Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12 (1895)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (42.80 MB)

Scans (744.72 MB)

ebook (35.69 MB)

XML (2.98 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12

(1895)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het Bisschoppelijk Museum te Haarlem,
Door
J.J. Graaf, Deken en Pastoor.
(Slot.)



illustratie
bisschoppelijk museum te haarlem. o.l.v. boodschap, doek door j. de wit († 1754).


Daar zijn echter ook voor de kerkelijke geschiedenis nog vele gedenkstukken, die met in archieven plegen bewaard te worden en toch aan den geschiedschrijver hoog te waardeeren diensten kunnen bewijzen. Een ieder denkt hier vanzelf aan de portretten van kerkelijke personen, minder nog aan die welke geschilderd of geboetseerd dan aan die welke in plaat gebracht zijn. Deze laatste toch bevatten doorgaans bijzonderheden van geboorte, ambt en overlijden. Daarbij lieten onze voorouders het vaak niet ontbreken aan een passend lofdicht of onderschrift; en de omstandigheid, dat in de laatst voorgaande eeuwen, vooral in de 17de, ons vaderland rijk gezegend was met kunstenaars van de graveernaald, maakt, dat eene verzameling portretten ook overvloed pleegt te schenken van kunstgenot. Jammer genoeg, dat, terwijl vroeger verscheidene meesters in hunne kunst een bestaan vonden, onze tegenwoordige naar Engeland gaan verhuizen. De portretten-verzameling naar tijdsorde gerangschikt en beschreven, van 1500 af tot onzen tijd, beslaat in den ‘Gids’ 22 bladzijden en werd sedert 1888 nog belangrijk vermeerd. Een andere verzameling, van gedachtenis-plaatjes of bidprentjes, reeds ettelijke honderden groot, mag om hare historische waarde van eenige beteekenis worden geacht. Immers men vindt er bijzonderheden in, die zoowel den tijd vermelden van werkzaamheid als die den persoon kenmerken in zijne hoedanigheden. En daar onze voorouders echt deftig wisten te doen, lieten zij menigmaal ter gedachtenis aan hunne dierbare dooden, vooral geestelijken, gedachtenis- of begrafenispenningen slaan of graveeren, meest van zilver, soms van goud en ook wel eenvoudig van koper. Van deze laatste soort bezit het museum er eenGa naar voetnoot1) ter nagedachtenis van zekere ‘Liesbet Jans, geb. 9 Dec. 1615, obijt de 16 Febr. 1674.’ Van zilver liggen er tienGa naar voetnoot1) te beschouwen. Onder meer gedenkpenningen mag hier nog een zeer eigenaardige zilveren penningGa naar voetnoot2) vermeld worden, welke, naar mij dunkt, alleen van meer beteekenis is dan een geheele pronktafel van ‘souvenirs’, waarmede men tegenwoordig onze kleine bruigoms en bruidjes vereert en.... verstrooit. Ziehier: ‘Ter gedagtenis mijner Eerste H. Communie. Den 15 Aug. 1824. C. Kruijthooft.’ Keerzijde: ‘Opgedragen aan mijnen geachte pastoor Den WelEerw. fleer C. Wolters te Zaandam, 't Kalf.’ - Ook van nog eene andere deftigheid onzer voorouders geeft het museum getuigenis. Gelijk men tegenwoordig bij het behalen van een doctoralen graad zijne theses laat drukken als een boekje, en dit met eene deftige opdracht voorin, toewijdt aan ouders of beschermers: zoo liet men in de 17e eeuw die theses drukken op satijn en uit de vrije hand versieren met schilderwerk. Het museum bezit een drietal van zulke theses. Een exemplaar bevat de philosophische theses door Gerardus BraessemiusGa naar voetnoot3), van Hoorn, den 2 Sept. 1637 te Leuven verdedigd, en opgedragen aan Judocus Cats, den Haarlemschen deken des kapittels. Een ander bevat die welke door de twee gebroeders Cornelius en Joannes Akerboom te Douay verdedigd werden en opgedragen aan Balduinus Cats ‘electo Vicario Apostolico’ alzoo in 1652Ga naar voetnoot4). Het derde die van den Haarlemmer Petrus Braems. Ze werden te Leuven gehouden den 28 Juli 1670, en zijn toegewijd aan

[pagina 94]
[p. 94]

den Haarlemschen pastoor Cornelius Cats.

In de afdeeling Historieprenten zijn vele platen verzameld van kerkelijk-plaatsbeschrijvenden aard: gezichten op en in kerkgebouwen, kloosters enz. Ook een gedeelte der atlassen van Blaeu en van zijn Theatrum urbium, de bekende smaakvol gegraveerde kaarten, is aanwezig en kan voor de oude kerkelijke toestanden onzer steden, zooals voor de oude ligging der middeleeuwsche kloosters, van nut wezen.

Niet zelden worden in parochiale bibliotheken oude, zeldzame boeken aangetroffen, die daar onder den nagelaten boekenschat van pastoors, soms reeds uit de 17de eeuw, onopgemerkt gebleven zijn en toch van niet weinig waarde blijken te wezen voor kunst, liturgie, kerkelijke geschiedenis of andere wetenschappen. En vaak ook gebeurt het, dat in burgergezinnen boeken van het eene geslacht op het andere, als familiestukken, overgaan, totdat de tegenwoordige bezitter opmerkzaam geworden, de hoogst lofwaardige vriendelijkheid heeft, ze aan te bieden als eene ‘oudheid’, met de schuchtere vraag, ‘of dat soms ook nog iets is’. Dikwijls blijkt het dan inderdaad iets te zijn wat een plaats in het museum waardig is. Op deze wijze is er ook nog aan de verzameling, als Bibliotheek van het Museum, eene afdeeling toegevoegd van al zulke boeken, die onder de genoemde opzichten van waarde zijn, en ook meestal geen bijzondere tentoonstelling eischen. Zoo zijn de twee oudste boeken, welke het museum in handschrift bezit, geheel onverwacht in parochiale bibliotheken ontdekt. Het eene, een Missaal, tusschen 1200 en 1300 geschrevenGa naar voetnoot1), bevat den altaar- en koorzang in neumen (noten zonder lijnen) die den Trierschen kapelmeester Hermesdorff van zeer veel nut zijn geweest bij de samenstelling van zijn Graduale ad normam cantus S. Gregorii (1876-82). Het andere is een Evangelieboek, geschreven tusschen 800 en 900.Ga naar voetnoot2) Het had in de middeleeuwen behoord aan de Utrechtsche S.-Mariakerk, blijkens een ander handschrift, waarmede het was saamgebonden, namelijk een Liber juramentorum ecclesiae beatae mariae Traj. Dit bevatte alzoo de formulen der eeden, welke werden afgelegd, en wel door de kerkelijke personen van Lopik (‘nostrae jurisdictionis in Lopik’). Blijkbaar dus diende het Evangelieboek bij het afleggen van die eeden. In andere middeleeuwsche missalen of gradualen vond de bekende Engelsche archeoloog James Weale, toen hij, voor de teksten van oude Sequentiën en voor de uitgaven van oude missalen, de verzameling is wezen doorvorschen, bijzonderheden die hij of nergens of slechts zelden had aangetroffen. Zoo heeft ook de Fransche benedictijn, Dom Cagin, toen hij in 1891 voor de uitgave zijner Paléographie musicale Europa bereisde, uit de zangboeken van het museum een vijftal gradualen doen photographeeren, om ze als facsimile's in zijn werk op te nemen. Op een anderen tijd waren eene bijeengebondene verzameling van pamfletten uit den tijd van den Munsterschen vrede en 33 stuks grootGa naar voetnoot3), en eene tweede van gedrukte stukken uit den tijd der Jansenistische woelingen (1702-5) en 22 stuks bevattende,Ga naar voetnoot4) welkome vondsten, in eene parochiale bibliotheek gedaan. Werkjes, eindelijk, door onze geestelijken in de laatst voorgaande 16de, 17de en 18de eeuwen geschreven, zijn meestal zeldzaam geworden, maar zullen het waarschijnlijkst juist in de oude bibliotheken der pastorieën te vinden zijn, gelijk er dan ook reeds verscheidene gevonden werdenGa naar voetnoot5), soms met wetenswaardige aanteekeningen op de schutbladenGa naar voetnoot6). Ook werden er, om van de ascetische lectuur te zwijgen, goede vondsten gedaan, van geestelijke liederenboekjes der voorgaande eeuwenGa naar voetnoot7)..

Zoo vertrouw ik dan, naar best vermogen, te hebben aangewezen, welke eisch aan een bisschoppelijk museum mag gesteld worden, en in hoever de Haarlemsche verzameling vooralsnog aan dien eisch voldoet.Ga naar voetnoot1)

Eene derde vraag nu blijve den lezer ter overweging gelaten: wat namelijk het bisschoppelijk museum nog verder worden kan door zijne belangstelling en medewerking. Moge het intusschen bovenal duidelijk wezen, dat het bisschoppelijk museum dienstbaar wil zijn aan het volle kerkelijke leven, en niets zoo weinig beoogt als een mausoleum te zijn, d.i. een praalgraf voor uitgestorvene kunst. Immers ook van museums geldt een Ne quid nimis. Nog altijd pleegt onze tijd zich in het gewone dagelijksche leven veel te weinig om kunst en goeden smaak te bekreunen, terwijl van den anderen kant soms eene verzamelzucht wordt aangetroffen, die bedenkelijk is. Immers wat ziet men nog al te vaak gebeuren? Wat aan den openbaren weg en in het huiselijk leven nog van kunstzin getuigt, wordt als ‘oudheid’ voor duur geld opgekocht; op veel plaatsen verdwijnen gebouwen, smaakvolle gevels, beeldwerk en schilderwerk. Wat toch deert het, zoo meent men, wanneer er maar nauwkeurige photographieën naar genomen zijn, om in atlassen en museums bewaard te blijven; portretten verhuizen van hunne historische plaatsen naar de kunstkabinetten der grooten; vaderlandsche kleederdrachten worden op poppen-tentoonstellingen hoogelijk geloofd en bewonderd, en in de boeken van ‘Kostümkunde’ heerlijk afgebeeld en beschreven: maar de lieden zelven schamen zich ze langer te dragen; volksliederen, sagen, sproken en kinderrijmen worden verzameld en diepzinnig bestudeerd, maar gezongen en verteld onder het volk worden ze hoe langer hoe minder. Op zulk eene wijze blijven in het dagelijksche, burger-leven vele pogingen, ten goede aangewend, slechts half werk. Maar gelukkig is het bij ons katholieken in het kerkelijke en godsdienstige anders gesteld. Hier blijft de kunst van dagelijksche toepassing. Het volle frissche leven der H. Kerk, met hare ceremoniën en godsdienstige praktijken, geeft van zelf waarborg, dat de oude kunst en de gedenkstukken van het voorgeslacht niet bewaard zullen blijven als merkwaardigheden, om de oudheid alleen, maar met nut en vrucht verzameld, opdat - althans zoolang onze kerken nog niet zijn wat volgens Pater Weisz de middeleeuwsche waren - vooreerst de kunstenaars modellen vinden, opdat vervolgens behouden blijve wat anders mocht verloren gaan, en opdat ten laatste archeologie en geschiedenis vinden kunnen wat tot bron en hulpmiddel strekt. Derhalve: museum om wille van oude kunst en geschiedenis, en niet andersom: oudheidliefhebberij en verzamelzucht om wille van museum.

Zóó zal het bisschoppelijk museum een waarachtig katholiek belang kunnen dienen, en mag het verhopen, medewerking te vinden bij allen, wien het ter harte gaat, dat de Haarlemsche Kerk met eere bekend zij als bevorderaarster van kunst en wetenschap.

voetnoot1)
Gids, No. 340.
voetnoot1)
Gids, No.348a, 556e, 559, 560, 561, 562, 562a, b en c.
voetnoot2)
Gids, No. 556e.
voetnoot3)
Braessemius stierf als Haarlemsch k nunnik en pastoor van Alkmaar in 1652.
voetnoot4)
Gids, N. 161b.
voetnoot1)
Gids, No. 58d.
voetnoot2)
Gids, No. 9.
voetnoot3)
Gids (Bibl.) N. 135.
voetnoot4)
Gids (Bibl.) N. 140.
voetnoot5)
Gids (Bibl. N 25 25b, 45,45a, 45b, 46, 47 a en b, 52, 53, 55, 64, 65, 78, 79, 92, 119b, 159, 160, 178, 179, 180, 182.
voetnoot6)
Gids (Bibl.) N. 57, 180.
voetnoot7).
Gids (Bibl.) N. 95, 107.
voetnoot1)
Van de twee platen, bij d't laatste gedeelte gevoegd, geeft de eerste (bl.92) een gezicht in de zaal, die de voorwerpen bevat van de 17de en 18de eeuwen. Ter linkerzijde, op de tafel die van voren versierd is met een geborduurd fluweelen altaarvoorzetsel (Gids No. 279), staan de kandelaars van Delftsch aardewerk, besproken bl. 86 Rechtuit aanschouwt men eene rijk gebeeldhouw'e sacristiekast, van het eerste vierde der 17de eeuw (Gids No. 384); op den achtergrond links een gedeelte der kantenverzameling. De tweede laat (bl. 93) is genomen naar het schilderstuk van Jacob de Wit. O.L.V. Boodschap, besproken bl. 86.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken