Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14 (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (37.26 MB)

Scans (753.35 MB)

ebook (30.61 MB)

XML (3.00 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14

(1897)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bij de Platen.

Uit den Grieksch-Turkschen oorlog. -

Hoe betreurenswaardig iedere oorlog ook moge zijn uit het oogpunt der menschelijkheid, om de ellende, die hij aanricht, de offers die hij vergt, toch heeft geheel Europa in spanning den worstelstrijd gevolgd, die in het verre Zuidoosten gevoerd is tusschen Turkije, ondanks zijn schijnbare uitputting sterker dan men gedacht had, en Griekenland, dat zijn krachten heeft overschat, of - op bondgenooten gerekend, die niet zijn komen opdagen.

Maar het was niet alleen spanning waarmee men den strijd volgde in de streek, waar Cesar eenmaal Pompejus versloeg, waar vóór zeventig jaren de Grieken hun onafhankelijkheid bevochten. Bijna algemeen was de sympathie voor het kleine volk, dat de zes groote mogendheden had durven braveeren en ter wille van de verdrukte stam- en geloofsgenooten op Kreta den ongelijken strijd aanging, waarbij het land zijn bestaan, koning George zijn kroon op het spel zette.

En al moge, zooals men uit de dagelijksche verslagen in de nieuwsbladen heeft gelezen, het Grieksche leger niet hebben beantwoord aan de verwachting, die het volk en ook Europa daarvan koesterde, zeker is het, dat de schuld daarvoor meer aan onbekwame aanvoerders en aan de gebrekkige inrichting, dan aan gebrek aan moed van de zijde der Grieken is te wijten. Zelfs naast de fanatieke onverschrokkenheid en doodsverachting der Turken blonk dikwijls de heldhaftige dapperheid der Grieksche soldaten heerlijk uit, en dezen hebben beter verdiend dan thans voor lafaards te worden gescholden.

Of is het geen treffend bewijs van moed en zelfopoffering wat onze gravure op de laatste bladzijde te zien geeft? Een Grieksch soldaat, behoorende tot de ongeregelde troepen, draagt een gewonden makker buiten de vijandelijke vuurlinie en redt hem het leven, maar niet dan nadat hij zelf door een kogel in den voet getroffen was.

Van den persoonlijken moed der Grieksche soldaten zouden een aantal staaltjes zijn aan te halen, maar voor de verpletterende overmacht der Muzelmannen, gevoegd bij de onbekwaamheid hunner eigen aanvoerders, moesten zij het onderspit delven.

Een andere gravure in dit nummer stelt de Turken voor, die, nadat zij de hun met zooveel hardnekkigheid betwiste bergpassen hebben vermeesterd, in de vruchtbare Thessalische vlakte afdalen. En nadat ook hier het Grieksche leger voor de zegevierende wapenen der Muzelmannen had moeten wijken, lag welhaast Larissa, de bloeiende hoofdstad van Thessalië, voor hen open.

Op onze gravure ziet men de fiere steenen brug over de Peneios, die door de stad stroomt, daarachter het graf van den eersten Muzelmanschen veroveraar van Thessalië met drie blauwgroene koepels en hoog daarboven uitstekend een minaret. De weg over de brug leidt door het noordelijk uiteinde der oostelijke vlakte van Thessalië naar Tirnavos en vandaar naar den in den laatsten tijd zoo vaak genoemden Meloena-pas, in het noordoosten van het dal van Tempe.

Aan al deze namen zijn thans voor de Grieken treurige herinneringen verbonden, maar eenmaal zal ongetwijfeld de dag komen, waarop Griekenland zijn nederlagen van heden door schitterende zegepralen zal uitwisschen.

Ophelia. -

Geen dichterlijke schepping heeft misschien zoo vaak penseel en beitel van schilder of beeldhouwer bezield als de bekende figuur uit Shakespeare's beroemd treurspel Hamlet, de lieftallige en beklagenswaardige Ophelia.

Ook de Russische schilder Makowski heeft haar tot onderwerp gekozen voor een te gelijk bevallig en aangrijpend tafereel, dat door onze gravure op blz. 52 wordt gegeven. Om den lezer dat tafereel in al zijn tragische poëzie te doen genieten, zal het niet ondienstig zijn, in korte trekken het drama in herinnering te brengen, waarin Ophelia een zoo treurige rol vervult.

De dappere en edele koning Hamlet van Denemarken was gestorven en opgevolgd door zijn broeder Claudius, die kort na zijn troonsbestijging ook Hamlets weduwe Gertrude huwde. Zoo stonden de zaken tegenover de niets vermoedende buitenwereld, maar de zoon des gestorven konings, de jonge prins Hamlet wist welk een gruwel er school achter die schijnbaar eenvoudige troonsverandering. Hij wist dat er was something rotten in the state of Denmark (iets rots in den staat Denemarken.) Hem was de schim van zijn dooden vader verschenen en deze had hem geopenbaard, dat hij niet zijn natuurlijken dood gestorven, maar door zijn broeder Claudius omgebracht was. En de schim had den jeugdigen Hamlet bevolen, den moord zijns vaders te wreken.

Op middelen zinnend om dien last te volvoeren, veinsde prins Hamlet, dat de smart over den plotselingen dood zijns vaders hem de zinnen verbijsterd had. De koning en de koningin hielden met hun vertrouwelingen raad, hoe hem van zijn zinneloosheid te genezen; want schijnbaar raaskallende, zei Hamlet in hun gezicht de gruwzaamste dingen, dingen, die vreeselijke verdenkingen konden wekken bij het toch reeds morrende volk.

Polonius, des konings opperkamerheer, meende de rechte oorzaak te kennen van 's prinsen geestverbijstering. De jonkman beminde Ophelia, zijn dochter, en daar haar vader haar den omgang met den koningszoon had ontzegd, wijl deze toch aan geen huwelijk met een meisje zoover beneden zijn rang denken mocht, verbeeldde hij zich dat dit dwarsboomen van zijn genegenheid Hamlet tot waanzin gedreven had. Hij stelde voor dat men de jongelieden als bij toeval elkaar zou laten ontmoeten, terwijl de koning en de koningin van achtereen wandtapijt van die ontmoeting getuigen zouden zijn. Dan konden zij zich vergewissen van hetgeen volgens Polonius de ware oorzaak was van Hamlets geestverbijstering.

Maar ook tegenover Ophelia bleef Hamlet in zijn rol van krankzinnige en Ophelia moest de bittere teleurstelling ondervinden, met harde en ruwe woorden te worden bejegend door den jonkman, die haar vroeger de warmste genegenheid had betoond.

Intusschen werd naar andere middelen uitgezien om Hamlets kwaal te genezen; men zou hem afleiding verschaffen door een tooneelvertooning. Maar Hamlet wist te bewerken dat de vertooners een voorstelling gaven, waarvan den koning en de koningin de haren te berge rezen. Het was namelijk de vertooning van hun eigen misdaad. Een koningin trad op, die haar gemaal eeuwige trouw beloofde en hem bij al wat heilig is bezwoer dat zij na hem geen anderen echtgenoot meer hebben zou. Doch nadat de koning zich neergevlijd had om te slapen en de koningin hem verlaten had verscheen er een vijand, die den slapende vergif in het oor deed druppelen, waardoor hij moest sterven.

Zóó had ook de koning Claudius zijn broeder Hamlet uit den weg geruimd om zich meester te maken van zijn troon, en aldus zijn eigen misdaad op het tooneel voorgesteld ziende, ijlde hij, van schrik en wroeging overweldigd, heen.

Naar aanleiding dier vertooning zou de koningin een onderhoud hebben met haar zoon, en Polonius de opperkamerheer zou daarbij achter het wandtapijt tegenwoordig zijn. Onder het gesprek vernam Hamlet geritsel achter het

[pagina 56]
[p. 56]

tapijt. Hij stak er met zijn degen naar als om een rat te dooden, en daar verried zich de luistervink door zijn doodskreet.

Hamlet had alzoo Ophelia's vader gedood. Dat was te veel voor het zachte kind, en van dat oogenblik was haar verstand, niet in schijn, zooals bij Hamlet, maar in werkelijkheid gekrenkt. Overal zocht zij te vergeefs het lichaam van haar beminden vader, dat door Hamlet verborgen was; klagend zwierf zij rond, oude liederen zingend en bloemen plukkende om het graf van den doode te bestrooien.

Zoo dwaalde zij tot aan een beek, waar een wilgeboom zijn loover spiegelde in het heldere water. Al bloemen plukkende, bemerkte zij het water niet; haar voet zonk in het slijk van den oever, zij greep zich aan den tak van den wilgeboom vast, deze brak af en het waanzinnige kind werd meegevoerd door de golven.

Dat was het einde van de lieftallige Ophelia, die, hoe treurig ook haar jonge leven werd afgesneden, zich toch nog gelukkig mocht rekenen te sterven, alvorens de gruwelen te moeten aanschouwen, die nog volgen zouden.



illustratie
een griek, een gewonden makker buiten de vuurlinie dragend.


Haar beminde Hamlet toch werd door den koning naar Engeland gezonden, naar het heette om hem te genezen, maar in werkelijkheid om er op 's konings last te worden afgemaakt. Hij wist echter van het schip te ontkomen en keerde juist in Denemarken terug om er getuige te zijn van de begrafenis van Ophelia.

Ophelia's broeder Laertes werpt zich op hem om den dood van zijn vader Polonius te wreken, maar de vechtenden worden nog gescheiden. Later echter weet de koning, die tot elken prijs Hamlet uit den weg wil ruimen, Laertes te bewegen met dezen een wedkamp aan te gaan. De koning zorgt dat Laertes' degen vergiftigd is, terwijl hij bovendien nog een beker met vergiftigden wijn voor Hamlet laat gereed zetten. Hamlet overwint en doodt Laertes, maar moet helaas op zijn beurt sterven, daar hij met Laertes' giftigen degen gewond is. Alvorens te bezwijken doodt hij echter ook den koning, die van al deze gruwelen de oorzaak is, terwijl de koningin zich onbewust den dood drinkt uit den vergiftigden beker, die voor Hamlet bestemd was.

In de bloedige verwikkeling van het geweldige treurspel vormt de liefelijke figuur van Ophelia een aangenaam en weldadig rustpunt; zij is als een lieve bloem van zachtheid en onschuld te midden van een akelig verwarddoornenbosch van wilde hartstochten. Haar verschijning werpt een troostend lichtschijnsel over de somberheid van dit drama vol bloed en misdaad.



illustratie
de turken, afdalende in de vlakte van thessalië.



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken