Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14 (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (37.26 MB)

Scans (753.35 MB)

ebook (30.61 MB)

XML (3.00 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14

(1897)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Doperwtjes en gebraden haantjes.
Humoreske.

De jonge heer Theodoor Gehlsen, van beroep fabrikant in conserven, schelde bij de weduwe van den controleur der belasting Hellbrand aan en vroeg aan het dienstmeisje, dat de deur opende, of juffrouw Jenny thuis was.

‘Zou zij niet thuis zijn, als u op het diner genoodigd is,’ meesmuilde het meisje, dat in mijnheer Gehlsen een goeden drinkgeldgever vereerde. ‘Juffrouw Jenny is in de keuken en kookt.’

De jonge man liet van verrassing zijn paraplu vallen. Hij zeide echter niets, maar volgde het meisje in de kamer.

‘Zal ik mevrouw roepen?’

‘Neen, laat dat maar, ik ga mee naar de keuken.’

Nu lachte het dienstmeisje luidkeels, maar mijnheer Gehlsen schoof haar met geweld vooruit en zoo kwamen ze in de keuken aan, waarin juffrouw Jenny stond en, met groote handschoenen waarvan de vingertoppen waren afgesneden gewapend, juist een ijzeren pot heen en weer schudde.

‘Goeden dag, juffrouw...’

‘Aha, zijt u het, goeden dag! Ik kan u geen hand geven, daar ik de dorperwtjes niet kan laten aanbranden.’

‘Maar dat is een verrassing! Mijn lievelingsgerecht, en door u zelf gekookt...’

‘Zoo? Is dat uw lievelingsgerecht?’

‘Maar nu vraag ik u, doperwtjes met gebraden haantjes, dat weet ieder kind, hoe graag ik ze eet.’

‘Maar, juffrouw, het is toch niet noodig, den pot zoo dikwijls heen en weer te schudden,’ kwam het dienstmeisje tusschenbeide.

‘Stil, Rika, gij wilt mij toch zeker niet leeren koken?’

‘Leert men dat dan op de kostschool, juffrouw?’

‘Ga toch naar binnen, mijnheer Gehlsen. Ik kan die pottenkijkerij niet lijden.’

De aldus tot zijn plicht gebrachte scheidde als een gehoorzame jongen, ofschoon met zwaar hart, van het blauwe keukenschort met roode garneering en de roode wangen met de blauwe oogen. Hij ging naar binnen en onderhield zich met de weduwe. Het liefste zou hij dadelijk om Jenny's hand gevraagd hebben, want van het lieve meisje haar toestemming was hij zeker, maar als voorzichtig koopman wilde hij toch eerst afwachten hoe de doperwtjes met gebraden haantjes zouden smaken.

Nu, het eten was heerlijk. Als hij nu maar wist of ze spaarzaam was, dan kon hij haar gerust trouwen. 's Middags werd er muziek gemaakt tot aan de koffie. Toen ook deze gedronken was, maakte mijnheer Gehlsen nog altijd geen aanstalten om weg te gaan. Hij en de weduwe zaten aan de familietafel, over welke de hanglamp straalde, en Jenny moest aan het klaarmaken van het avondeten denken. Om naar de provisiekamer te gaan haalde zij den blaker, waarop een lucifersdoosje en verscheidene driekwart en half afgebrande zwavelhoutjes lagen; en nu deed zij de kunstigste pogingen, om met behulp van een afgebrand lucifertje, dat zij boven de lamp hield, de kaars aan te steken, wat haar eindelijk inderdaad gelukte.

Mijnheer Gehlsen had deze pogingen met spanning gevolgd. Het leed thans geen twijfel meer, of Jenny was spaarzaam. Zij zou geen vrouw worden, die enkel aan toiletten en dure badreisjes dacht.

Zes maanden later keerden mijnheer en mevrouw Gehlsen van hun huwelijksreis terug. Jenny nam terstond het keukenbestuur over en het eerste gerecht, dat op de tafel kwam. was.... doperwtjes met gebraden haantjes. De jonge echtgenoot was over deze opmerkzaamheid verrukt, te meer daar het gerecht weder zeer uitstekend smaakte.

Den volgenden dag was er 's middags weer... hetzelfde te eten. Theodoor Gehlsen gevoelde eenige teleurstelling, maar wist deze door een paar grappen te verbergen.

Toen hij 's avonds uit de fabriek terugkwam, zat Jenny alleen bij de lamp en naaide.

‘Lief kind,’ zeide Theodoor, ‘ik heb een honger als een menscheneter, geef mij iets, maar als ik u verzoeken mag, geen gebraden haantjes.’

Jenny greep den ouden blaker, die in haar huishouden was overgegaan en waarop ook afgebrande lucifertjes lagen. Zij schonk aan deze geen aandacht, maar greep naar het gevulde lucifersdoosje en wierp ieder houtje, dat niet terstond wilde branden, ter zijde. Het was slechts een kleinigheid, maar mijnheer Gehlsen werd kwaad. Zou zijn vrouw niet alleen verkwistend, maar ook een kleine huichelaarster zijn? Hij kon niet nalaten, zijn vrouw er opmerkzaam op te maken, hoe verschillend zij met de lucifers voor en na hun trouwen omging.

‘Gij hebt het mis, Theodoor,’ zeide Jenny zacht, ‘toenmaals gebruikte ik de afgebrande eindjes eenvoudig, omdat de lucifersdoos leeg was.’

‘En ik meende dat het spaarzaamheid was,’ mompelde hij. ‘Maar daar we nu toch bij het hoofdstuk ophelderingen staan, zeg mij dan ook

[pagina 128]
[p. 128]

waarom gij niet anders dan doperwtjes met gebra len haantjes op tafel brengt?’

Jenny liet zich op een stoel vallen en zeide, in tranen uitbarstend: ‘Ik kan niet anders koken, Theodoor.’

‘Maar hartje, troost u...’



illustratie
spoorweg van jaffa naar jerusalem.


‘Neen, Theodoor, het was slecht van mij, en van mama was het ook niet goed. Ik ergerde mij er over, dat gij u maar niet wildet verklaren, en toen zeide mama: Weet ge wat, hij houdt veel van lekker eten, ge moet hem eens karper in bier koken, daarmee heb ik papa ook zoover gekregen.’

‘Maar, mama, zeide ik, karper kan hij niet uitstaan, dat weet ik. Toen wist ik uit u te krijgen, dat ge gaarne doperwtjes met gebraden haantjes at, en mama leerde mij dit gerecht klaar maken... o, ik weet het, gij zult het mij nimmer kunnen vergeven!...’ en wederom brak zij in tranen los.

‘Maar zeker, liefje, vergeef ik het u.’

‘Werkelijk, Theodoor, en zult ge nu niet altijd boos op mij blijven?’

‘Wat gezegde! Ik heb u er juist zooveel te liever om.’

‘Och, Theodoor, ik beloof u ook erg spaarzaam te zullen zijn, en met den tijd zal ik ook alle gerechten leeren koken, die gij graag eet.’

‘Bravo, en breng mij nu als 't u blieft iets te eten, ik rammel; misschien hebt ge nog wel een koud gebraden haantje over.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken