Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9 (1892-1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (49.12 MB)

Scans (797.61 MB)

ebook (41.52 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9

(1892-1893)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Wetenswaardig Allerlei.

Een brievenbus voor zeevaarders. -

Aan de zuidspits van Afrika ligt op een punt, dat aan al de zeevarenden in die streken wel bekend is, een vaatje dat als brievenbus dienst doet. Voorbijvarende schepen nemen daar de voor hen bestemde brieven uit en leggen er de correspondenties, die zij verzenden willen, in. Die plek is door gewoonte en gebruik als het ware geheiligd, zoodat er geen vrees behoeft te bestaan, dat brieven door onbevoegden zullen worden weggehaald.

Ook in Europa, midden in beschaafde landen, heeft men dergelijke brievenbussen; bij gebrek aan andere gelegenheden worden daartoe gewoonlijk herbergen uitgekozen. Zoo is te Mannheim met goedvinden der postdirectie een gelegenheid tot het verleggen van brieven en telegrammen aan Rijnschippers gevestigd.

Welke beteekenis deze brievenpost op eigen gelegenheid voor het schippersvolk heeft, kan hieruit blijken, dat het aantal brieven, die in het jaar 1890 daar aangekomen en door schippers afgehaald waren, niet minder dan 7050 bedroeg. De Duitsche postdirectie toont hierdoor, hoe zij zich naar alle behoeften van het verkeer weet te voegen.

Vraatzucht van slakken. -

Deze eigenaardigheid bij deze weekdieren is niet te verwonderen, als men in aanmerking neemt, dat zij een voor haar omvang buiten alle verhouding groote menigte tanden hebben. De gewone tuinslak moet in 150 rijen 21.000 scherpe tanden en de groote nachtslak, die men dikwijls op paden in bosschen aantreft, er 26.000 hebben.

Ongevoeligheid voor pijn. -

Toen in het jaar 1562 de gezant van keizer Ferdinand, Busberg, op zijn terugreis van Constantinopel de toenmaals Turksche stad Buda aandeed, zond de pasja hem eenige soldaten en dienaars te gemoet om hem te verwelkomen. Deze laatsten maakten zijn opmerkzaamheid in hooge mate gaande. Want - zoo verhaalt hij zelf - op het onbedekte en kaalgeschoren hoofd hadden zij een lange inkeeping in de huid gemaakt en in deze wonde een heele hoop veeren gestoken. Hoewel ze dropen van het bloed, lieten ze geen pijn merken, maar reden, alsof ze krankzinnig waren, vroolijk en zingend verder.

Onmiddellijk voor Busberg liepen eenige soldaten te voet: een van hen had bloote armen en ze boven den elleboog met een mes doorboord, een ander had zich de heup zoodanig doorboord, dat hij er een knots insteken en ze als van een gordel kon laten afhangen. Een derde had op zijn schedel een hoefijzer met verscheidene spijkers vastgehecht. Dit was echter al lang geleden, zoodat de spijkers zoodanig met het vleesch waren samengegroeid, dat ze zich niet meer bewogen.

Zij vergezelden Busberg tot aan het paleis van den pasja, en toen deze zag, dat de oogen van den gezant nieuwsgierig op hen gericht bleven, vroeg hij, wat hij daarvan dacht. ‘Dit,’ zei Busberg, ‘dat wat zij met hun huid doen, ik niet graag met mijn jas zou doen.’

De pasja moest lachen en liet den gezant goedgeluimd weggaan.

De historische windmolen bij Potsdam. -

Eenigen tijd geleden deed in de Duitsche pers het bericht de ronde, dat de zoogenaamde ‘historische windmolen’ van Sans-Souci verkocht was en afgebroken zou worden. Dit is een dwaling. De Hollandsche molen van Sans-Souci kan in het geheel niet verkocht worden, want bij bevindt zich niet in het bezit van een particulier, maar werd reeds omtrent vijftig jaar geleden door koning Frederik Wilhelm IV met een niet ver daarvandaan staanden molen van de toenmalige bezitters door koop verkregen. Terwijl deze laatste werd afgebroken, bleef de Hollandsche molen behouden, omdat daaraan de bekende legende met Frederik den Groote verbonden was. Hier evenwel is de bekende spreekwijze: ‘Er zijn nog rechters te Berlijn’ niet op het gesprek, dat de groote koning met den molenaar moet

[pagina 296]
[p. 296]

gehad hebben, van toepassing. Misschien minder bekend dan de sage, die zich aan den molenaar van Sans-Souci en koning Frederik II vastknoopt, is, dat de eigenaar van den historischen molen hem aan koning Frederik Wilhelm III te koop aanbood, omdat hij zich door zijn geldelijke omstandigheden daartoe gedwongen zag Het antwoord des konings luidde, dat hij den molen niet mocht verkoopen, daar deze niet hem, maar de geschiedenis toebehoorde.

De koning ondersteunde nu jaarlijks den molenaar op deze wijze, dat hij hem een balans van zijn inkomsten en uitgaven moest voorleggen; de koning betaalde het verschil. De historische molen maakte evenwel slechte zaken; hij kon niet met de andere molens concurreeren, hoewel deze geen subsidie kregen, en de koning moest hoe langer hoe meer bijpassen, soms zelfs 700 thaler.

Toen koning Frederik Willem III stierf, werd het den molenaar bang om het hart. Hij had geen schriftelijke toezegging van de jaarlijksche subsidie. Niet zonder vrees naderde hij dus in den herfst van het jaar 1840 den nieuwen vorst met een brood van het eerste graan van het jaar, een formaliteit, die de molenaar jaarlijks ten opzichte van koning Frederik Wilhelm III was nagekomen. De molenaar lei daarbij zwijgend zijn rekening over en den volgenden morgen ontving hij het geld. De koning gaf den molenaar de verzekering, dat voorloopig tusschen hen alles, zoo blijven zou, als het ten tijde van zijn vader geweest was. De molen van Sans-Souci zou even lang bestaan als het slot te Sans-Souci. Sedert 1858 word de molen, nadat de bezitter het tijdelijke met het eeuwige verwisseld had, en hij door aankoop in het bezit van Frederik Wilhelm IV was gekomen, niet meer tot malen gebruikt. Den 3n Februari 1867 werden zijn vier wieken door een storm afgeslagen, zoodat ze nu geheel nieuw moesten aangebracht worden.



illustratie
Jesus wordt in het graf gelegd, naar de schilderij van Rafael.


Blauwe oogen en groote mannen. -

Volgens een optisch tijdschrift zouden bijna alle groote mannen in vroeger en later tijd blauwe oogen gehad hebben. Socrates, Shakespeare, Locke, Bacon, Milton, Göthe, Franklin, Napoleon en zooveel andere beroemdheden hadden blauwe oogen. Ook verschillende groote mannen van onzen tijd, als Gladstone, Bismarck, Virchow enz. hebben oogen van dezelfde kleur, alsmede alle presidenten der Vereenigde Staten, met Washington te beginnen. Alleen de onlangs afgetreden president Harrison was hierop een uitzondering. Zou Grover Cleveland misschien aan zijn blauwe oogen de overwinning hebben te danken gehad?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken