Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11 (1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (43.53 MB)

Scans (730.60 MB)

ebook (37.02 MB)

XML (2.79 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11

(1894)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De kerk van het H. Graf.

Er zijn ongetwijfeld trotscher en monumentaler kathedralen en basilieken in de wereld, dan de kerk van het H. Graf, doch geen is zoo aandoenlijk en spreekt luider tot het gemoed van den geloovigen Christen, dan deze indrukwekkende tempel, die het graf van van onzen Zaligmaker in den Calvarieberg binnen zijn muren omvat.

De heidensche keizers uit de twee eerste eeuwen der christelijke tijdrekening hadden uit gloeienden haat tesen het Christendom de heilige plaatsen op alle mogelijke wijzen onteerd. Het standbeeld der godin Venus bekroonde den Calvarieberg, waar Christus het menschdom uit de slavernij der zonden had vrijgekocht, en dat vanjupiter verhief zich op het H. Graf.

Maar spoedig zouden al deze goden van brons, steen en hout verdwijnen. Constantijn werd de beheerscher der wereld, en zijn moeder, de H. Helena, toog naar Jerusalem, om het kruishout te ontdekken, waaraan de Verlosser gehangen had. De tempel van Venus werd met den grond gelijk gemaakt, de beelden van deze godin en van Jupiter van hun voetstuk gerukt, en het ware kruis gevonden. De H. Helena zond een aanzienlijk gedeelte van het heilige hout aan haar zoon, den keizer, en liet

[pagina 360]
[p. 360]

voor het overige een zilveren schrijn vervaardigen, dat bewaard moest worden in een basiliek, die de vrome vorstin boven het H. Graf deed bouwen.

Dit monument van de H. Helena, het voorwerp van bewondering en vereering der geloovigen, bestond tot 1009, na herhaaldelijk geleden te hebben van de gewelddadigheden van den Perzischen koning Chosroës en andere vijanden van den christen naam.



illustratie
de kruisiging, naar de schilderij van jouvenet.


Toen de ongeloovigen in het begin der elfde eeuw de basiliek van het H. Graf verwoestten, ging een kreet van verontwaardiging en smart uit de christen wereld op. Dit was een voorspel van de machtige stem der kruistochten. Het eerbiedwaardige gebouw werd evenwel door de moeder van den khalief weer opgebouwd, en de pogingen dezer vrouw, uit een christelijke familie gesproten, werden door de geloovigen krachtig gesteund.

Doch de dweepzieke Muzelmannen bemoeilijkten spoedig het bezoeken van het H. Graf en de pelgrims stonden aan allerlei kwellingen van de zijde der Turken bloot. Nu gordde het Westen op 's Pausen roepstem het zwaard aan, om de heilige plaatsen uit de handen der ongeloovigen te verlossen. Het verheven doel werd bereikt, de macht der Saracenen gefnuikt, en op Vrijdag 15 Juli 1099, om drie uren in den namiddag, was Jerusalem in handen der kruissoldaten.

Weldra staken de overwinnaars, de ridderlijke Godfried van Bouillon het eerst, het zwaard in de scheede en legden hun bebloede kleederen af. Zij waschten hun handen, trokken een eenvoudig gewaad aan en begaven zich blootsvoets, rouwmoedig op de borst kloppende, processiesgewijs naar de door het lijden en den dood van Christus geheiligde plaatsen.

Deze fiere ridders, grimmige leeuwen in den strijd, zachte lammeren op den Calvarieberg, aanbaden, nederig neergeknield op den met zijn bloed doorweekten bodem, den goddelijken Verlosser en kusten met kinderlijk geloot den steen van zijn graf.

Tachtig jaar later reeds viel Jerusalem opnieuw en nu voorgoed in de handen der Turken. Nog altijd waakt de volgeling van den Profeet aan de deuren der kerk van het H. Graf, die hij enkel voor geld opent en ze, als het hem goeddunkt, gesloten houdt. Zien wij nu, hoe deze heilige tempel door zooveel eeuwen van droefheid en vernedering tot ons gekomen is.

De tegenwoordige basiliek van het H. Graf bevat drie verschillende kerken, wat haar onregelmatig voorkomen verklaart. Bij het oorspronkelijk gebouw vereenigden de christen vorsten de andere onder hetzelfde dak. De voornaamste vergrooting geschiedde, ten einde den Calvarieberg, die nauwelijks vijftig schreden van het graf verwijderd is, binnen dezelfde ommuring te brengen.

De kerk heeft ongeveer den vorm van een Latijnsch kruis en is omtrent 65 meters lang tegen 45 breed, zonder de kapel van de H. Helena, die 20 meter lang en 12 breed is. Die van den Calvarieberg is maar 9 lang en 10 breed. De kerk heeft drie koepels; die welke het H. Graf overhuift, is van hout en pleister, sedert den brand in 1808, die het mooie cederhout verteerde, waarvan de voornaamste stukken, door den Libanon geleverd, tot den tijd der H. Helena opklommen.

Onder dien koepel, waardoor het licht naar binnen stroomt, verheft zich een praalgraf uit gele en witte marmersteen, in den vorm van een katafalk. Het is het graf van onzen goddelijker. Verlosser, 8 meter 25 lang, 5 meter 55 breed, en 5 meter 50 hoog.

Het inwendige van het H. Graf is in twee nagenoeg vierkante vertrekjes of cellen gescheiden, die door middel van een lage deur met elkaar gemeenschap hebben. Het eerste kamertje wordt de Kapel van den Engel ge noemd. Hier verscheen de hemelbode aan de godvruchtige vrouwen, om haar de verrijzenis van den Zaligmaker mee te deelen. De binnenwanden zijn versierd met gebeeldhouwde wit marmeren paneelen, twaalf muurpilaren en evenveel kleine zuilen. Vijftien aan het gewelf opgehangen lampen branden er dag en nacht, en van deze behooren er vijf aan de Franciscanen, terwijl de overige geschenken zijn van de verschillende gezindten.

Door een laag deurtje komt men uit de Kapel van den Engel in het eigenlijke H. Graf, dat ruim twee meter lang, bijna twee breed en twee en een halven M. hoog is. Rechts bemerkt men een marmeren tafel, die de heele lengte en de halve breedte van het vertrek inneemt. Daarop werd het lichaam van Christus neergelegd, met het hoofd naar het Westen en de voeten naar het Oosten. Het graf en de tafel zijn met den beitel in de rots uitgehouwen, maar men heeft zich verplicht gezien, ze met marmer te bedekken, ten einde ze te beschermen tegen de vrome onbescheidenheid van sommige pelgrims, die zich de vrijheid veroorloofden er stukjes af te breken, welke zij als een gedachtenis meenamen. Drie en veertig gouden en zilveren lampen, geschenken van christen vorsten, hangen boven het H. Graf en branden dag en nacht. De Franciscanen en de Grieksche en Armenische sekten dragen er, elk volgens zijn ritus, dagelijks het Misoffer op. De schismatieke Russen zijn er, tegen alle recht in, doch dank zij hun kuiperijen en hun goud, in geslaagd, een groot aantal heiligdommen in hun bezit te krijgen. Zoo beweren zij, dat de middelbeuk der kerk van het H. Graf, het gedeelte van den Calvarieberg, waar het kruis geplant stond, de Kapel der kolom van bespotting enz. hun rechtmatig toebehooren.

De tweede kerk, minder groot, maar nog eerbiedwaardiger, is die van den Calvarieberg. Men komt er langs een ruwe en nauwe trap, en zij bestaat als het ware uit twee verdiepingen. Het onderste gedeelte, bekend als de Kapel van Adam, bevatte de graven van Godfried van Bouillon en van zijn opvolger Boudewijn, door de dweepzieke Grieken tijdens den brand in 1808 geschonden en verwoest. Na een twintigtal ongelijke treden te zijn geklommen, komt men op Golgotha, op den grond, met het bloed van Christus besproeid. Hier werd voor bijna negentien honderd jaren het Kruishout geplant. Toen de Christenen, door de H. Helena geleid, de aarde en de onreinheden hadden weggeruimd, die de heidenen daar hadden opge

[pagina 361]
[p. 361]



illustratie

jesus valt voor de eerste maal onder het kruis.
Derde statie van den Kruisweg in de kerk te Kuilenburg, geschilderd door Frans Loots.


[pagina 362]
[p. 362]

opgestapeld, vonden zij de in de rots gemaakte holte, om den voet van het kruis te ontvangen, die ongeveer vijftig centimeters diep is. Tot troost der Christenen had de Voorzienigheid toegelaten, dat deze verheven plaats bewaard werd, juist dank aan de voorzorgen, door den haat der vijanden ingegeven.

De derde kerk, die zich onder den grond bevindt en van alle versierselen ontbloot is, draagt den naam van de H. Helena en heeft gemeenschap met de grot der vinding van het ware kruis. Langs een trap van ongeveer dertig treden daalt men er in af.

Tal van kapellen sluiten zich bij deze uitgestrekte ruimte aan. Zoo heeft men een kapel, waar de kolom van bespotting bewaard wordt, een blok marmer, waarop Jesus neerzat, terwijl zijn beulen Hem de doornenkroon op het hoofd drukten en Hem onder honende spotternijen kaakslagen toedienden. Deze kolom van grijskleurig marmer is omtrent een halven meter hoog en wordt in een ijzeren traliekast tentoongesteld. Daar ook wierpen de beulen het lot over de kleederen van hun slachtoffer. Wat verder is de gevangenis, waarin Jesus werd opgesloten tijdens de toebereidselen tot de terechtstelling. Hier bevond zich de H. Maagd, stabat Mater, stond de Moeder, toen zij het laatste vaarwel van haar zoon ontving en zij ons in den persoon van den H. Johannes tot moeder werd gegeven.

Dicht bij de deur naar het zuiden is de steen der zalving, waarop het lichaam van Christus, vóór het aan het graf werd toevertrouwd, werd uitgestrekt om gebalsemd te worden. In het noordertransept toont men de plaats, waar de verrezen Jesus aan Maria Magdalena verscheen. Eenige schreden verder heeft men een kapel, waar, volgens de overlevering, Christus na zijn verrijzenis zich het eerst aan de H. Maagd vertoonde.

Alle eeuwen door zijn de Christenen in grooten getale naar Jerusalem gesneld, om hun gebed te storten op het graf van den Zaligmaker en den door zijn voetstappen geheiligden bodem te betreden. ‘Het zou te lang duren,’ schrijft de H. Hieronymus, ‘indien ik de bisschoppen, de martelaren, de doctoren wilde opsommen, die naar Jerusalem zijn gekomen. Allen zouden meenen, dat er iets aan hun godsvrucht en aan hun wetenschap ontbrak, indien zij God niet waren komen aanbidden ter plaatse, waar het Evangelie van de hoogte van het kruis is beginnen te schitteren.’ Elders zegt dezelfde heilige, dat men pelgrims uit Indië, uit Ethiopië, uit Groot-Brittannië en de naburige eilanden naar Jerusalem zag snellen, en dat de lof van Jesus Christus in alle talen ter wereld gezongen werd.

Toen Chateaubriand, de groote christen denker en schrijver, in 1806 Palestina bezocht, wijdde hij eenige welsprekende bladzijden aan de heilige oorden, waar hij den voet had gezet ‘De christen lezer zal vermoedelijk vragen,’ zoo schreef hij o.a., ‘welke gewaarwordingen mijn ziel bestormden, toen ik het H. Graf binnentrad. Ik kan in waarheid deze nieuwsgierigheid niet bevredigen. Zooveel gedachten stormden door mijn brein, dat ik bij niet één denkbeeld kon stilstaan. Ruim een half uur bleef ik in het H. Graf neergeknield, de oogen onafgewend op den steen gevestigd. Een der twee kloosterlingen, die mij tot gidsen strekten, lag naast mij, met het voorhoofd op het kille marmer, op den grond gebogen, terwijl zijn gezel, het Evangelieboek in de hand, bij het schijnsel der lampen mij de passages betreffende het H. Graf voorlas. Het eenige wat ik kan getuigen, is, dat ik bij het gezicht van het Graf mijn zwakheid beter voelde uitkomen, en toen mijn gids met den H. Paulus uitriep: “Waar is, o dood, uw overwinning, waar is uw prikkel?” neigde ik het oor, als waande ik den dood tot antwoord te hooren geven, dat hij overwonnen in die grafstede aan kluisters geklonken lag.’

‘Voor den Christen of voor den wijsgeer, voor den moralist of voor den geschiedschrijver,’ zegt Lamartine in zijn Voyage en Orient, in de jaren 1832 en 1833 door hem ondernomen, ‘is dit Graf de grenspaal tusschen twee werelden, de oude en de nieuwe wereld, het uitgangspunt van een denkbeeld, dat het heelal vernieuwd heeft, van een beschaving, die alles hervormd, van een woord, dat over de geheele aarde weerklonken heeft: dit Graf is de slaapstede der oude wereld en de wieg der nieuwe; geen steen hier beneden is de grondslag van een zoo groot gebouw, geen graf is zoo vruchtbaar geweest; geen leer, drie dagen of drie eeuwen begraven, heeft zoo zegevierend de rots verbrijzeld, waarmee de mensch ze verzegeld had, en den dood door een zoo schitterende en eeuwigdurende verrijzenis gelogenstraft.

‘Ik trad op mijn beurt het H. Graf binnen, den geest door die onmetelijke denkbeelden bestormd, het hart door innige indrukken bewogen, die een geheim blijven tusschen den mensch en zijn ziel, tusschen het denkend insect en den Schepper: die indrukken schrijft men niet neer; zij storten zich uit met den rook der vrome lampen, met den geur der wierookvaten, met het onbestemde en verwarde gefluister der zuchten; zij vallen met de tranen, die in ons oog opwellen bij de herinnering aan de eerste namen, die wij in onze jeugd gestameld hebben...’

Halen wij ten slotte nog één schrijver aan, Eyzaguirre, die zijn indrukken van de heilige plaatsen neerlegde in zijn werk Le Catholicisme en présence des sectes dissidentes.

‘Terwijl men de Metten zong, zag ik onder in het sombere kerkschip drie geheimzinnige gestalten komen aanzweven, gekleed met Oostersche dalmatieken, die op een sneeuwwit linnen gewaad neervielen; lange haarlokken golfden den beiden eersten over de schouders, terwijl hun baard tot aan den gordel reikte; de derde, die blootsvoets liep, scheen een Ethiopiër te zijn. Het waren de diakenen der scheurmakende Grieksche, Koptische en Armenische sekten, die om middernacht de heilige plaatsen doorloopen en door het zwaaien met hun reukvaten eere komen betuigen aan den God, die er door de Joden zoo bloedig gehoond is.

De getijden der Roomsch-katholieken eindigen om twee uur in den morgen, en na afloop daarvan schepte ik er vermaak in, de duistere beuken van den verlaten tempel te doorwandelen. Hoeveel geslachten zouden reeds vóór mij die plaatsen hebben betreden? Hoeveel menschen, uit alle werelddeelen opgekomen, zouden op dien grond hebben neergeknield, sinds Jesus Christus hem heiligde, door er zich voor ons te slachtofferen?

Menigmaal verraste ik op den Calvarieberg Oostersche katholieken in tranen badende. Evenals ik hadden zij waarschijnlijk de stilte van den nacht uitgekozen, om zich ongestoord in hun vrome overpeinzingen te kunnen verdiepen.

Nadat de dienst der katholieken is geëindigd, vangen de verschillende sekten op haar beurt haar oefeningen aan, maar deze blijven ver beneden de grootsche statigheid der Roomsche kerkgebruiken. Geen orgel luistert haar godsdienstige plechtigheden op; dit speeltuig is enkel bij de katholieken in gebruik. De Grieken vervangen het door keteltrommen en de Armeniërs door een soort van rinkelbommen. De kerkdienst der Grieken begint met het aanbreken van den dageraad; drie popen brabbelen eenige psalmen, die door menigvuldige kyrie's en gebeden worden afgewisseld; vervolgens treden twee hunner de kapel van het H. Graf binnen en dragen er het Misoffer op. De Armeniërs houden hun diensten in een der kapellen van de kerk, die hun toebehoort. De Kopten bezitten een onaanzienlijke bidplaats, tegen den godstempel aangebouwd. Deze ongelukkige Ethiopiërs zijn van al de sekten, die het Graf des Zaligmakers omringen, het meest ingetogen, het godvruchtigst en het stichtelijkst in hun ceremoniën.’

Besluiten wij met de hoop uit te spreken, dat door Gods goedheid eenmaal al de afgedwaalde Christenen tot den eenigen schaapstal terugkeeren en de kerk van het H. Graf uit de handen der ongeloovigen weer kome in het bezit der ware volgelingen van Christus.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken