Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12 (1895)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (42.80 MB)

Scans (744.72 MB)

ebook (35.69 MB)

XML (2.98 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12

(1895)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bij de Platen.

Een voorjaarsbui. -

Een enkele zwaluw maakt nog geen zomer en een enkele mooie dag geen lente. April doet wat hij wil, en zoo kan het menigmaal gebeuren dat een onstuimige voorjaarsstorm opeens meedoogenloos den groenen dosch vernielt, waarin het landschap zich reeds met blijde verwachting had getooid.

Treurig is dat voor den landman en tuinier, die dikwijls de veelbelovende bloesems wild ziet afgerukt; maar treurig ook voor de arme vogeltjes, die zich zoo behaaglijk hadden geïnstalleerd in de groene, uitbottende twijgen en nu opeens het gezellige nest, het tooneel van hun huiselijk geluk, onbarmhartig zien verwoest.

Angstig tjilpend vliegen zij op uit de takken, die krakend afbreken onder het geweld van den storm, nog gelukkig als zij ten minste het jonge broedsel van een wissen dood kunnen redden. Op ons tafereel schijnt het jonge goedje de ouden al te kunnen volgen op de overhaaste vlucht, en in dit geval zal de pijn gauw geleden zijn; want hoe bar de storm ook woeden kan, gelukkig is ze maar van korten duur, zoo'n voorjaarsbui.

Walther von der Vogelweide bij de kroning van Philips van Zwaben. -

Walther von der Vogelweide geldt als de voornaamste van die ridderlijke zangers, welke in de middeleeuwen door hun liederen de feesten der vorsten opluisterden en van burcht tot burcht trokken om de dappere daden der ridders en de schoonheid der edelvrouwen te bezingen.

Zijn geboortejaar moet tusschen 1165 en 1173 vallen; met zekerheid weet men het niet op te geven evenmin als zijn geboorteplaats. Sommigen houden hem voor een Zwitser, anderen voor een Zwaab, weer anderen meenen te kunnen verzekeren dat hij uit Tirol afkomstig was. In ieder geval zegt Walther, die van ridderlijk geslacht, maar arm aan goederen was, in een zijner gedichten uitdrukkelijk, dat hij in Oostenrijk singen en sagen heeft geleerd.

Omstreeks het jaar 1180 kwam hij aan het hertogelijk hof te Weenen, waar hij lange jaren in blakende gunst stond. Het overlijden van zijn vorstelijken beschermer noodzaakte hem echter een beter heenkomen te zoeken, en dat vond hij aan het hof van den Roomsch-koning Philips van Zwaben.

Onze gravure stelt den dichter voor bij gelegenheid der plechtige kroning van Philips te Mainz in 1196. In de domkerk heeft de jonge vorst zich de kroon van Karel den Groote op de blonde haren gedrukt en thans zit hij met zijn edele genooten aan den feestdisch, op het hooge troongestoelte, met zijn jeugdige gemalin Irene, de dochter van den Griekschen keizer Izaäk Angelos aan zijn zijde.

Bij stroomen wordt de feestwijn geplengd en de beroemdste zanger van het rijk, de koning der meistreelen, Walther von der Vogelweide, treedt met zijn harp voor den troon om de glorie van den nieuwen koning te bezingen.

Ernstig en mannelijk is zijn lied en de feestgenooten, hun beker vergetend, leenen daaraan dan ook een aandachtig oor. Het zijn namelijk hachelijke tijden, waarin de nieuwe Roomsch-koning en aanstaande keizer de kroon van het heilige Roomsche rijk aanvaardt.

Als de jongste zoon van keizer Barbarossa geboren, had de jeugdige vorst nimmer kunnen droomen, dat hij eenmaal geroepen zou wezen, zijn vader op te volgen en was dan ook aanvankelijk voor den geestelijken staat bestemd geweest. Maar keizer Barbarossa kwam in 1190 op den kruistocht om het leven en zeven jaar later volgde zijn oudste zoon en opvolger Hendrik VI hem reeds in het graf. Ook zijn tweede en derde zoon stierven en aldus zag de jongste zich genoopt, in 1196 de regeering over het hertogdom Zwaben op zich te nemen.

Het jaar daarop trad hij in het huwelijk met de Grieksche prinses Irene, die van dat oogenblik den naam Maria aannam, en weer een jaar later zag hij zich te Arnstadt tot Roomschkoning gekozen, waarna weinige maanden later zijn kroning volgde.

Maar ongelukkig zou hij de kroon niet rustig bezitten. Het rijk was in twee vijandige partijen verdeeld, waarvan slechts de eene hem als den verkoren gebieder huldigde, terwijl de andere zich in Otto van Brunswijk een tegenkoning koos.

Die dubbele keuze was de aanleiding tot een fellen strijd, die over heel Duitschland woedde. De Paus bleef twee jaren lang weigeren zich in dien twist uit te spreken, niettegenstaande hij zoowel door de beide vorsten als door hun aanhangers gestadig tot partijkiezen werd aangezocht.

Eindelijk verklaarde hij zich voor Otto, omdat Philips het waagde gewapenderhand het erfgoed van St. Pieter aan te vallen, waarvoor hij met den banvloek getroffen werd. In 1206 schreef daarop Philips den Heiligen Vader een brief vol betuigingen van de ootmoedigste onderwerping; de Paus hief nu den banvloek op en stelde alle pogingen in het werk om de beide mededingers te verzoenen. Die verzoening zou juist tot stand komen, toen Philips te Bamberg in den leeftijd van 34 jaren werd vermoord.

Met deze tragische geschiedenis voor oogen, begrijpt men den ernst van het plechtig oogenblik, door den teekenaar van ons fraai tafereel voorgesteld.

In de herberg. -

Het is een deftig gezelschap, dat we hier in de ouderwetsche herberg aantreffen; heeren met staartpruiken en steken, die hier waarschijnlijk een vriendschappelijken maaltijd hebben gehouden, te oordeelen ten minste naar de gedekte tafel, die nog maar half is afgeruimd. Dat ze ook den landwijn daarbij geducht hebben aangesproken, bewijst de leege kan, die voor den grond gerold is, en niet het minst de opgewekte stemming, waarin de gasten verkeeren. Terwijl twee van de heeren vertrouwelijk zitten te keuvelen en de anderen bedaard hun pijp rooken, brengt de jongste van het gezelschap met opgeheven glas een feestdronk uit, waarnaar ook de kasteleines en de dienstmaagd belangstellend luisteren, méér nog dan de heeren, tot wie hij eigenlijk het woord richt.

Het is een levendig, gezellig groepje, dat ons het vroolijke onbezorgde leven uit den goeden ouden tijd aanschouwelijk voor den geest roept.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken