Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11 (1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (43.53 MB)

Scans (730.60 MB)

ebook (37.02 MB)

XML (2.79 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11

(1894)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bij de Platen.

Boven het onweder. -

Wij bewoners van het lage, vlakke land kunnen ons haast geen denkbeeld maken van de oneindige verscheidenheid in verrassende en aangrijpende natuurtafereelen, die het bergland aanbiedt. Wij kennen alleen de wisseling der jaargetijden, die elkaar geregeld opvolgen. Het hooggebergte daarentegen biedt de liefelijkheden van lente en zomer tegelijk aan met de barste winterkou. Naarmate men toch in hoogere luchtlagen doordringt, neemt de warmtegraad af en terwijl bij voorbeeld de voet van den berg in vollen zomertooi prijkt, wordt men hoogerop de guurheid van den herfst gewaar en ziet men zich op zijn top van ijs en sneeuw omringd.

Nog verrassender voor den toerist uit het lage land zijn misschien de snelle verwisselingen in de weersgesteldheid, die hij in de korte tijdruimte van enkele uren kan doormaken alleen door zich van lager naar hooger te verplaatsen. Beneden in het dal bij voorbeeld zal men het mooiste weer van de wereld hebben. Ternauwernood wordt het blauw van den hemel onderbroken door enkele donkere wolken, die den top der naaste bergen onzichtbaar maken. Wie nu die bergen beklimt, zal zich weldra in een dichten, vochtigen nevel gehuld zien; hij wandelt namelijk te midden van een donderwolk. Stijgt hij verder dan verdwijnt de nevel rondom hem, maar blikt hij achter zich op den afgelegden weg, dan ziet hij dezen in de nevelen schuil gaan. Hij is namelijk de wolkenlaag gepasseerd en staat er nu boven. Wat wij in het lage land nooit anders dan boven onze hoofden waarnemen, ziet hij aan zijn voeten. En zoo kan zich het verrassend grootsche schouwspel aan hem voordoen, dat de wolk zich in een onweer oplost en hij donder en bliksem ziet woeden diep onder hem.

Dat ontzaglijk natuurtafereel geeft ons de teekening van J. Schmitzberger op de eerste bladzijde van dit nummer te aanschouwen. Geen toerist, maar een moedigen jager, die in zijn vervolging van den buit tot de ontoegankelijkste rotspunten is opgeklauterd, zien wij hier getuige zijn van het onweder, dat schrikkelijk onder zijn voeten raast. Hij blikt van een vooruitstekend rotsblok in de diepte af als in een kokende zee en ziet de bliksemflitsen door de wolkenmassa's schieten als lichtende visschen door bruisende wateren. Onwillekeurig roept ons dat schouwspel de woorden van Uhlands ‘zoon der bergen’ te binnen:

 
Snort onder mij het bliksemvier,
 
Ik sta in 't blauw des hemels hier.
 
Ik ken den donder, en gebied:
 
Sla in het huis mijns vaders niet!
 
Ik ben de zoon der bergen!

Ontmoeting met een eland. -

Ziedaar weer een ander avontuur, dat wij in ons rustig vaderland evenmin beleven zullen. Het toonee speelt in New-Hampshire in de Vereenigde Staten en het geval wordt ons volgenderwijze verhaald.



illustratie
verdiept in de lectuur, naar de schilderij van h. hente.


Laat in den herfst bracht een Fransch-Cana-deesche squatter een kano of bootje per slee van het dorp Magalaway naar Lake Parmachini, welke beide paatsen gelegen zijn in den staat New-Hampshire. Zijn flinke kleine pony had die taak ten naaste bij ten einde gebracht toen de meester van het moedige dier werd opgeschrikt door het uitdagend gebrul van een eland, gereed tot den kamp met een van zijn natuurgenooten, die deze streken bewonen. De squatter had maar een klein geweer bij zich, juist groot genoeg om een vogel te schieten, maar hoopte toch, als hij het beest dicht genoeg onder schot kon krijgen, het met dit totaal ongeëvenredigde wapen te kunnen neervellen. In elk geval wilde hij de kans wagen en toen het woedende dier zoo wat op vijf en twintig el afstand genaderd was, trok hii den haan over. Onmiddellijk merkte de schutter dat hij zich deerlijk vergist had, want de eland kwam bijna op hetzelfde oogenblik als razend op hem toegesprongen. Hij smeet zijn geweer op den grond en zocht in allerijl een schuilplaats op een pijnboom. Vandaar kon hij het aanzien hoe zijn wakkere kleine pony onder de geweldige horens van den getergden eland bezweek en zijn kano tot splinters geslagen werd.

Toch mocht hij nog blij wezen er zelf heelhuids te zijn afgekomen. De teekenaar heeft het gevaarlijk avontuur met pakkende levendigheid weergegeven.

Koning Eduard VI van Engeland voor de onderteekening van zijn eerste doodvonnis.

- Toen koning Hendrik VIII van Engeland, onzaliger gedachtenis, in 1547 was gestorven, werd hij op den troon gevolgd door zijn eenigen mannelijken nakomeling Eduard VI, een tienjarig knaapje, de zoon van Jane Seymour, die de wellustige dwingeland tot zijn gemalin had gemaakt, nadat hij baar voorgangster Anna Boleyn op het schavot had doen sterven.

Op onze gravure zien wij het beklagenswaardige koningskind in den staatsraad op het oogenblik dat hem het eerste doodvonnis ter onderteekening wordt voorgelegd. De vorstelijke knaap vouwt biddend de handen om de aarzeling van zijn hart te overwinnen; want hij vreest een onrechtvaardigheid te begaan en zijn geweten met een moord te beladen. Somber staren de leden van den staatsraad hem aan, vooral de hertog van Somerset, Eduard Seymour, de oom des konings, die feitelijk voor hem regeert en met het koninklijk gezag als een schild al de gruweldaden dekt, waartoe zijn eerzucht hem drijft. Diezelfde hertog van Somerset, welke nu zijn jeugdigen neef een doodvonnis ter onderteekening aanbiedt, zal na korten tijd zelf het hoofd op het bloedschavot moeten neerleggen.

Het was een schrikkelijke, bloedige tijd, waarin de arme Eduard tot den troon geroepen werd. Te midden van al de sombere gruwelen, welke Engeland toenmaals tot een hel maakten, verschijnt ons de zachtaardige knaap als een lichtende gestalte in de duisternis. De geschiedenis vermeldt, dat de jonge koning, die in 1553, nog geen zestien jaar oud, aan de tering stierf, een edele en schrandere knaap was, die er ernstig naar streefde, zijn plicht te leeren kennen en al het goede te doen, waartoe hij in staat was.

Men ziet het hem aan, dat hij gaarne de duif des vredes zou laten zweven over het schrikkelijk door godsdiensttwisten verdeelde en geteisterde land, dat hij gaarne tegenover den veroordeelde het woord genade zou uitspreken. Maar zonder genade ziet hem zijn sombere Mentor aan, zonder genade zijn de oogen van zijn raadslieden op hem gericht. Tegen die pressie is de zwakke knaap niet bestand, en als straks zijn gevouwen handen elkander loslaten, zal hij naar de pen moeten grijpen om, inwendig sidderend, aan het doodvonnis de bekrachtiging van zijn koninklijken naam te hechten.

Verdiept ra de lectuur. -

Een aardig plaatje, dat, moge het op het oog al niet veel zeggen, omdat het een alledaagsch moment uit het leven weergeeft, toch rijk is aan beteekenis. Wie toch voelt niet dikwijls het verlangen bij zich opkomen, het inspannende werk voor een oogenblik ter zij te leggen of zich aan het vermaak te onttrekken, om zich in stille afzondering door het lezen van een goed boek te verfrisschen en te verpoozen? Zoo is ook het jonge meisje op onze gravure, naar de schilderij van H. Hente, geheel verdiept in de lectuur, en ze zal stellig het boek niet uit de hand leggen, zonder daaruit nut en leering te hebben getrokken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken