Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10 (1893-1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (47.07 MB)

Scans (770.13 MB)

ebook (40.56 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10

(1893-1894)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De H. Philippus Nerius.

De H. Philippus Nerius, wiens feestdag den 26en Mei wordt gevierd, is vooral een toonbeeld van priesterlijken ijver voor het heil der zielen. Zijn leven was een gestadige toewijding aan de eere Gods en een onafgebroken streven om zielen te winnen voor den hemel.

In 1515 te Florence als de zoon van aanzienlijke ouders geboren, onderscheidde hij zich reeds in zijn prilste jeugd door een bewonderenswaardige zachtaardigheid en een groote liefde tot het gebed. Als elfjarig knaapje vond hij geen grooter genoegen dan neer te knielen in het huis Gods.

Nadat hij zijn eerste studiën had voltooid, zonden zijn ouders hem op achttienjarigen leeftijd naar een zijner ooms, een rijk koopman, die bij den Monte Cassino woonde. Deze bestemde den jonkman tot erfgenaam van al zijn bezittingen, maar Philippus, die de gevaren van een wereldsch en weelderig leven vreesde, onttrok zich aan die buitengewone fortuin, verliet het huis van zijn oom en vestigde zich in 1533 te Rome, waar hij de opvoeding der kinderen van een Florentijnsch edelman op zich nam. Met de grootste zorg wijdde hij zich aan die taak, maar werkte met niet minder ijver aan zijn eigen vorming en volmaking. Hij bestudeerde de wijsbegeerte en godgeleerdheid en legde zich, na die studiën voltooid te hebben, ook op de kennis der H. Schrift en der H. Vaders toe, terwijl hij bovendien nog tijd vond om geregeld de verschillende kerken en heiligdommen van Rome te bezoeken.

Hij was dan ook hoogst spaarzaam met zijn tijd; nooit liet hij zich in met nuttelooze gesprekken of ijdel verkeer en gunde zich maar een enkelen soberen maaltijd per dag. Zijn versterving strekte zich uit tot de onschuldigste zaken. ‘Het is noodig,’ zeide hij, ‘zich te versterven tot zelfs in dingen, die maar beuzelingen schijnen; want daardoor leert men zichzelven overwinnen in het groote.’ Uit liefde tot de armoede, had hij, bij het aanvaarden zijner betrekking, alle toelage van zijn ouders geweigerd; hij stelde zich tevreden met een armzalig vertrek, waarin men niets zag dan een schamele legerstede en wat boeken. Zijn eenige uitspanning was, de zieken te bezoeken in de hospitalen.

Weldra begon hij de aandacht te trekken niet alleen door zijn stichtelijk leven, maar ook door zijn uitgebreide kennis. Verschillende geleerden kwamen hem raadplegen, en zoo erkent de beroemde kardinaal Baronius dat Philippus hem grootelijks van dienst was bij het samenstellen van zijn omvangrijk werk over de geschiedenis der Kerk.

De vurige begeerte om zich geheel aan den dienst Gods te wijden deed intusschen den H. Philippus van de voortzetting zijner studiën afzien. Van dat oogenblik was hij in bijna gestadig verkeer met God. Heele nachten bracht hij soms in het portaal van een kerk door of voor de overblijfselen der martelaren op het kerkhof van Calixtus; hij kon geen kruisbeeld aanschouwen zonder dat de tranen hem in de oogen kwamen.

Het gebed had voor hem zulk een hemelsche zoetheid, dat hij soms smeekte zijn vertroostingen te matigen. ‘O, mijn God!’ hoorde men hem soms uitroepen, ‘waarom hebt Ge mij maar één hart gegeven om U te beminnen? En waarom is dat hart nog zoo klein en zoo eng?’

Men gelooft dat de heilige inderdaad in die oogenblikken van vervoering onder den overstelpenden aandrang der gevoelens van zijn hart zou bezweken zijn, als God de overmaat zijner aandoening niet had getemperd.

Niet tevreden met zijn eigen heiliging, brandde hij van begeerte om ook anderen tot God te voeren en hield daartoe openbare toespraken, die tal van bekeeringen uitwerkten. Zijn liefde dreef hem vooral tot de verlaten zieken en hij stichtte te Rome, onder voorlichting van zijn biechtvader, een broederschap, die zich met de verpleging en de leiding van zieken en pelgrims zonder huisvesting belastte.

Omstreeks het jaar 1550 stichtte hij een nieuw gasthuis en wijdde zich meer en meer aan de zorg der armen en hulpbehoevenden.

Had hij alleen aan zijn nederigheid gehoor gegeven, hij zou ondanks al dien echt priesterlijken ijver en ondanks zijn uitgebreide kennis der godgeleerdheid toch leek gebleven zijn; maar zijn biechtvader spoorde hem aan, den priestelijken staat te omhelzen ten einde aldus de Kerk nog

[pagina 392]
[p. 392]

nuttiger te kunnen dienen. In de maand Juni van het jaar 1531, aldus in zijn zes-en-dertigste jaar, ontving hij het priesterschap en trad in de communauteit der priesters van den H. Hieronymus, die toen in grooten roep van godsvrucht stond.

Den dag zijner eerste mis gevoelde hij zich zoodanig door zijn gevoelens van liefde en dankbaarheid jegens God overstelpt, dat hij bij het opdragen der heilige offerande zich aan het altaar moest vasthouden om niet te bezwijken. Van dien dag af aan sloeg hij geen enkele maal het lezen der mis over en wanneer hij door ziekte daarin verhinderd werd, verzocht hij de H. Communie te mogen ontvangen. Dikwijls geraakte hij aan het altaar in verrukking, zoodat hij soms twee uren deed over het lezen der mis; daarom droeg hij in de laatste jaren zijns levens de mis alleen in een huiskapel op.

Korten tijd na zijn priesterwijding werd hij door zijn superieuren met biechthooren belast en nu eerst was hem het rechte veld geopend voor zijn zielenijver. Met de vindingrijkheid zijner liefde wist hij alle hulpmiddelen te bedenken, alle beweegredenen aan te voeren om de zondaars tot God terug te brengen en degenen, die hij uit de zonde had opgericht, op het rechte pad te houden. Hij had een bewonderenswaardigen tact om bij zijn biechtelingen het berouw op te wekken en wist de meest verharde gemoederen te vermurwen. Vooral de zondaars van gewoonte waren het voorwerp van zijn ijver; men verhaalt dat hij hun geheime zonden erkende aan een ondraaglijken reuk, dien hij daarvan waarnam.

In zijn vurigen zielenijver dacht hij er aan, zich aan het bekeeringswerk der ongeloovigen in Indië te wijden; maar men bracht hem van dat voornemen af. Men meende dat hij door zijn woord en voorlichting in zijn tegenwoordige omgeving meer nut kon stichten.

Uit de conferenties van den H. Philippus Nerius ontstond te Rome de congregatie der Oratorianen. Priesters en jonge geestelijken sloten zich namelijk bij hem aan om gezamenlijk aan de heiliging der zielen te arbeiden. Zij werden Oratorianen genoemd, omdat zij op gestelde uren de geloovigen door klokgelui in de kerk tot het gebed en de overweging samenriepen. In 1564 vereenigde de heilige zijn leerlingen tot een congregatie, wie hij een regel voorschreef en die zich vooral ten doel zou stellen de prediking der christelijke leer. Tot in het jaar 1595 bekleedde hij in de nieuwe orde de waardigheid van generaal, ofschoon die volgens den regel maar voor drie jaren gekozen weid. Ten slotte was het hem echter vergund, om zijn hooge jaren dien last neer te leggen en over te dragen op de schouders van zijn beroemden leerling Baronius.

De congegratie der Oratorianen, door verschillende Pausen goedgekeurd en bevestigd, nam nog tijdens het leven van den H. Philippus een hooge vlucht en telde weldra, behalve te Rome, stichtingen te Florence, Napels, San Severino, Lucca, Palermo, Padua, enz.

De heilige trachtte vooral onder zijn leerlingen den geest van gehoorzaamheid en verloochening van eigen wil levendig te houden, daar dit volgens hem het zekerste middel is tot de volmaaktheid. Zijn liefde tot de armoede ging zoover dat hij niet alleen zelf niets ter wereld begeerde, maar ook zijn priesters verbood, iets van hun biechtelingen aan te nemen. ‘Het is onmogelijk,’ zeide hij, ‘tegelijk hun zielen en hun goederen te winnen.’

Ondanks zijn zwak gestel en de hevige koortsen, waarmee hij bijna jaar op jaar te kampen had, bereikte de H. Philippus Nerius een hoogen ouderdom. Hij stierf den 29en Mei 1595 in den leeftijd van tachtig jaren en werd heilig verklaard door Paus Gregorius XV in het jaar 1622.



illustratie
de h. philippus nerius.



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken