Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12 (1895)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (42.80 MB)

Scans (744.72 MB)

ebook (35.69 MB)

XML (2.98 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12

(1895)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Naar de Zuidpool.

Al jaren lang is op bijeenkomsten van aardrijkskundigen en natuurvorschers op een expeditie naar het gebied van de Zuidpool aangedrongen, zonder dat er tot dusver iets van gekomen is. Wel hoorde men voor eenige jaren, dat Nordenskjöld, de koene Noordpoolreiziger, ook een tocht naar de Zuidpool wilde ondernemen, maar ook deze hoop werd niet verwezenlijkt.

Meer dan vijftig jaren zijn verloopen, sedert de laatste expeditie onder J.C. Ross in het gebied der Zuidpool was doorgedrongen. Drie jaar geleden lokte het vooruitzicht op een goede vangst walvischvaarders tot aan het kustgebied der Zuidpool, doch voor de wetenschap hebben zij maar bedroefd weinig mee naar huis gebracht. Ook de Zuidpoolreis van den Zweed Borchgrevink, die zich op den walvischvaarder Antarctic als matroos verhuurd had, den Kerst- en Nieuwjaarsnacht van 1894 onder de zuider-middernachtszon doorbracht en als eerste menschelijk wezen de kust van Victorialand betrad, heeft onze wetenschap van de Zuidpool slechts weinig verrijkt, wel daarentegen het verlangen naar een zuiver wetenschappelijke expeditie opnieuw verlevendigd.

Thans eindelijk is het den ijveraars voor zulk een expeditie gelukt, haar voor te bereiden. De Duitsche Zuidpoolcommissie heeft zich met de maatschappij voor aardkunde te Berlijn in verbinding gesteld, om een expeditie uit te rusten, en de Oostenrijksche vrienden van een zoodanige onderneming hebben daarvoor hun steun beloofd. De uit de Oostenrijksche expeditie van 1870 tot 1874 roemrijk bekende Noorpoolreiziger Von Payer - nog in een onzer vorige nummers maakten wij van hem gewag - zal de leiding der Zuidpool-expeditie op zich nemen.

Het ligt voor de hand, naar het nut te vragen, dat van zulk een kostbare onderneming - de kosten der expeditie, waarvan de duur op drie jaar geraamd wordt, zijn op ongeveer een millioen mark geschat - verwacht wordt. De eerste vraag, die bij iederen mensch opkomt, is natuurlijk, wat is er in dat onder sneeuw en ijs bedolven land te halen? Stoffelijke schatten niet; geen goud, dat sedert Columbus' tijd de drijfveer van alle ontdekkingsreizen is geweest; evenmin handelswegen, die groote winsten voor de toekomst beloven. Wat er te halen is, kan dus enkel de wetenschap belang inboezemen.

Vooreerst moet de zuiver aardrijkskundige vraag naar den vorm en de gesteldheid van het land worden beantwoord. Sedert de oudheid heeft men over de Zuidpool allerlei fabeltjes verteld. Hoe dieper de scheepvaart naar het Zuiden doordrong, hoe meer het in de phantasie ontstane werelddeel om de Zuidpool kleiner afmetingen begon aan te nemen. Nu weten wij wel, dat het gebied aan de Zuidpool omtrent vier millioen vierkante mijlen beslaat, maar slechts enkele kustlijnen daarvan zijn bekend. Het binnenland is nog nooit door den voet eens menschen betreden.

Wij weten niet, of het om de Zuidpool gelegen land een samenhangend vastland of een eilandengroep is, of wij dus van een Zuidpoolcontinent, dan wel slechts van een Zuidpoolarchipel mogen spreken. Hoeveel over deze vraag ook gesproken is, bevestigend heeft nog niemand ze in den een of in den anderen zin kunnen beantwoorden. Aardrijkskundigen van naam hebben zich zoowel voor de een als voor de andere veronderstelling verklaard. Zelfs de waarnemingen van de Challenger expeditie in 1874 aan gene zijde van den zuiderkeerkring hebben het geheim niet kunnen ontsluieren. Zoolang het niet gelukt is, den geweldigen ijsmuur, die zich tot een hoogte van zestig meters boven den zeespiegel verheft, door te varen of over te klimmen, en in het binnenland door te dringen, is de vraag naar de gedaante des lands niet met zekerheid te beantwoorden.

Behalve de aardrijkskunde hebben de aardkunde en de aardmeetkunde, de weer- en klimaatkunde, van de navorsching van het Zuidpoolgebied de beantwoording van belangrijke vragen te verwachten.

De Zuidpool is onbetwistbaar een vulkanisch gebied. Terwijl de oppervlakte van het land in eeuwige rust onder het ijs schijnt te liggen, zijn de onderaardsche krachten onophoudelijk werkzaam. De ontdekkingsreiziger Ross vond den in het uiterste Zuiden van Victorialand gelegen vulkaan Erebus in volle werkzaamheid. De daarnaast gelegen vulkaan Terror spuwde wel geen vuur, maar toonde toch alle kenschetsende vormen van een uitgedoofden vulkaan. De uiterlijke gedaante zoowel als de aard der steenen en zelfs wat men in de maag der zeevogels vond stellen het buiten allen twijfel, dat de heele kust van het Zuidpoolgebied uit een krans van vuurspuwende bergen bestaat, waarvan de weerga alleen gevonden wordt in den vulkanengordel, die den Grooten Oceaan omslingert.

Nog niet lang geleden kwam het internationale congres van aardmeetkundigen te Berlijn bijeen,

[pagina 320]
[p. 320]

om opnieuw over het grootsche werk der internationale graadmeting te beraadslagen. Zijn doel is, den waren vorm der oppervlakte vast te stellen. Voor Europa is deze vraag voor het grootste gedeelte opgelost, en ook in de overige werelddeelen is men daarmee een goed eind opgeschoten. De gedaante van het land echter, dat zich achter Kaap Hoorn uitstrekt, zal eerst dan nauwkeurig te bepalen zijn, wanneer ook op verschillende punten van het Zuidpoolgebied waarnemingen met den slinger zullen gedaan zijn.

Niet geringer is de hoop, die de natuurkundigen op een grondig onderzoek van het ijs in de Zuidpool gebouwd hebben. Hoe hoog bedekt het ijs het land? Hoe is de bouw daarvan? Zijn de geweldige ijsbergen, die in de Zuidelijke IJszee drijven, afgebroken stukken van gletschers of zwaar veldijs? Is ook de Zuidpool, evenals de Noordpool, met gletschers bedekt? Denkelijk is dit laatste niet te verwachten, daar de zomerwarmte hier niet hoog genoeg is om den voor de vorming van gletscherijs noodigen dauw te veroorzaken.

De koude zeestroomingen, die, van de Zuidelijke IJszee komend, tot aan den evenaar voelbaar zijn en op het klimaat der westkust van Zuid-Afrika en Zuid-Amerika hun invloed doen gevoelen, vereischen een nauwkeurig onderzoek. Nog andere vragen dringen zich op. Hoe diep is de zee in de nabijheid van het land? Waaruit bestaat het bezinksel van het zeewater? Hoe hoog zijn de temperaturen aan de oppervlakte en in de diepte der zee, en op welke wijze nemen zij af? Deze vragen boezemen ook den meteorologen belang in, die bovendien ook de verhoudingen van temperatuur en luchtdruk op het vasteland zouden willen leeren kennen. Eenige temperatuuropgaven hebben wij, behalve aan Ross, aan de scheepsdokters der bovengenoemde walvischvaarders te danken, die tot den 64en graad Zuiderbreedte waren doorgedrongen. Blijkens die opgaven heeft men daar, in tegenstelling met de landen aan de Noordpool, een zeeklimaat, dat wil zeggen, het verschil tusschen zomer- en wintertemperatuur is zeer gering.

De plant- en dierkundigen zullen aan de Zuidpool den geringsten buit halen. Meer dan zeewier en mos zal de flora daar wel niet opleveren; toch kan onze kennis van de sneeuwen ijsflora daardoor verrijkt worden. Landdieren schijnen geheel te ontbreken, en de dieren van hoogere en lagere orde, die in de zee wonen, worden ook elders aangetroffen. Zal de tegenwoordige planten- en dierenwereld al niet veel bijzonders opleveren, wie weet of de Zuidpool niets bewaard heeft uit een eenmaal bloeiend verleden. Wij weten, dat thans dichtbevolkte landen eens onder sneeuw en ijs begraven lagen, en dat de onder het ijs bedolven landen om de Noordpool eens groenende velden en wouden droegen. Zou wellicht ook iets dergelijks met het Zuidpoolgebied het geval zijn geweest?



illustratie
de gebouwen der geschiedkundige tentoonstelling te boeda-pest. gezicht van ter zijde. naar een photographie.


Uit dit korte opstel is gebleken, hoe gerechtvaardigd de verwachtingen zijn, waarmee de vertegenwoordigers der verschillende wetenschappen een met alle hulpmiddelen van den nieuweren tijd op touw gezette expeditie naar de Zuidpool vergezellen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken