Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10 (1893-1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (47.07 MB)

Scans (770.13 MB)

ebook (40.56 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10

(1893-1894)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 57]
[p. 57]

[Nummer 8]

Rolduc.
(Slot).

Na de vorige maal in korte trekken de eeuwenlange geschiedenis der merkwaardige plek te hebben verhaald, willen we thans, met behulp der doorwrochte monographie van den eerw. heer Corten, een beknopte beschrijving geven van de aloude abdijkerk met haar beroemde crypte of krocht

De bouw werd, zooals wij reeds weten, in het begin der twaalfdeeeuw door Ailbertus ondernomen, en daar de bouwheer uit Doornik kwam, is het heel natuurlijk dat zijn schepping groote overeenkomst vertoont met de vermaarde Doorniksche kathedraal Evenals deze is de kerk van Rolduc gebouwd in den Romaanschen stijl van het tijdvak, terwijl de Lombardo-Byzantijnsche kapiteelen, de op dezelfde wijze versierde schacht der zuilen en de opmerkelijke kolommen der crypte met fantastische monsters tot voetstuk, duidelijk den gemeenschappelijken oorsprong verraden.

De crypte telt drie gelijkeschepen en vormt den onderbouw van het oorspronkelijk in trifolium opgetrokken priesterkoor der kerk. Zestien zuilen, uit één stuk, en vier en twintig pilasters dragen de gekruiste tongewelven, in Romaanschen stijl. Al de kapiteelen zijn verschillend van teekening. Een er van stelt een naakt, in loofwerk gestrengeld mensch voor, de armen naar de hoeken uitgestrekt, waar grimmige dieren hem aanvallen. Een ander draagt een voorthollend ros eveneens door loofwerk omstrengeld; beide afbeeldingen zijn zeker symbolen van den mensch, die, door de driften misleid, tot de zonde wordt meegesleept.

Dertien rondboog vensters, (althans in den oorspronkelijken bouw) verspreiden in de krocht een geheimzinnig licht. Let men er op dat het middelvenster boven het altaar grooter is en rijker versierd dan de overige, dan mag men ook hier een symbolische gedachte bij den stichter veronderstellen: Jesus Christus te midden der twaalf Apostelen.



illustratie
rolduc, naar een photographie van 1892.


De zestiende eeuw was noodlottig voor het kunstgewrocht van Ailbertus. Toen het koor der bovenkerk, in 1130 op de grondsiagen der crypte gebouwd, hetzij door den invloed der eeuwen hetzij (en dit is wel meer waarschijnlijk) door het vuur des oorlogs vernietigd was,

[pagina 58]
[p. 58]

bouwde men, (wet jammer!) een pseudo-Gothisch koor aan de Romaansche kerk. Zoodoende werd niet alleen de bovenkerk misvormd, haar harmonische eenheid verbroken, maar ook de crypte verminkt, doordien de grondslagen van het nieuwe koor de helft van het linker en rechter halfrond van het trifolium afsneden.

Zoo werd de schoonste crypte der Nederlanden in den grond bedorven, en wegens het wegnemen van de zes vensters der zijabsiden in somber schemerlicht gehuld. Hoe vurig en hoe aanhoudend het verlangen was om het heiligdom in zijn oorspronkelijke schoonheid te herstellen, men zag geen kans zulk een grootsch werk tot stand te brengen.

Het in 1893 te vieren jubelfeest van het vijftigjarig bestaan van Rolduc als seminarie van Roermond bracht redding.

Dank aan het initiatief en aan de hooge bescherming van Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid Monseigneur Franciscus Boermans, bisschop van Roermond, dank aan de milde bijdragen der oud-studenlen van Rolduc en aan de edelmoedige medewerking der provincie, heeft men het groote werk van den herbouw van het priesterkoor, en als noodzakelijk gevolg van zijn onderbouw, de crypte, ondernomen en reeds bijna tot stand gebracht.

De herbouw der crypte is voleind! De eerbiedwaardige eeuwenoude krocht is wonderschoon!

Was reeds voor den herbouw haar indruk zoo overweldigend en trof ze den kunstenaar door haar edele, fraaie vormen, hoe klimt de bewondering en de geestdrift, nu het heele klaverblad zich ontvouwt en door zijn negen vensters het licht straalt, geheimzinnig nog, maar voldoende om de drie zuilenrijen met haar rijk bewerkte voetstukken en kapiteelen ten volle te doen waardeeren!

Waarlijk, Ailbertus was een meester in de kunst.

Het overheerlijk monument wacht nog slechts op de noodige versiering: op de steenen, met de crypte volmaakt overeenstemmende zijaltaren; op de gekleurde vensters, die ons de voorstelling zullen bieden van het geheim der Boodschap des Engels, het titelfeest der crypte en der bovenkerk; de voorstelling ook van het zoo bekende feit uit de geschiedenis van den heiligen Norbertus. Toen namelijk de heilige op de nu nog bestaande altaartafel van het hoogaltaar der krocht het heilig misoffer opdroeg, viel na de consecratie een spin in den kelk; uit eerbied voor Jesus in het allerheiligste Sacrament nuttigde de heilige met het heilig Bloed het insect, en terwijl hij, na de mis aan den voet van het altaar knielde om zijn dankzegging te verrichten en zich tot den dood voor te bereiden, in de meening dat deze dieren doodelijk vergif bevatten, gaf hij de spin levend bij het niezen terug. Ook de heilige Gerlacus zal er niet ontbreken, hij, de adellijke boeteling der twaalfde eeuw, die na zijn bekeering, zijn leven te Houthem doorbracht, wonend in den uitgeholden eik, en elke week te Rolduc bij den abt Erpo zijn biecht kwam spreken, noch de heilige Lucia, de onverschrokken martelares, wier reliquieën in de crypte op den dag der wijding in het hoofdaltaar werden ingelegd, de machtige patrones tegen brand en ziekten, die er gedurende de middeleeuwen, onder grooten toevloed des volks, aangeroepen en vereerd werd.

Ook mag de polychrome versiering der kruisgewelven niet achterwege blijven, daar deze immers duidelijk bij den herbouw in de linkerabsis te voorschijn trad, noch een mozaïekvloer, zooals men hem aantreft in de Romaansche kapel van het Rijksinuseum.

Had Ailbertus de crypte gebouwd, zijn opvolgers trokken daarboven de kerk op.

In het jaar 1130 werd de eerste hand gelegd aan dit monument, dat in waardigheid en zuiverheid van vormen met de schoonste kerken van dien bouwtrant aan den Rijn kan wedijveren. Men bouwde in dat jaar het priesterkoor in trifolium op den grondslag der crypte, en later achtereenvolgens, met tusschenruimte van vele jaren, de verschillende vakken van hoofd en zijbeuken der kerk; zij werd pas voltooid in 1200, en datzelfde jaar ingewijd door Philippus, bisschop van Ratzeburg.

De kerk, als basilica gebouwd, vormt een parallelogram, bekroond met een absis in klaverblad. Deze, wegens haar symbolische beteekenis zeer opmerkenswaardige vorm, is uiterst zeldzaam; hij verzinnebeeldt het leerstuk der H. Drievuldigheid, en des te treffender wordt deze voorstelling als wij bedenken, dat de Annalen den genialen stichter Ailbertus noemen: sanctissimae Trinitatis cultor eximius, een uitstekend vereerder der heilige Drievuldigheid.

Tusschen den narth ex (die oorspronkelijk in vorm veel overeenkomst had met dien der Romaansche kerken van Maastricht, maar in den loop der eeuwen veel veranderingen heeft ondergaan) en den kruisbeuk, strekt zich de kerk op een breede plint naar het Oosten in vier gelijke, vierkante vakken uit.



illustratie
de crypte van rolduc.


De wijd gerekte kruisgewelven rusten op zware vierkante pijlers, afwisselend met pilasters, die de graat- en gordelbogen dragen. Naar den kant der zijbeuken verheffen zich ronde, half in het metselwerk ingelaten zuilen, die aan den overkant in den muur der zijbeuken herhaald, de bogen der zijgewelven dragen. De voet- en kroonstukken dezer halve zuilen zijn hoogst opmerkenswaardig; eenige der voetstukken zijn bekapt in den vorm van fantastische monsters, symbolen der ketterijen, die door de Kerk overwonnen werden.

Om tegensteun te geven aan de zware gewelven der vier vakken in den hoofdbeuk, heeft de bouwmeester de zijbeuken afwisselend gebouwd met verhoogde tongewelven, die van den eenen pilaar tot den anderen gaan, en met lagere kruisgewelven, die rustend op een tusschengeplaatste kolom, door deze in twee gelijke vierkanten verdeeld zijn.

Zoo komt het tongewelf, dat zich op de gordelbogen der zijbeuken verheft, de geboorte der gewelven van den middelbeuk ondersteunen en ontvangt deze middelbeuk het licht èn uit de vensters, die in den muur van den hoofdbeuk boven de zijdaken geplaatst zijn, èn van den verhoogden muur der zijbeuk, waar het hooge tongewelf ruimte geeft voor twee grootere vensters, bekroond met een roosvenster van twee meter doorsnede.

Deze zeldzame bouwwijze is niet alleen doelmatig, omdat ze aan de gewelven krachtigen tegensteun verleent, maar zij geeft tevens aan het in- en uitwendige van het gebouw een heel eigenaardige en rijke afwisseling, die veel tot de schoonheid van het monument bijdraagt; van buiten, de drie kruisbeuken met hun door rondbogenfries omkranste gevels en hun drie vensters - het getal drie komt steeds terug in de kerk van Ailbertus: - van binnen, de beurtelings hoogere en lagere gewelven, bogen en zuilen, 't vormt alles in die verscheidenheid een zóó harmonisch geheel, dat wij niet kunnen nalaten, onze bewondering uit te drukken voor het genie van den stichter, vooral echter onze dankbaarheid jegens God, die in den alles vernielenden stroom der eeuwen dit heiligdom onzer vaderen bewaard heeft.

Bewaard, o ja, maar niet gespaard. Vreeselijke stormen zijn over het gebouw heengevaren.

Bij het jaar 1516 bemerkt de Annalist, dat de klooster- en kerkgebouwen vervallen of door brand vernield waren. Is in die algemeene ruïne ook het priesterkoor begrepen?

Het schijnt zoo; althans wij vinden er in verdere jaren geen gewag meer van gemaakt, totdat bij 't jaar 1558 de schrijver aanteekent, dat de abt Leonard Dammerscheid het nieuwe koor bouwt, het slecht Gothisch koor, dat met de kerk tevens de crypte heeft ontsierd en bedorven.

In den vreeselijken godsdienstoorlog der zestiende eeuw moest de kerk jammerlijk de getrouwheid der abten aan de oude leer misgelden: in de jaren 1568, 1574 en 1580 werd zij door de woeste legerbenden van Willem en Lodewijk van Naussau op deerniswekkende wijze geplunderd en door den brandfakkel geteisterd. In laatstgenoemd jaar ging de baldadigheid van een troep soldaten zoo ver, dat zij een reusachtigen stapel stroobossen in brand staken, zoodat de gewelven der St. Annakapel (tegenwoordig de kapel van Onze Lieve Vrouw) door de felle hitte nederstortten. De sporen van dezen brand zijn nog heden zichtbaar en nog is in deze kapel het gewelf van hout, niet van steen, zooals in het overige der kerk, gebouwd.

Nieuwe eeuwen brachten nieuwe vijanden. De zoogenaamde Renaissance verving in haar afschrik van alle Romaansche en Gothische vormen de Romaansche vensters van den kruisbeuk door een ruw en plomp muurwerk en onhebbelijke moderne vensters, voerde een der kruisgangen van de abdij door het Noordertransept en verschool achter belendende gebouwen de heele noordfaçade der kerk.

Bij het jaar 1690 teekent de schrijver der Annalen aan, als ware het een heuglijke gebeurtenis: ‘dit jaar is de heele kerk gewit’!!

De Fransche omwenteling zette de kroon op het vernielingswerk: de priesters moesten vluchten uit het heiligdom; de kostbaarheden des tempels werden verdeeld en naar de naburige parochiën overgebracht; en terwijl Rolduc eenzaam en verlaten treurde over zijn kinderen, heerschte de gruwel der verwoesting in de heilige plaats: de kerk werd gebruikt tot paardenstal!

God waakte echter over Ailbertus' heiligdom.

Terwijl al de rijke bezittingen der abdij in den maalstroom der beroerte verloren gingen, bleef het huis en de kerk, dank aan de teedere liefde der laatste kloosterpriesters, gespaard. In het jaar 1831 nam Mgr. van Bommel, bisschop van Luik, het gebouw over als klein seminarie voor zijn diocees, en stond het in 1843 af aan Mgr. Paredis, bisschop van Roermond.

Nu sloeg eindelijk, na drie lange eeuwen van tegenspoed, het verrijzenisuur voor het dierbare monument.

Onder Gods zichtbaren zegen en tegen alle menschelijke berekening in, vermocht het Bestuur van het Seminarie reeds in 1853 de hand te leggen aan de restauratie van kerk en krocht: de beschadigde gewelven werden geankerd, de gebroken zuilen hernieuwd, de vensters en vensterbogen herbouwd, het lijkkleed van kalk

[pagina 59]
[p. 59]

van den heerlijken steen afgenomen, nieuwe beelden en nieuwe altaren geplaatst, een prachtig orgel op een schoon en met den stijl overeenkomstig (maar geheel misplaatst!) oksaal opgericht, kortom langzaam, maar veilig verrees onder de leidende hand van Dr. Cuypers het middeleeuwsch gebouw in zijn edele en strenge schoonheid.

Veel was gedaan; maar nog stond het heilig der heiligen ontsierd en vervallen!

Gode zij dank! Ook over deze moeilijkheid heeft de liefde voor Rolduc en zijn heiligdom gezegevierd! Ook het priesterkoor is thans voltooid.

Wie nu Rolduc bezoekt, ziet het Romaansche koor zich eenvoudig en streng, schoon toch en edel in den vorm van een klaverblad verheffen en zich harmonisch bij het overige van den kerkbouw aansluiten.

Is de kerk van Rolduc allermerkwaardigst als bouwgewrocht, zij is ook belangrijk als historisch monument, daar zij de graven bevat van de roemrijke hertogen van Limburg, de stamvaders van ons koninklijk huis. In het midden der kerk rusten de stoffelijke overblijfselen van hertog Walram III, zeer diep begraven onder een graftombe, die door de beeldstormers beschadigd, in 1687 hersteld werd in haar tegenwoordigen vorm. Zij bestaat uit een hardsteenen praalzerk, waarin een levensgroot beeld den hertog voorstelt in liggende houding en met stalen wapenrusting bekleed. De tegenwoordige sarcophaag ligt even onder den vloer en is met koperen traliewerk overdekt.

Verder liggen in de kerk van Rolduc begraven Jutta van Gelder, gemalin van Walram II; Hendrik II met zijn gemalin Machteld van Saphenberg en Hendrik III, vader van Walram III. Door deze hertogen, die in de geschiedenis een roemrijke rol hebben gespeeld, stamt onze jeugdige koningin Wilhelmina af van Karel den Groote, zooals blijkt uit den geslachtsboom, door Mgr. Everts wijlen Z.M. koning Willem III bij zijn zilveren kroningsfeest in 1874 aangeboden.

De rijke kunstschatten aan altaren, beelden en sieraden, waarmee de kerk in de middeleeuwen prijkte, zijn helaas alle vernield en te loor gegaan; maar de liefde van het tegenwoordige geslacht heeft dit zooveel mogelijk vergoed door het heiligdom met nieuwe sieraden te verrijken. Reeds verrezen er de altaren van het Heilig Hart, van de H. Maagd, van den H. Jozef en den H. Aloysius. In een prachtig reliquiarium van verguld koperen filigraan werk rust er het corpus sanctum der heilige martelares Daphne, dat reeds in het jaar 1847 uit de catacomben van Praetextatus genomen, door prins Rospigliosi Rolduc in bewaring werd gegeven. Op de hooge feestdagen ziet men er den priester met zijn bedienaren uit gedost in rijke gewaden, waarop de beelden der heiligen, die te Rolduc bijzonder worden vereerd, in keurig borduurwerk schitteren en hoort men er langs de grijze gewelven de machtige tonen weergalmen van een orgel, dat met de schoonste van het land kan wedijveren.

Kortom, de kerk van Rolduc is weer bijna geheel in haar ouden luister hersteld, en wat er nog aan ontbreken mocht zal stellig in verloop van jaren door de vrijgevigheid harer belangstellende vrienden wel worden aangevuld. De herstelling der monumenten van het vroom en kunstrijk verleden is aan niemand beter toevertrouwd dan den godsdienstzin en de kunstliefde van het katholieke Nederland.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken