Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 13 (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 13
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (42.26 MB)

Scans (798.91 MB)

ebook (35.75 MB)

XML (2.95 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 13

(1896)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bij de Platen.

Aanminnigheid. -

Aldus heeft de kunstenaar den studiekop betiteld, die onze eerste bladzijde siert; en werkelijk mag dit lieve kopje met de regelmatige trekken, de vriendelijke oogen en tot een minzamen glimlach geplooide lippen het levende bleed der aanminnigheid heeten.

Het is geen bevalligheid zooals de behaagzucht zoo gaarne ten toon spreidt, maar die onweerstaanbare gratie, welke de weerspiegeling is van de inwendige goedheid en reinheid des harten.

Argelooze eenvoud spreekt uit dit fijn besneden gelaat; los en zonder coquetterie omgolven de blonde haren het lieve hoofd, grootendeels nog door den zedigen sluier bedekt.

Jozef voor koning Pharao. -

De geschiedenis van Jozef, die, door zijn broeders als slaaf verkocht, later onderkoning werd van Egypte, behoort zeker tot de aantrekkelijkste en schoonste verhalen, ons opgeteekend in de boeken van het oude testament.

Als kind hebben wij allen die geschiedenis gehoord en meer dan eenig ander Bijbelsch verhaal is ze ons bijgebleven. Onuitwischbaar is dan ook de indruk, dien de verrassende lotgevallen van den deugdzamen jonkman op het jeugdig gemoed moeten maken. Hoe voelden we ons van medelijden bewogen, als wij vernamen hoe hij door zijn broeders in een put geworpen en later meedoogenloos aan de Ismaëlitische kooplieden werd verkocht. Met welke spanning volgde onze verbeelding hem naar het verre Egypte, in het huis van Putiphar, waar hij met het vertrouwen zijns meesters werd vereerd tot de valsche aanklacht van diens vrouw hem onschuldig in de gevangenis bracht.

Wij leden en zuchtten daar in verbeelding met hem, maar wij juichten ook toen eindelijk de verlossing kwam.

Jozef had den ouderdom van dertig jaren bereikt, toen het oogenblik daar was, waarop lijden en vernedering een einde nemen, verheffing en heerlijkheid voor hem beginnen zouden. God, die hem zwaar beproefd had, behield zich zelven voor, hem nu ook schitterend te beloonen. Een droom, dien Hij den Egyptischen koning overzond, werd het middel tot Jozefs verlossing.

Geen van 's konings waarzeggers of toovenaars vermocht hem dien droom uit te leggen, en toen herinnerde zich de opperschenker den Hebreeuwschen jongeling in de gevangenis, die hem twee jaren geleden uit een

[pagina 40]
[p. 40]

droom, die hem beangstigde, zijn bevrijding uit den kerker voorspeld had.

‘Ik belijd mijn schuld,’ zoo sprak hij tot den vorst. ‘De koning, op zijn dienaars vertoornd, had mij en den overste der bakkers in de gevangenis doen werpen, waar wij beiden in denzelfden nacht een voorspellenden droom hadden. Aldaar nu was een Hebreeuwsch jongeling, de slaaf van den overste der lijfwacht; hem verhaalden wij onze droomen, en van hem vernamen wij wat later bewaarheid werd: ik immers werd in mijn eer hersteld, de ander werd gehangen.’

De koning gebood nu dat Jozef voor hem gebracht zou worden. Men haalde hem uit den kerker, schoor hem den baard af, gaf hem andere kleederen aan en voerde hem voor Pharao.

‘Ik heb droomen gehad,’ zoo sprak de vorst hem aan, ‘en er is niemand, die ze mij kan verklaren; maar ik heb van u hooren zeggen dat als gij een droom hoort, gij dien uitlegt.’

‘Dit is buiten mij,’ antwoordde Jozef, ‘maar God zal den koning een gunstige uitlegging geven.’

Pharao begon nu terstond:

‘Ik droomde dat ik stond aan den oever der rivier, en dat er uit den vloed zeven koeien opstegen, zeer schoon en vet van vleesch, die van het groene oevergras aten; en zie, op haar volgden zeven andere koeien, zoo leelijk en zoo mager als ik er nog nooit in Egypte gezien heb; en deze verslonden de eersten en aten ze geheel op, zonder eenig teeken te geven van verzadigdheid, daar zij even mager en leelijk bleven. Ik ontwaakte, en wederom in slaap gevallen droomde ik. Zeven aren schoten op uit éénen halm, vol en goed. En ook zeven andere, dun en van een verzengenden wind verschroeid, kwamen uit den halm te voorschijn, die de eerste schoone aren verslonden. Ik heb aan de wijzen den droom verhaald, maar niemand kan dien uitleggen.’

Toen sprak Jozef, voor wiens oog God de toekomst opende:

‘Des konings droom is één; wat God voornemens is te doen openbaart hij aan Pharao. De zeven vette koeien en de zeven volle aren beteekenen zeven jaren van overvloed; de zeven magere koeien, die na de eerste opstegen, en de zeven ledige, verschroeide aren beteekenen zeven jaren van aanstaanden hongersnood; en aldus volgen de jaren elkander op: zie, er komen zeven jaren van rijke vruchtbaarheid in geheel Egypteland; daarna volgen zeven jaren van misgewas, zoodat de vorige overvloed geheel verteerd en zelfs het aandenken daarvan zal vergeten worden. Dat gij dezelfde zaak in twee droomen gezien hebt, beduidt dat God het aangekondigde zeer zeker en zeer spoedig vervullen zal. Zoo zie dus de koning naar een verstandigen en wijzen man om en stelle hem over het geheele land van Egypte. Deze benoeme in elk gewest opzieners en verzamele het vijfde deel van de opbrengst der vruchtbare jaren in de schuren der steden, als koninklijk eigendom, opdat er voorraad zij tegen de zeven jaren van hongersnood, die over Egypte zullen komen, en het land niet door gebrek ten gronde ga.’

Dit woord was goed in de oogen van Pharao en van al zijn dienaren.



illustratie
in de dorpschool, naar de schilderij van ed. girardet.


‘Zouden wij wel een man vinden als deze,’ vroeg hij, ‘in wien Gods geest is.’ En zich daarop tot Jozef wendende, ging hij voort: ‘Omdat God u geopenbaard heeft, wat gij verkondigd hebt, is er niemand te vinden zoo wijs als gij. Gij zult over geheel mijn huis gesteld zijn en het geheele volk zal uw bevelen gehoorzamen; slechts door den koningstroon zal ik boven u verheven zijn. Zie, ik heb u gesteld over geheel Egypteland. Zoo waar ik Pharao ben, zonder uw bevel zal niemand een hand of voet verroeren in Egypte.’

Tegelijk nam hij zijn eigen ring en stak dien aan Jozefs vinger, hing hem een vorstelijk kleed van fijn linnen om de schouders, schonk hem een gouden halsketen en deed hem rondrijden op den schoonsten eerewagen na dien des konings, voorafgegaan door een heraut, die riep: ‘Buigt de knie en weet dat deze gesteld is over het geheele land van Egypte.’

De processie van H.-Sacramentsdag. -

In de katholieke streken, waar de burgerlijke overheid er zich niet op toelegt, gelijk maar al te vaak voorkomt, den godsdienst binnen de kerkgebouwen terug te dringen en geheel uit het openbaar leven te verbannen, bestaat nog altijd het vrome gebruik, op H.-Sacramentsdag het Allerheiligste in plechtigen omgang door de gemeente rond te dragen.

In ons vaderland laat de wet deze treffende uiting van den godsdienstzin des volks maar in enkele plaatsen toe. In Duitschland daarentegen is zij in de katholieke streken nog algemeen. Het treffendst is zulk een processie wel in de nederige dorpen, waar de geheele gemeente in hoogtijdosch zich bij den vromen stoet aansluit. Onze gravure geeft zulk een processie te zien. Met vanen en heiligenbeelden, gaat een schaar feestelijk getooide en met bloemen bekranste bruidjes vooruit; dan volgt de priester, door misdienaars met brandende lantarens en het wierookvat voorafgegaan, en draagt ondereen troonhemel het Allerheiligste. De zangers volgen onder het zingen der gewijde hymnen. Kleine meisjes strooien bloemen op het pad, waarlangs zich de God van liefde zal voortbewegen om zegen te brengen in de woningen, waar Hij zal langs trekken, over de velden, die Hij zal doorkruisen, over al de geloovigen, die zich eerbiedig ingetogen met de biddende schaar vereenigen om den verborgen God te huldigen en Hem als aller Vader ook nederig en vol kinderlijk vertrouwen aller belangen aan te bevelen.

 

In de dorpsschool. -

Het is geen streng gereglementeerde school volgens de eischen der jongste wet, waar elk oogenblik de schoolopziener verwacht kan worden. Wanneer het al geen onderwijs-inrichting van een vijftig jaar terug is, dan hebben we hier ongetwijfeld een school voor ons uit een zoo afgelegen hoekje, dat de wettelijke voorschriften er maar heel weinig vat op hebben, in het een of ander vergeten bergdorpje, waar zich nooit een deftig regeerings-ambtenaar vertoont en de heele inrichting van het onderwijs aan den ouden schoolmeester blijft overgelaten.

De waardige man, hoewel schijnbaar geen bijzonder streng handhaver van orde en tucht, te oordeelen althans naar het geroezemoes van zijn levendige leerlingen, blijkt toch geducht de hand te houden aan de eerbiediging van zijn eigen persoonlijkheid.

Het schijnt dat de kleine teekenaar op den voorgrond zich de vrijheid veroorlooft, tot groot vermaak van zijn kameraads, een min of meer geslaagde caricatuur van den meester op de lei te ontwerpen. Hij is geheel in dien arbeid verdiept, en merkt niet hoe de meester, met den stok onder den arm, over zijn schouder gluurt om dergelijke schennis van zijn autoriteit op heeterdaad te betrappen en naar verdienste te tuchtigen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken