleen den kinderen schrik aan in het vertelseltje van Roodkapje en ook in het overige Europa zijn de dagen lang voorbij, dat hij een ware landplaag uitmaakte. Alleen in de Vogesen, in het verre oosten van het Russische rijk, een enkele maal ook in Hongarije en Wallachije verstout hij zich reizigers aan te vallen en toont zich dan even verwoed als gevaarlijk vooral in de laatstgenoemde landen, waar hij zich niet afzonderlijk, maar in heele groepen ophoudt.

Zulk een troep hongerige wolven is het, die het Wallachijsche zesspan op onze gravure tot razende vlucht aandrijft.

Het pakkende, met zeldzame natuurwaarheid weergegeven tafereel van den beroemden veldslagschilder professor Adolf Schreyer is een herinnering uit den Russisch-Turkschen oorlog van 1853 tot 55; want gedurende dien tijd bevond de kunstenaar zich in Wallachije, Hongarije en Zuid-Rusland, waar hij gelegenheid had, land en luiden te leeren kennen en Russische koeriers te ontmoeten. Hier schildert hij ons zulk een bode, die op zijn tocht door de eenzame streken der Moldau ongezocht kennis maakt met bewoners van het land, op wier ontmoeting hij wel niet bijzonder gesteld zal zijn.

Adolf Schreyer was juist de man om ons zulk een tafereel naar het leven te schilderen. In 1828 te Frankfort aan den Main geboren, waar hij een uitstekende opvoeding ontving,

[pagina 200]
[p. 200]

onderscheidde hij zich van jongsaf door een groote begaafdheid voor het teekenen, inzonderheid van dieren. Met voorliefde bestudeerde hij de vormen van het paard, bezocht tot dat doel verscheidene groote Duitsche stoeterijen en vormde zich tot kunstenaar aan de academiën van Dusseldorf en Munchen.

Na afloop van den Krimoorlog vergezelde hij den vorst van Thurn und Taxis naar Azië en Egypte en werd vervolgens door den keizer van Oostenrijk naar Weenen geroepen. In het jaar 1861 begaf Schreyer zich nogmaals naar Afrika om daar de Arabieren en hun paarden grondig te bestudeeren. Na zijn terugkeer vestigde hij zich te Parijs, waar hem een schitterend onthaal te beurt viel.

Zijn voornaamste schilderijen zijn: ‘de slag bij Waghaüsel,’ in het bezit van den groothertog van Mecklenburg, ‘de slag van Komorn,’ ‘een cavalerie-aanval,’ ‘de vorst van Thurn en Taxis, gewond bij Temesvar, den 9en Augustus 1849.’ Op de groote tentoonstelling van 1864 te Parijs was Schreyer door twee doeken vertegenwoordigd: ‘Arabieren op de jacht,’ en ‘Kozakken in den sneeuwstorm,’ waarvoor de kunstrechters hem eenstemmig de gouden medaille toekenden. Het laatstgenoemde stuk kocht keizer Napoleon. Reeds in het jaar 1863 verwierf Schreyer in België de groote gouden medaille en in 1864 de Leopoldsorde.

In 1865 en 67 viel hem te Parijs andermaal de groote gouden medaille ten deel, ongerekend nog de onderscheidingen, die hij te Weenen, Munchen, Sidney enz behaalde.

De werken van Adolf Schreyer worden niet alleen in Duitschland, Oostenrijk, Frankrijk, Engeland en België, maar ook in Amerika hoog geschat en verscheidene zijner stukken sieren daar de openbare galerijen. Ook de sultan Abdoel Azis behoorde tot zijn vereerders en bezat vijf van zijn stukken. Schreyer wordt geroemd als een kunstenaar van bijzondere energie, warmte, poëzie en dramatische kracht, en het tafereel, door onze gravure weergegeven, staaft dien roep ten volle.

Het gedenkteeken voor Mendelssohn te Leipzig. -

Duitschland, het beloofde land van toonkunstenaars en musici, gaat er groot op, een Mendelssohn Bartholdy tot zijn zonen te rekenen, en het is dan ook geenszins te verwonderen, dat reeds onmiddellijk na zijn overlijden een groot aantal vurige vereerders en bewonderaars van den genialen toonkunstenaar de handen ineensloegen, om een zijner waardig gedenkteeken op te richten. En waar zou dit monument van het erkentelijke Duitschland beter kunnen verrijzen dan te Leipzig, dat door Mendelssohn het middelpunt is geworden niet enkel van het muziekminnende Duitschland, maar van al wat in de beschaafde wereld aan muziek doet.

Felix Mendelssohn Bartholdy wist de beroemde Gewandhaus-concerten tot een hoogte op te voeren van kunstvaardigheid en meesterlijkheid, die jaren lang door geen enkele muziekschool in Duitschland of daarbuiten bereikt werd. Door zijn rusteloos scheppen op kunstgebied deed hij de faam van Leipzig's grootheid heinde en ver weerklinken, en schonk de oude Saksische stad een conservatorium, dat weldra alle andere had overvleugeld. Uit alle landen stroomden leerlingen en jonge musici naar Leipzig, om hier op de spoedig beroemd geworden muziekschool een degelijke en grondige muzikale vorming te ontvangen. Dit was voldoende, om het gevoel van levendige dankbaarheid, dat alle beminnaars der edele toonkunst bezielde, te nopen, zich in een tastbaar en blijvend huldeblijk te uiten. Zes en twintig jaren lang werden er in stilte bijdragen verzameld en gewerkt. Den 26en Mei van dit jaar werd het gedenkteeken van Mendelssohn plechtig onthuld. Onder de monumenten, die Leipzig tot dusver voor zijn groote mannen heeft opgericht, neemt het een eerste plaats in Het is als geheel zoowel als in alle onderdeden buitengewoon goed geslaagd en maakt een bevredigenden en weldadigen in druk.

Door den Leipziger beeldhouwer Werner Stein ontworpen en gemodelleerd, door Howald te Brunswijk uit lichtbruin brons gegoten, geeft het Mendelssohn in peinzende houding op een hoog voetstuk te zien; de rechterhand ligt rustend op een rijk versierden muzieklessenaar, terwijl een mantel in schilderachtige plooien over den linkerschouder naar rechts afvalt. De voorzijde van het voetstuk draagt den naam Felix Mendelssohn Bartholdy, de achterzijde de woorden: ‘De taal der tonen leert enkel wat edel is.’ Rechts en links zijn musiceerende engelen gezeten, van voren de muze der toonkunst.



illustratie
de dood van virginie, naar de schilderij van j. bertrand.


Het fraaie gedenkteeken verheft zich voor het hoofdportaal van het nieuwe Gewandhaus in de onmiddellijke nabijheid van het conservatoire, de plaats, waaraan de naam van Mendelssohn voor altijd ten innigste verbonden blijft.

De dood van Virginie. -

Menigeen onzer zal zich uit zijn schooljaren nog de roerende geschiedenis herinneren van Paul en Virginie, die langen tijd met den Télémaque van Fenélon het geliefkoosde Fransche leesboek was. Het mag betwijfeld worden of het sentimenteele verhaal van den dwependen achttiende-eeuwschen philosoof Bernardin de St. Pierre wel bijzonder bevorderlijk is voor de vorming van het karakter onzer knapen en meisjes; wij voor ons zouden aan den veel gezonder en flinker Robinson Crusoe verreweg de voorkeur geven. Maar dit is zeker, dat de lotgevallen van Paul en Virginie onze jeugdige verbeelding levendig boeiden en veel bijdroegen om ons de onaangenaamheden der Fransche les te verzoeten.

Niet zonder een gevoel van erkentelijkheid en sympathie zien wij dan ook de heldin van het verhaal hier terug. De schilderij van Bertrand stelt ons de arme Virginie voor, zooals zij na de schipbreuk aanlandde op de kust, waar haar moeder en vriendinnen en vooral haar Paul, de speelnoot harer kinderjaren, haar met zulk blij verlangen verbeidden na de lange scheiding. Helaas zij zouden het lieve kind niet meer weerzien dan in den toestand, waarin de schilder ze ons voorstelt op ons tafereel, geïnspireerd door de woorden van den schrijver: ‘Zij was half met zand bedekt, in de houding waarin wij haar hadden zien vergaan. Haar trekken waren niet merkbaar veranderd. Haar oogen waren gesloten; maar de kalmte lag nog op haar voorhoofd...’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken