Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10 (1893-1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (47.07 MB)

Scans (770.13 MB)

ebook (40.56 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10

(1893-1894)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Om een Paraplu.

I.

Daar zaten ze nu, allebei met een gezicht als een oorwurm, de jonggehuwden, die nog wel op de huwelijksreis waren, als wanneer het zeker geen tijd is om zure gezichten te zetten. Geen van beiden sprak een woord, en zij vooral hield de lippen opeengeklemd als had zij gezworen dat er nooit weer geluid uit haar mond zou komen. Ver achterover geleund in haar stoel, scheen zij onverschillig voor al wat er rondom haar voorviel, en haar voetje tikte maar gedurig in zenuwachtige beweging op den vloer. Hij, blijkbaar, door dat getik geërgerd, had een krant genomen, die hij het onderst boven hield, ofschoon hij er met groote aandacht in scheen te lezen.

En waarom was het jonge vrouwtje nu zoo schrikkelijk uit haar humeur?

Over zijn paraplu, die hij uitgeleend had!... Was dat nu de moeite waard?... Voor de tiende maal haalde hij bij zich zelven de heele historie op: ze waren door een verschrikkelijke stortbui overvallen; daarop was zij een kerk binnengegaan; hij was in het portaal blijven staan om te zien of het weer niet zou opklaren. Daar had hij een oude dame getroffen, die zich hard beklaagde:

‘Wel wel, wat tref ik dat onplezierig! Als er nog maar een rijtuig voorbijkwam, maar die zie je in dit gedeelte van de stad niet. Ik heb geen paraplu bij me! Wat spijt me dat! Ik kom stellig te laat!’

Met een glimlachje had hij die ontboezeming aangehoord. Hij vond het vermakelijk, die oude tante daar te zien stampvoeten van ongeduld. Ze kreeg een kleur van ergernis en ongerustheid.

‘Ja, ik kan hier onmogelijk blijven wachten. Ik zal er in vredesnaam maar door moeten. Als ik maar een paraplu had!...’

‘Mag ik u misschien de mijne aanbieden, mevrouw?’ had hij gevraagd. Dadelijk had zij met een vriendelijk lachje de hand uitgestoken.

‘Maar u dan, mijnheer? Wat zal u dan aanvangen?’

‘O, ik, mevrouw, heb zoo'n haast niet; ik kan wachten tot de bui over is. Mijn vrouw is daarbij in de kerk; ze heeft een paraplu bij zich en daar kunnen we met ons beiden wel onder.’

‘Nu dan asjeblieft, mijnheer, want ik heb geen minuut meer te verliezen. Waar kan ik ze terug laten bezorgen?’

Hij had haar zijn kaartje overhandigd, na eerst onder zijn naam, Frank Nilse, geschreven te hebben, Hotel Doelen.

Daarop was de oude dame weggedribbeld, terwijl hij bij zich zelf de opmerking maakte, dat ze niet alleen bar leelijk was, maar ook nog een bult had.

‘Als ze me de paraplu maar laat terugbrengen!’ had hij bij zich zelven gezegd, en voelde al spijt over zijn edelmoedigheid.

Die paraplu toch was maar niet de eerste de beste. Het was het eerste geschenk, dat hij indertijd van Bertha gekregen had. Wat had hij een schik in haar gehad, toen ze samen die paraplu waren gaan koopen! Zij wilde ze absoluut groot hebben, daar dat te pas kan komen om met tweeën onder te loopen; maar ze mocht toch ook weer niet te groot zijn, omdat ze anders te plomp werd. Verder moest ze liefst groen wezen, dat was goed voor de oogen, waar Frank een beetje zwak op was. Er moest een lange stok aan zijn, dat was makkelijk bij het wandelen, en als ze opgerold was, moest ze zoo dun mogelijk zijn om als wandelstok te kunnen dienen. Kortom, ze had in die paraplu zooveel hoedanigheden vereenigd gewenscht, dat de koopman daarin aanleiding gevonden had om het driedubbele van den prijs te vragen, dien ze waard was. En dit met zorg gekozen, dit kostbare voorwerp had hij zoo maar aan de eerste de beste juffrouw meegegeven! Hij vond nu zelf dat hij heel dom gedaan had, maar hij zou er nog erger spijt van hebben. Bertha was uit de kerk gekomen.

‘Nu regent het haast niet meer, Frank,’ had ze gezegd. ‘We kunnen er nu wel door.’

‘Neen, laten we nog een oogenblikje wachten,’ had hij geantwoord, ‘die motregen dringt zoo door en maakt je zoo huiverig.’

Maar zij had geen zin om in het portaal te blijven staan en dreef graag haar zin door.

‘Neen, ik dank je om nog langer te wachten. Steek je paraplu maar op.’

‘Ja, zie je, ik heb mijn paraplu niet meer, ik heb ze aan een dame uitgeleend.’

‘Wat! die mooie paraplu, die je van mij cadeau hebt gehad!... Zoo!....’

‘Ja, aan een oude dame, die erg in de war zat.’

‘Aan een oude dame!... Ik moet zeggen dat is goed gevonden. In ieder geval moet je ze zeker al lang kennen, dat je haar zoo maar je paraplu meegeeft... kom maar mee!’

Dat was nu de heele geschiedenis. Frank had zijn vrouwtje den arm gepresenteerd; maar zij, de eene hand in haar mof stekende en met de andere haar paraplu ophoudende, liep een heel eind van hem af en liet hem kalmpjes natregenen. Gelukkig waren ze niet ver van hun hotel, waar zij zonder spreken naar hun kamer waren gegaan En daar zaten ze nu al een goed half uur, zonder dat zij zich gewaardigde hem zelfs maar aan te kijken.

II.

Onverschillig had zij haar hoed afgezet en haar handschoenen uitgetrokken, haar mantel over een meubel geworpen en zich in een armstoel laten vallen, alles met het gezicht van een schromelijk veronachtzaamde en miskende vrouw.

Hij had eerst al de snuisterijen van den schoorsteenmantel één voor één in de hand genomen en bekeken, daarop een sigaar aangestoken, die hij weer had laten uitgaan, en eindelijk een krant genomen, die hij toch niet las.

Wat een mal figuur maakte hij, en dat voor zoo'n nietigheid! Als ze toch maar met dat vervelende tikken van haar voet ophield; want dat was om tureluursch te worden. Honderdmaal wilde hij probeeren iets te zeggen, maar het was of hij geen woorden kon vinden. Hij wist niet wat in te brengen tegen dien eersten aanval van jaloezie, waarop hij haar betrapte.

Want het was niets dan jaloezie, wat haar zoo nijdig maakte. Zijn paraplu!... zijn paraplu uitleenen aan een dame!... Neen maar, dat was zeker afgesproken werk: een oude kennis van vroeger... Wie weet hoe zij samen achter haar rug den gek met haar gestoken hadden, terwijl zij zoo geduldig in de kerk zat te wachten! Maar het was goed: ze zou een oog in 't zeil houden; ze zou gauw zekerheid hebben, en dan was het uit ook, voorgoed uit; 't kon haar niet schelen wat er van kwam.

En dat acht dagen nadat ze getrouwd waren! Wat was dat een korte vreugd geweest! Och, och, er was toch geen bestendig geluk hier op aarde; het leven was een aaneenschakeling van teleurstellingen.

In haar jonge verbeelding zag ze haar levensgeluk, dat zich een oogenblik van te voren nog zoo verzekerd liet aanzien, ineens voor altijd verwoest.

Frank zag zijn vrouwtje ter sluik aan. Ze was wel lief, heel lief, met haar pruilend gezichtje; maar een rimpeltje, dat tusschen haar fijne wenkbrauwen zichtbaar werd, bracht hem toch aan het nadenken; was dat nu dat lieve schepseltje, met dat prettige humeur, waar ieder den mond vol van had? Daar zat ze nu en maakte zich nijdig zonder eigenlijk te weten waarom. Ze was jaloersch en dat om niets. Een prettig vooruitzicht voor hem, zijn leven lang met een jaloersche vrouw te moeten tobben.

Toch kon hij niet nalaten, haar met welgevallen te beschouwen, want hij hield innig veel van haar en zelfs haar booze bui maakte haar nog beminnelijker in zijn oogen.

Honderd herinneringen kwamen hem voor den geest, van het oogenblik af, waarop hij voor het eerst met alle plechtigheid aan haar was voorgesteld tot op den dag dat hij haar voor het eerst had gekust. Neen, hij kon haar zoo niet laten pruilen; daar moest een eind aan komen, en zijn sigaar, waarop hij nu al een half uur gesabbeld had, weggooiende, zei hij, terwijl hij op haar, toetredend aan zijn stem de zachtst mogelijke buiging gaf:

‘Ben je kwaad, Louise?’

‘Ik? kwaad?... o neen, volstrekt niet!’

Ze zei dit droogweg op een heel koelen toon, terwijl ze haar groote oogen opsloeg, en liet er aanstonds op volgen:

‘Ga asjeblieft een beetje op zij. Je staat vlak voor het raam; ik kan niet naar buiten zien.’

Maar Frank bleef staan. Zou hij zich door haar booze bui laten afschrikken en haar het plezier laten van op haar gemak naar buiten te kijken, zooals zijn eerste opwelling was, in zijn ergernis over de ontdekking, dat Louise ook slecht gehumeurd kon zijn? Neen, dat was hem onmogelijk. Haar voetje hield eindelijk op met tikken; dat gaf hem moed.

‘Maar, Louise, luister dan toch eens. Kijk me toch zoo leelijk niet aan. Je weet immers dat ik veel van je hou...’

‘O zeker: er zijn er wel meer, waar je veel van houdt en ze schijnen van jou ook te houden,’ riep Louise, zich plotseling in haar stoel achterover werpend, ter prooi aan een hevigen aanval van vertwijfeling.

‘Lieve, beste Louise, spreek toch: zeg wat je op 't hart hebt. Ik hoor liever het ergste dan dat ik zoo in onzekerheid moet blijven. Waar beschuldig je mij van?’

Hij had zich op een laag stoeltje aan haar voeten laten neerzinken en zag haar teeder aan.

‘Waar ik je van beschuldig? Dat zal ik je gauw zeggen, maar je moet er aanstonds bij weten dat het me voor de rest totaal onver-

[pagina 31]
[p. 31]

schillig is, wat je voortaan doet of laat. Je had een afspraak met die juffrouw in het portaal van de kerk, en je hebt me met opzet hierheen gebracht om haar te kunnen ontmoeten. Waarom heb je ze niet getrouwd, als je nog zooveel van haar hield? Waarom heb je mij van mijn familie, van al mijn vrienden en kennissen weggehaald, en ver het buitenland in gesleept voor die huwelijksreis, waarvan je mij zooveel plezier voorstelde? Als ik nog bij mijn ouders thuis was, dan vond ik steun in dit verschrikkelijk oogenblik; maar ik ben alleen, alleen in dit vreemde hotel, van allen verlaten! O het is om het te besterven! 't Is vreeselijk! Neen, dat vergeef ik je nooit.... Alles is uit tusschen ons.’

Een stroom van tranen ontsprong aan haar groote blauwe oogen en overdekte haar aardig gezichtje Frank was buiten zich zelven: nooit had hij zooveel van haar gehouden als op dit oogenblik.

‘Ik zou een mispunt, een ellendeling zijn, als ik dat gedaan had,’ riep hij uit. ‘Louise, hoor eens, je kwaaddenkendheid verblindt je. Je weet toch dat ik meer van je houd dan van alles op de wereld. Had je mij gelegenheid gegeven, je behoorlijk het geval uit te leggen, dan hadden wij die kibbelarij niet gehad.’

‘Die kibbelarij!... Ja wel, die kibbelarij..... Die vind ik goed!’ zei Louise op ironischen toon, terwijl ze half stikte van woede.

‘Zeker, die kibbelarij, want meer is het niet, en dat zal ik je onmiddellijk bewijzen. Ik wachtte net als jij dat de regen zou ophouden, toen...’

‘Och, ik geloof toch niets van die heele geschiedenis; je hoelt ze dus niet weer opnieuw te verzinnen. Ik ken dat vertelseltje al lang van die oude vrouw in het kerkportaal... een oude vrouw, ja, je zou je wat om een oude vrouw bekommerd hebben!... Je zou ze je paraplu gegeven hebben, als het een oud leelijk wijf was geweest!’

‘Ze had een bult, lieveling, een bult, zeg ik je!’ riep hij uit in een uitstorting van openhartigheid, die vermakelijk was om aan te hooren.

In zijn hart wenschte hij de oude gebochelde tante, zijn paraplu en zijn ondoordachte gedienstigheid naar alle duivels: hoe zou hij bij slot van rekening zijn vrouw overtuigen als de paraplu niet bijvoorbeeld met een toelichtend briefje werd teruggestuurd!

‘Zou het nu al uit zijn met mijn huwelijksgeluk?’ dacht hij bij zich zelven. ‘Wat is alles op de wereld toch kort van duur!’

‘Een bult! zoo! nu een bult ook,’ riep Louise. ‘Waarom maak je ze niet in eens mank en scheel er bij? Dat was nog mooier....’

Een bescheiden tikje op de deur brak haar uitval af. Frank, die opgestaan was, ging open maken.

‘Compliment van mevrouw de douairière van Bunckersheim en hier is een brief met een pakje voor mijnheer. De bediende wacht beneden op antwoord.’

III.

Daar was nu de paraplu, de onschuldige oorzaak van zooveel echtelijken twist, zorg vuldig in een blauw papier gewikkeld; er was een briefje bij van de oude douairière, dat luidde als volgt:

‘Geachte Heer,
‘Ik kan u niet genoeg danken voor den dienst, dien u mij bewezen heeft door mij uw paraplu te leenen. Zonder u zou ik stellig te laat zijn gekomen op een maandelijksche bijeenkomst van een liefdadigheidsvereeniging, waarvan ik, om mijn hooge jaren, de eer heb presidente te zijn.
Ik wenschte u gaarne mondeling daarvoor te bedanken. Zou u zoo vriendelijk willen zijn met mevrouw van middag bij mij te komen dineeren? Ik ben te oud om op het oogenblik nog uit te gaan, en ik zou graag mevrouw uw echtgenoote mijn compliment maken over haar man, die zich zoo beleefd tegenover mij getoond heeft.
In afwachting
Mevrouw de Douairière Van Bunckersheim.’

Frank had het briefje hardop gelezen, niet zonder ter sluik een oogslag te werpen op zijn vrouw, om de uitwerking daarvan op haar gezicht te lezen. Zij bloosde en sloeg de oogen neer.

‘Voor je penitentie,’ zei ze glimlachend, ‘antwoord je aan de douairière dat wij haar uitnoodiging aannemen.’

Toen de bediende de deur achter zich had dichtgetrokken, wilde zij nog verontschuldigingen maken, maar Frank sloot haar in zijn armen en sneed al haar woorden af door een hartelijken kus.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken