Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 13 (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 13
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (42.26 MB)

Scans (798.91 MB)

ebook (35.75 MB)

XML (2.95 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 13

(1896)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bij de Platen.

Afscheid. -

De Zwarte Huzaren hebben zich in de bevrijdingsoorlogen tegen Napoleon I een schitterenden roep verworven. Vele van hun officieren waren rijke lieden, dikwijls uit de hoogste standen, die hun leven op het spel zetten om het vaderland te redden; zij verlieten huis en haard, vrouw en kind en snelden den vijand te gemoet.

Onze gravure op blz. 28, naar de treffende schilderij van E. Thöni, vertoont ons het afscheid van een adellijk heer, die in het jaar 1813 zijn deftige huizing verliet om als officier aan den grooten kamp tegen den Corsicaanschen overweldiger deel te nemen.

Wij zien hem al te paard voor de breede deur, terwijl op den achtergrond twee huzaren op hem wachten. Hij zegt voor het laatst vrouw en kind nog eens vaarwel - of hij ze wel ooit wederziet? Bange bekommering vervult zijn hart. De Corsicaan heeft zijn laatste strijdkrachten bijeengegaard; het zal een wanhopige strijd zijn, een geweldige worsteling met de geduchte legerscharen van den geoefenden legeraanvoerder. Honderdduizenden zullen tegenover elkander staan en den doodbrengenden looden hagel in elkaars gelederen slingeren.

Vreeselijk is de krijg, maar het vaderland is in gevaar, het roept zijn zonen op om zijn onafhankelijkheid te verdedigen tegen de niets ontziende eerzucht van een onverzadelijken veroveraar. Dat wekt op, dat prikkelt tot verontwaardiging, dat geeft moed om het zwaard aan te gorden en voor de rechtvaardige zaak te strijden.

Die gevoelens, welke den krijgsman bezielen, deelen zich ook mee aan zijn jeugdige gade, die den geliefden echtgenoot, den vader harer kinderen ziet heentrekken om zich aan honderd doodsgevaren bloot te stellen. Ook haar sterkt en troost de gedachte: hij strijdt voor een hooge, edele zaak en God zal hem niet verlaten. Dat weerhoudt de tranen in haar oogen en behoedt haar voor bange vertwijfeling. Zij wil haar man niet laten zien dat het afscheid haar de ziel verscheurt; zij weet, dat het hem al zwaar genoeg valt, haar alleen onder de hoede van haar ouden vader achter te laten; hij mag haar niet beangst zien.

Nog eenmaal reikt zij hem op het paard den kleinen jongen, die argeloos met het goudborduursel van de uniform speelt en lacht omdat vaders baard hem in het gezicht kittelt, terwijl de forsche man met stille ontroering zijn lieveling kust.

Als uitgestorven, als dood zal de arme vrouw het huis en de heele wereld voorkomen totdat haar echtgenoot wederkeert. Het is een aangrijpend tafereel uit die veelbewogen jaren, toen het vertrapte Europa zich als één man verhief tegen den overweldiger.

Abraham, de drie engelen ontvangende. -

Gelijk wij nog onlangs aanstipten bij gelegenheid dat wij Murillo's ‘Boodschap aan Maria’ plaatsten, heeft de groote Spaansche meester tal van tafereelen uit de gewijde geschiedenis nagelaten.

De schilderij, die we in dit nummer weergeven, behoort tot de vermaarde galerij van Stafford House en stelt het bezoek voor, dat Abraham ontving van drie mannen, die later engelen bleken, terwijl een van het drietal als ‘de Heer’ wordt aangeduid. Sommige oude kerkvaders hielden, naar pastoor Muré in zijn Bijbelsche Geschiedenis opmerkt, dezen voornaamste der drie bezoekers voor God zelven en bepaaldelijk voor God den Zoon; meer algemeen is echter de meening, dat het drie engelen waren, onder welke een van hoogeren rang, die met den naam van Heer wordt aangeduid, en die het woord voert in den naam van God zelven.

Eens dat Abraham, wijl de dag heet werd, aan de deur zijner tent zat, dus lezen wij in de H. Schrift, hief hij zijn oogen op, en zie, daar stonden drie mannen tegenover hem. Hij ging hun tegemoet, boog zich ter aarde en zeide: ‘Heer, heb ik nu genade gevonden in uw oogen, gaat dan uw knecht niet voorbij. Dat toch een weinig water gebracht worde, opdat gij u de voeten wascht, en rust onder dezen boom. En ik zal u een bete broods reiken, dat gij uw hart sterkt; daarna zult gij verder gaan.’

Zij antwoordden: ‘Doe, zooals gij gezegd hebt.’

En Abraham spoedde zich naar de tent tot Sara en zeide: ‘Haast u, kneed drie maten meelbloem en maak koeken.’

Daarop liep Abraham tot de runderen en nam een kalf, malsch en goed, en gaf dit aan den knecht opdat hij zich zou haasten het toe te bereiden. Toen nam hij boter en melk en het toebereide kalf, zette het zijn gasten voor en bleef onder den boom staan, terwijl zij aten.

Toen vroegen zij hem: ‘Waar is Sara, uw huisvrouw?’ En hij antwoordde: ‘Zie, in de tent.’ Daarop zeide de voornaamste der gasten: ‘Over een jaar zal ik wederkomen en dan zal Sara een zoon hebben.’ Sara, die achter de deur der tent stond, kon zich op het hooren dier voorspelling, bij de gedachte aan haar en Abrahams hooge jaren, niet weerhouden, te lachen.

‘Waarom lacht Sara, zeggende: zal ik in mijn ouderdom nog een zoon hebben?’ vroeg aanstonds de Heer. ‘Is er dan iets moeilijk voor God?’ En met nadruk herhaalde hij zijn voorspelling, waarop Sara, verschrikt, ontkende dat zij gelachen had; maar de engel hield vol: ‘Zeer zeker hebt gij gelachen.’

Toen stonden de mannen op en richtten zich naar Sodoma. Abraham deed hen derwaarts uitgeleide. En onderweg zeide de Heer: Zal ik voor Abraham verbergen wat ik doen ga? Hij zal immers tot een groot en machtig volk worden en in hem zullen alle volken der aarde gezegend worden. Want ik weet dat hij zijn kinderen en nakomelingen leeren zal, den weg des Heeren te bewaren en recht en gerechtigheid te doen, opdat de Heer aan hem volbrenge wat Hij hem beloofd heeft.’

Daarna ging hij voort: ‘Het wraakgeroep van Sodoma en Gomorra is zeer sterk geworden en hun zonde vreeselijk zwaar. Daarom wil ik er heengaan om te zien of hun werken zóó zijn als het geroep daarvan tot mij is gekomen, of niet, opdat ik het wete.’

Toen keerden de mannen zich naar Sodoma, maar Abraham bleef nog staan voor het aangezicht des Heeren. Op hem toetredende, vroeg hij: ‘Zult gij dan ook den rechtvaardige met den goddelooze ombrengen? Misschien zijn er vijftig rechtvaardigen in de stad; zult gij ook hen ombrengen en om die vijftig rechtvaardigen de stad niet sparen? Het zij verre van u, aldus den rechtvaardige met den goddelooze te dooden. Zoude de Rechter der gansche aarde geen recht doen?’

De Heer antwoordde: ‘Zoo ik te Sodoma binnen de stad vijftig rechtvaardigen vind, zal ik de gansche stad sparen om hunnentwil.’

Abraham hernam: ‘Zie, ik heb mij nu toch verstout tot den Heer te spreken, hoewel ik

[pagina 32]
[p. 32]

stof en asch ben. Misschien zullen aan de vijftig rechtvaardigen vijf ontbreken; zult gij dan om vijf de gansche stad verderven?’

‘Ik zal haar niet verderven,’ sprak de Heer, ‘zoo ik er vijf en veertig zal vinden.’

Overtuigd van Gods barmhartigheid, daalde Abraham nog meer af, van veertig op dertig, op twintig en eindelijk op tien, en ook toen sprak de Heer: ‘Om wille van tien rechtvaardigen zal ik de stad sparen.’

Toen verliet de Heer Abraham en deze keerde naar zijn woning terug.

Tot zoover het bijbelverhaal ter toelichting onzer gravure. Men weet dat Abrahams onderstelling, als zouden er tien rechtvaardigen in Sodoma zijn, nog te gunstig was en zijn gebed dus niet mocht verhoord worden.



illustratie
groote ontdekking! naar de schilderij van h. werner.


Groote ontdekking! -

Wel wel, is me dàt een verrassing! Daar heeft de kleine tot haar groote verbazing en opgetogenheid bespeurd, dat de kip, die zoo lang geduldig op haar eieren zat, kuikentjes gekregen heeft, lieve, kleine, piepende beestjes met bekjes en oogjes en vleugeltjes net als hun moeder, maar o! nog zoo klein. Opgetogen heeft het meisje ze in haar schoot opgenomen om ze aan haar moeder te laten zien, die op haar beurt van verrukking de handen in elkaar slaat.

Voor het oudere zusje is de gebeurtenis al niet vreemd meer; maar ze heeft toch schik in de verbazing van de kleine en in den angst van de klokhen, die kakelend achter het kind komt binnengestapt om haar jongen op te eischen.

Het zonnige waas, dat de kunstenaar over dat aardige groepje heeft weten te werpen, doet de gemoedelijk opgewekte stemming van het tafereeltje ten volle tot haar recht komen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken