Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14 (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (37.26 MB)

Scans (753.35 MB)

ebook (30.61 MB)

XML (3.00 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14

(1897)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Amerikaansche dokters.

In het oude Europa komt het nogal eens voor, dat een jonge dokter, ook al heeft hij de schitterendste studies gemaakt, te vergeefs loert op praktijk en er in zijn vertwijfeling toe komt, in zijn binnenste de bloeiende gezondheid van zijn verwanten, vrienden en kennissen te verwenschen. Zulk een dokter zonder praktijk dwaalt dan soms mistroostig door de nieuwe buurten, waar druk gebouwd wordt, in de stille hoop dat er hier of daar een werkman van een stelling zal vallen, wien hij dan de eerste geneeskundige hulp kan verschaffen. Het is toch altijd een goede reclame, als het plaatselijke blad vermeldt: ‘Dr. X, die toevallig voorbij de plaats des onheils kwam, legde onmiddellijk een noodverband.’ En men kan nooit weten of niet deze of gene daardoor wordt aangelokt den hulpvaardigen arts tot zijn huisdokter te kiezen.

Dergelijke weldoeners der lijdende menschheid, die maar geen kans zien hun met moeite verworven kennis ten nutte hunner medeburgers te besteden, laten zich allicht verlokken, aan gene zijde van den Oceaan een dankbaarder arbeidsveld te zoeken, en vooral uit Duitschland verhuizen jaarlijks talrijke jonge geneeskundigen naar Amerika, waar zij het soms tot een schitterende praktijk en aanzienlijke inkomsten brengen.

Zoo rekent de bekende oogenarts Dr. Lang te New-York, een geboren Duitscher, niet minder dan twintig of vijf en twintig dollars alleen voor de moeite, een patiënt maar eens goed in de oogen te kijken en hem een middeltje voor te schrijven.

Intusschen loopt het niet allen zóó voor den wind en de eerstbeginnenden hebben in Amerika zoogoed als overal elders met de concurrentie te kampen, ofschoon Amerika in evenredigheid veel meer dokters noodig heeft dan de oude wereld.

Waarom? Vooreerst wegens de groote en snelle weersveranderingen, die daar aan de orde van den dag zijn, maar hoofdzakelijk ook omdat de Yankees zich bijna met geweld de maag bederven door hun buitensporige onbesuisdheid in het eten en drinken. Een Amerikaansch diner werd onlangs door iemand, die het weten kon, een ‘moord eerste klasse’ genoemd, en als men leest welke ontzaglijke hoeveelheden uiteenloopende spijzen en dranken aan de feesttafels verslonden worden, kan men hem geen ongelijk geven.

In de groote behoefte aan dokters wordt tegenwoordig ruim voorzien deels door de immigratie, deels door het toenemend aantal Amerikaansche universiteiten.

De scheepsartsen van de transatlantische stoomvaarlijnen maken zich bijna allen zachtjes aan met de Amerikaansche toestanden vertrouwd om op een mooien dag voorgoed aan den overkant te blijven hangen. En zij leveren een aanmerkelijke bijdrage tot het toenemend aantal Amerikaansche artsen.

Slechts in weinige staten, zooals Maryland en Virginië, moet de van over zee gekomen geneeskundige, als hij den doctorstitel draagt, nog een staatsexamen afleggen vóór hij praktijk mag uitoefenen. Heeft hij dus als scheepsdokter het vaarwater eerst gepeild en zich een goed plekje uitgezocht, dan kan hij zich onmiddellijk als geneesheer vestigen. Als het hem eenigszins mogelijk is, zal hij natuurlijk het liefst zijn fortuin beproeven in een omgeving, waar hij tal van landslieden treft. In steden, waar de Duitsche Amerikanen de meerderheid hebben, ziet men dan ook haast in iedere straat naambordjes, waarop de bijvoeging: Deutscher Arzt.

Vroeger jaren werden de Duitsche artsen wegens hun degelijker wetenschappelijke vorming ook door de Amerikanen boven die van hun eigen landaard voorgetrokken. In ernstige gevallen gebeurt dit tegenwoordig ook nog; maar het getal Amerikaansche geneeskundigen van naam vermeerdert toch met den dag en dringt den stroom van Europeesche dokters krachtig terug. De tijden, toen men over de universiteiten van de nieuwe wereld met recht de schouders ophalen kon, zijn voorbij. Hoogescholen en onderwijskrachten zijn er in menig opzicht even goed als in Europa, zooals bijvoorbeeld de John Hopkins University te Baltimore, het Columbia College te New-York, de universiteiten in Pennsylvanië en Michigan enz. De eerstgenoemde hoogeschool, die den naam van haar edelmoedigen stichter draagt, mag werkelijk als een model gelden. Dank zij haar rijkdom staan haar de beste leerkrachten en leermiddelen ten dienste, die zij intusschen volstrekt niet in Europa hoeft te koopen. Haar professoren zijn toch meest Amerikanen van geboorte, al hebben zij hun wetenschappelijke opleiding ook deels aan Europeesche, meest Duitsche universiteiten genoten.

Wat de Amerikaansche studenten betreft, die kunnen in hun uiterlijk optreden moeilijk met hun Europeesche collega's vergeleken worden. Amerika is nu eenmaal een heel andere wereld dan de onze, un pays terriblement autre, zooals Paul Bourget het in zijn jongst verschenen werk Outre-Mer uitdrukte. Men heeft daar geen kranige studentencorpsen, geen studentenbals en optochten, maar daarentegen ook geen families, die door de studie van een zoon ten gronde gericht worden.

Er wordt daar niet geboemeld, maar hard gewerkt van den aanvang van het studiejaar tot het einde toe, en als de vacantie van vier maanden begint, dan komt de moeilijke tijd voor menigen student pas aan, daar velen van dien rusttijd gebruik maken om het noodige geld te verdienen, dat zij voor de voortzetting en voltooiing hunner studies behoeven.

In een groot hotel op een badplaats nabij New-York worden de badgasten van Juni tot October bijna uitsluitend bediend door vrouwelijke studenten, die daarmee een sommetje bijeen trachten te brengen, waarvan zij in het volgende studiejaar, als zij niets verdienen kunnen, weer kunnen leven.

Op de wereldtentoonstelling te Chicago verbaasde zich menig Europeesch bezoeker, te zien hoe deftige Amerikaansche dames of heeren levendige gesprekken voerden met de jongelieden, door wie zij zich in een rolstoel lieten rondrijden, ja ze menigmaal ten eten noodigden. Die stoelendrijvers en gidsen waren eenvoudig... studenten!

Zoo iets is bij ons haast niet denkbaar; maar in Amerika is het niets vreemds; men vindt het daar heel natuurlijk dat ook onbemiddelde jongelui de universiteiten bezoeken en ziet er hen niets minder om aan, dat zij tusschen de studie door met allerlei arbeid den kost verdienen. Veel geld hebben zij niet noodig, want zij maken geen kostbare studentenfeesten mee en hoeven geen oppasser te houden. De eenige uitspanning, die zij zich veroorloven, bestaat in het voetbalspel, dat aan de Amerikaansche universiteiten druk beoefend wordt. En tot het onderhouden van de goede kameraadschap achten zij geen plechtstatige studentensociëteiten met deftige Latijnsche namen noodig; daartoe voldoet hun eenvoudig de cry of herkenningskreet, die al de studenten van een zelfde hoogeschool als broeders vereenigt.

Die cry heeft iets van een Indiaansch krijgs gehuil, dat voor de nachtrust der ‘ploerten’

[pagina 31]
[p. 31]

soms niet minder hinderlijk is dan het luidruchtig bij nacht en ontij uitgegalmde lovivat in onze academiesteden.

De muzenzonen van elke Amerikaansche Alma Mater hebben zulk een cry, die voor den oningewijde totaal onverstaanbaar is. Zoo roepen de studenten van Chicago: ‘Rah hoorah! Zip bumm-ah! Hip-zoo! Rah zoo! Jimmy blow your bazoo! Ip-sidi iki! U.of I. Chamhaign.’

De cry van de Antioch University luidt: ‘Hobble, Gobble! Razzle, Dazzle! Zib! Bumm! Ah! Antioch! Antioch! Rah! Rah!

De studenten der centrale universiteit van Iowa hebben hun cry zelfs op rijm en muziek gezet. Ziehier de tekstwoorden:

 
Central, Central! Rah, Rah, Rah!
 
Varsily, Varsily! Ha, Ha, Ha!
 
Iowa, Iowa! Wa, Wa, Wa!
 
Maxima pro patria!
 
Rah, Rah, Rah!

Het merkwaardigste is misschien dat dit fraaie lied door volkomen nuchtere lui gezongen wordt, daar Iowa een temperance-staat is, waar het verboden is geestrijke dranken te verkoopen. Overigens zijn volstrekt niet alle Amerikaansche studenten afschaffers; in December van het vorig jaar werden zelfs bij de vijftig studenten van de Princeton-University ingerekend, omdat zij in kennelijken staat zich aan groote luidruchtigheden waren te buiten gegaan. Voor den strafrechter beriepen zij zich op hun Duitsche medebroeders, die wel ruiten inwierpen en nachtwachts afranselden. Dit hielp en de ‘jongens’ van Princeton werden vrijgesproken, omdat rechter Koch - een Duitscher was!

Heeft de jonge geneeskundige na vierjarige of aan een kleiner hoogeschool na driejarige studie het staatsexamen afgelegd, dan laat hij een heel anderen cry hooren, den kreet namelijk om een zoo winstgevend mogelijke praktijk. De Amerikaan heeft weinig aanleg om zijn beroep bijzonder ideaal op te vatten; ook als arts is hij een man van zaken, wien het voor alles om klinkende resultaten te doen is. In groote steden zijn de kansen dikwijls gering, maar hij kan ook op het land geld maken, vooral in de nieuwbevolkte streken van het verre Westen.

Voorzien van een kleine reisapotheek en met een grooten revolver aan het zaal rijdt hij van dorp tot dorp, van hoeve tot hoeve. Daar eischt hij, als zijn hulp wordt ingeroepen, onmiddellijk geld bij de visch; eerst betalen, anders geen genezing. En dat is heel wijs gehandeld, want in die afgelegen streken willen de lui maar niet inzien, dat zij, behalve de pijnen, die zij uitstaan, ook nog geldkosten moeten dragen. Ook vele stedelingen, zelfs welgestelde, denken er niet anders over, en zoo komt het dat dokters met een uitgebreide praktijk er een collector op na houden, die dag aan dag met een buggv rondrijdt om... de rekeningen van zijn meester in te vorderen. De man mag natuurlijk niet driftig worden, als hij met onwillige betalers te doen krijgt, en moet zich, om succes te hebben, nu en dan ook een paar dollars laten afdingen.

In de groote steden van het Westen met haar ongeloofelijk snellen aanwas verzinnen de dokters zonder praktijk soms de ongeloofelijkste middeltjes om aan klanten te komen. De Amerikaansche arts - een vreemdeling lukt dat, tot zijn nadeel, zoo gemakkelijk niet - sluit zich daar bij de een of andere politieke vereeniging of godsdienstige secte aan, neemt aan straatoptochten deel, houdt ‘volksredevoeringen’ en maakt zich zoodoende een naam. Of hij in zijn vak ook degelijk onderlegd is, komt er minder op aan dan of hij slag heeft zijn kansen waar te nemen. De Amerikaansche uitdrukking smart voor ‘flink’ stemt lang niet overeen met ons begrip van degelijkheid. Gelukt het hem bij de eerste partijgroep of secte niet, dan loopt hij naar een andere over; aan keus is geen gebrek, en eens moet het hem toch lukken.

Maar wat beteekent dit nog in vergelijking van den grooten humbug der zoogenaamde ‘doktersmaatschappijen’! In de dagbladen van Kansas-City kan men soms een advertentie lezen in dezen geest:

‘Attentie! Geen ziekte meer! Genezing kosteloos! Een maatschappij van twaalf vreemde doctoren, uitsluitend specialiteiten van den eersten rang, heeft zich in het Monroe-gebouw gevestigd. Daar worden gedurende vier weken alle gebreken en kwalen van welken aard ook, genezen. Goede uitslag gewaarborgd!’

‘Dat is zwendelarij,’ zeggen de lui tegen elkaar, maar ondertusschen maakt de geweldige reclame toch indruk op hen, en daar het niets kost, wil men het allicht eens probeeren. Op dus naar het Monroe-gebouw!

Dit gebouw nu is een huis van twaalf of vijftien verdiepingen, voor welks hoofdgevel blikken of linnen armen en beenen, drie verdiepingen lang, vroolijk in den wind hangen te bengelen; andere ‘specialiteiten’ hebben oogen en ooren uitgehangen. Het balkon draagt een reusachtigen breukband, waarboven trompetters in vuurroode uniform schetterende fanfares door de lucht doen schallen. Op een groot stuk linnen, dwars over de straat gespannen, staan al de ziekten opgesomd, waarvan men hier verlost kan worden; ze zijn haast ontelbaar.

Op de verschillende verdiepingen staan handige boerenbedriegers klaar om de patiënten bij het verlaten van de lift in ontvangst en op sleeptouw te nemen. Of iemand, die aan rheumatiek lijdt, toevallig bij den oorendokter aanlandt, komt er heelemaal niet op aan; misschien mankeert hij toch wel iets aan zijn ooren zonder het zelf te weten. De betrokken specialiteit ziet al bij het binnentreden, waar het hem scheelt: vlak achter het trommelvlies zit de fout; het is hoog tijd dat er iets aan gedaan wordt, anders is het gehoor naar de maan. Maar het geval is toch nog niet hopeloos; de specialiteit heeft gelukkig nog wat van zijn ‘patentmedicijn’ voorhanden, die zeker helpt en volstrekt niet duur is. De patiënt koopt ze, bedankt voor de kostelooze behandeling, en dat hij terugkomen zal kan de arts wel aan zijn volkomen gezonde ezelsooren zien.

Dan gaat het een verdieping hooger naar den dokter, die patent-medicijn tegen rheumatiek verkoopt, misschien ook nog een derde die een bloedzuiveringskuur noodig acht. Na verloop van de vier weken voelt de patiënt zich vermoedelijk zoo ziek, dat hij verdere geneeskundige adviezen graag betaalt, en komt hij niet terug, dan hebben de specialiteiten toch aan hun patent-medicijn genoeg verdiend.

Deze doktersmaatschappijen houden er bovendien nog agenten op na, die stad en land afloopen, hier een lammen pachter, ginds een halfblinden kroeghouder opduiken, die zij in den vollen zin van het woord aan de joden overleveren. In geval van nood onderneemt de agent, gewoonlijk een kerel met een gladde tong, maar zonder een aasje wetenschappelijke kennis, op goed geluk zelf de operatie.

Heerscht in een afgelegen streek soms een besmettelijke ziekte, dan voort hij zijn patentmedicijnen bij karrevrachten aan. Vele van die heeren zouden dokter Faust kunnen nazeggen:

 
Dàt was dan de artsenij! - de lijders moesten sterven,
 
En niemand vraagde er: wie genas?
 
Zoo heeft ons brouwsel menigmalen
 
Op deze bergen, in deez' dalen,
 
Veel erger dan de pest gewoed.
 
Ik zelf, ik heb het gif aan duizenden gegeven,
 
Zij kwijnden weg - ik moet beleven,
 
Dat men den moorders hulde doet!

Zoo erg is het nu wel niet; met opzet zal men de menschen niet vergeven; maar ondertusschen kunnen die overigens onschadelijke patent-medicijnen toch dikwijls kwaad genoeg stichten, al was het maar door de verkeerde aanwending.

Vraagt men hoe zoo een schaamtelooze kwakzalverij mogelijk is in een land, waar de geneesheer meer dan ergens elders aan het gevaar is blootgesteld, voor een mislukte kuur in den kerker te moeten boeten, dan luidt het antwoord: de kwakzalvers zijn niet licht te pakken, en worden zij gepakt, dan kan men hun nog niets maken, omdat zij wel zorgen, hetgeen zij bezitten tijdig in veiligheid te brengen. Daarom overkomt het alleen gevestigde artsen, dat zij nu en dan te recht of ten onrechte wegens een slecht geheelde beenbreuk of iets dergelijks aangeklaagd en tot de betaling van soms hooge sommen als schadeloosstelling veroordeeld worden.

In het algemeen kan men zeggen dat het beroep van geneesheer in Amerika even zoo moeilijk is als in andere landen. De tijden zijn, zooals reeds gezegd is, voorbij, toen geneeskundige, naar den nieuwe wereld overgestoken, daar schatten geld konden verdienen en als rijke nabobs terugkeeren; de Europeesche dokter, die zich nu in Amerika vestigt, blijft er gewoonlijk tot het einde van zijn leven, en als dit heel mooi geweest is, ‘dan is het moeite en arbeid geweest.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken