Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11 (1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (43.53 MB)

Scans (730.60 MB)

ebook (37.02 MB)

XML (2.79 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11

(1894)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bij de Platen.

Het vergaan van de Elbe. -

De 30e Januari zal met roode letteren staan opgeteekend in de jaarboeken van het Duitsche zeewezen, want dien dag is een van de grootste stoomschepen der Norddeutsche Lloyd met bijna de geheele bemanning en haast al de passagiers door de vraatzuchtige zee verzwolgen.

De dagbladen hebben uitvoerige bijzonderheden over deze ontzettende zeeramp meegegedeeld, zoodat wij ons, naar aanleiding van de pakkende gravure in dit nummer, tot een korte herinnering aan dit vreeselijke drama kunnen bepalen.

In den namiddag van den 29en Januari was de Elbe met meer dan 200 passagiers en een bemanning van 150 koppen uit Bremerhafen vertrokken met bestemming naar New-York. Het was ijzig koud, de wind woei uit het Zuidoosten en de zee stond hoog. Toch ging het schip, welks zeewaardigheid reeds zoo dikwijls gebleken was, en welks gezagvoerder, kapitein Von Gössel, als een zeer bekwaam zeeman bekend stond, met volle vaart. Des nachts was het donker, maar zonder mist. Toch werden van tijd tot tijd van de Elbe raketten afgeschoten, om andere schepen te waarschuwen. Des morgens omstreeks halfzes, toen het schip omtrent 30 mijlen van den Hoek van Holland met den koers Zuidwest naar het Kanaal stevende, werd aan bakboordzijde der stoomboot een andere stoom er bemerkt, die met volle kracht op de Elbe kwam aanstoomen. Signalen, roepen, fluiten, niets hielp, de botsing was niet meer te vermijden. De Crathie, een kolenschip, dat van Rotterdam naar Aberdeen onderweg was, trof het Duitsche schip onmiddellijk achter de machinekamers en veroorzaakte een ontzaglijk gat, waardoor het water dadelijk met overstelpend geweld naar binnen stroomde, de machinekamers vulde en de vuren uitdoofde.

De passagiers, uit hun slaap gewekt, stormden naar het dek, waar de officieren en manschappen reeds op hun post waren, om maatregelen tot redding te nemen. Kapitein Von Gössel stond op de commandobrug en gaf met luid klinkende stem zijn bevelen. Maar het water, dat steeds onstuimiger naar binnen drong, en de koude, die alles had verstijfd en doen bevriezen, verijdelden de pogingen der wakkere manschap, die tot en in den dood haar plicht deed.

De eerste sloep, die vlot gemaakt kon worden, sloeg om, en al de personen, die er in zaten, vonden hun graf in de golven. Eén vrouw slechts, mejuffrouw Anna Böcker, gelukte het, zich zoo lang boven water te houden, tot zij in de tweede reddingboot werd opgenomen, waarin reeds negentien personen, vier passagiers en vijftien man der equipage, een toevluchtsoord hadden gezocht. Juist was een derde boot met twintig personen bevracht, en weerklonk het commando: ‘Vrouwen en kinderen naar den anderen kant!’ toen het schip, nog voordat de half in zwijm vallende en van koude en schrik verstijfde vrouwen en kinderen de stuurboordzijde hadden kunnen bereiken, zijn boeg in de lucht lichtte en voor altijd in de diepte verdween. Waarschijnlijk werd de derde sloep in den draaikolk, die bo-

[pagina 312]
[p. 312]

ven het gezonken schip ontstond, meegesleurd, want men heeft er niets meer van gehoord of gezien.

Intusschen was de Crathie, die natuurlijk bij de botsing ook averij beloopen had, naar Rotterdam teruggestoomd. Wel beweert de kapitein van dat schip, dat hij en zijn bemanning in den waan verkeerden, dat de aangevaren stoomboot haar weg voortzette, en zij nog geruimen tijd op de plaats des onheils hebben vertoefd, maar de geredden der Elbe spreken dit met de meeste beslistheid tegen en houden staande, dat de Crathie onmiddellijk wegstoomde.

Hoe dit ook zij, alleen degenen, die een plaatsje in de tweede sloep hadden kunnen veroveren, brachten er het leven af. Maar wat een ellende hebben zij doorstaan gedurende de zes uren, die zij, ten speelbal aan de golven en verkleumd van koude, op de zee hebben rondgezwalkt. Hun doornatte kleeren waren stijf bevroren, en het water, dat op het dek sloeg, was een oogenblik later reeds ijs. Twee visschersbooten en een stoomschip voeren hen voorbij zonder hen te zien, totdat eindelijk de smak Wildflower de signalen opmerkte, de schipbreukelingen opnam en ze naar Lowestoft bracht, waar zij van den doorstanen doodsangst konden bekomen.



illustratie
een ontluikend talent, naar de schilderij van f. hiddemann.


Onze gravure, naar door ooggetuigen verstrekte gegevens bewerkt, stelt het ontzettende oogenblik voor, waarop de tweede sloep zich van het ontzaglijke gevaarte verwijdert, dat, met de achterzijde in het water en de voorzijde hoog in de lucht, al meer en meer zinkt, terwijl de passagiers in vertwijfeling de handen uitsteken om redding en radeloos dooreenwriemelen op de steeds vinniger door het water besprongen ruimte. Twee minuten later verdween de Elbe in den gapenden afgrond en met haar honderden kostbare menschenlevens. Weer had de zee rouw en ellende gebracht in tal van gezinnen.

Een ontluikend talent. -

Es bildet ein Talent sich in der Stille, een talent vormt zich in de stilte, beweert de dichter. En inderdaad heeft menig groot kunstenaar zijn eerste vorming ontvangen in den stillen schoot van het gezin, met geen andere leermiddelen of voorbeelden dan de soms eenvoudige omgeving hem opleverde. Zulk een in stilte ontluikend talent hebben wij hier misschien voor ons. De kleine dreumes op ons aardig plaatje verraadt een onmiskenbaren aanleg om, hetzij met een griffel op de lei, hetzij met een potlood op papier verrassende teekeningen te maken van al wat hij om zich heen ziet. Zijn vader weet niet, hoe de jongen er toe komt; want nooit heeft iemand hem iets van dien aard voorgedaan. En 't is toch maar verduiveld aardig, wat hij met zijn kleine knuistjes op zoo'n stuk papier weet te krabbelen. De reeds bejaarde man heeft er zijn bril bij opgezet, om het tafereeltje, hem zoo even voorgelegd, eens op zijn gemak te bekijken en te bewonderen. Hij heeft er blijkbaar schik in: misschien is 't het conterfeitsel van den een of anderen goeden bekende, van moeder, of van hem zelf misschien. En terwijl hij zich in die beschouwing verkneukelt, heelt de oolijke snaak er pleizier in, hem in de gauwigheid even op zijn lei uit te teekenen en zoodoende vaders verbazing over zijn kunstvaardigheid tot het toppunt te voeren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken