Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14 (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (37.26 MB)

Scans (753.35 MB)

ebook (30.61 MB)

XML (3.00 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14

(1897)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 201]
[p. 201]

[Nummer 26]

Het nieuwe Statiegebouw te Groningen.

Den heer Hoofdredacteur der ‘Belgische Illustratie’ te Antwerpen.

WelEd.Geb. Heer.

Gaarne voldoe ik hierbij aan uw wensch tot het geven van een bijschrift tot da illustratiën, die u voornemens is in uw geacht blad op te nemen betreffende het door mij ontworpen en uitgevoerde nieuwe stationsgebouw te Groningen.

Hoogachtend

UEd. dv. dr.

J. GOSSCHALK.



illustratie
het nieuwe statiegebouw te groningen, naar een photographie van J.G. Kramer te Groningen.


Bij het contract, aangegaan met de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen bij de overname van den Rijnspoorweg, nam de staat op zich, in eenige steden nieuwe stationsgebouwen te stichten, in de plaats der oude, die niet alleen bouwvallig waren, maar uiterlijk in hooge mate leelijk, en inwendig niet meer aan de eischen van den dienst en het comfort voldeden.

Groningen behoorde tot die steden.

Het nieuwe stationsgebouw werd den 4en April 1893 aanbesteed: aannemer werd de minste inschrijver, de heer H. van den Coolwyk, te Amsterdam (toen Nieuwer-Amstel).

In gebruik genomen is het den 15 April 1896.

De bouwkosten bedroegen ongeveer ƒ 370.000, met inbegrip van het in orde brengen, bestraten, beplanten enz. van het voorplein.

Wanneer men bedenkt, dat daarvoor o.a. bebouwd werd een oppervlakte van ruim 2300 vierkante meter, zal niemand dat bedrag buitensporig voorkomen.

Het gebouw is 120 meter lang (ongeveer als het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam) en over het midden breed 20 meter; op afstanden van 5 meter bevinden zich de onvermijdelijke annexen (privaatgebouwtjes).

De plaat op de eerste bladzijde geeft het middelgedeelte te zien, de vestibule met de beide aangrenzende tochtportalen; bovendien drie van de vijf bogen der overdekte galerij, tusschen de hoekgebouwen en dat middelgedeelte aangebracht.

De bovengenoemde vestibule, waarvan de plaat op blz. 204 een deel voorstelt, is groot 20 bij 18 meter, en heeft (in overeenstemming met die afmetingen) een hoogte van 14 meter. Daarin bevinden zich de loketten, verder een portiersloge en een hulpbureau. De gang, die men waarneemt, voert naar de restauratie en de eerste-klasse-wachtkamer. Het uitgebouwde

[pagina 202]
[p. 202]

traptorentje daarboven verleent toegang naar den zolder.

Een kandelaber, schoon smeedwerk uit de fabriek der heeren Becht en Dyserinck te Amsterdam, staat in het midden.

Het aanplakbord links van den kandelaber verwierf een eersten prijs in den wedstrijd voor handwerkslieden te Amsterdam in 1892, waarvan schrijver dezes voorzitter was. Vervaardiger is de heer Moolenschot te Weesp.

Van de vestibule zij nog vermeld, dat zij van gelen Frieschen steen is opgemetseld, met roode en zwarte banden, en tal van kunstige vlechtwerken en traceeringen. Zij is versierd met prachtige tegeltableau's, in de fabriek van Rosenburg te 's-Gravenhage vervaardigd, naar kartons van den Groninger schilder, den heer F.C. Bach.

De tweede plaat op blz. 204 doet ons de bovengenoemde overdekte galerij zien. Zij is, zooals ook de tochtportalen, door stergewelven van gebakken steen met roode graden en sluitsteenen van witten steen overdekt.

De kolommen bestaan uit blauwen en witten steen; de kapiteelen vertoonen, in groote afwisseling, bladen aan de natuur ontleend (eiken-, wingert-, kastanje- en rozenbladen).

De deur, waartegen men in de galerij aanziet, voert naar de postlocaliteiten; de tegen een der kolommen geleunde heer is de heer J. Smit, de ijverige medestander van den aannemer.

 

Een woord over den stijl van het gebouw.

Naast en tegenover enkele bouwmeesters, die droomen van een nieuwen stijl, ‘een uitdrukking van onzen tijd, geheel oorspronkelijk,’ staan een geheele en grootere reeks, die deze droomen niet deelen; die van meening zijn, dat een bouwstijl niet is te scheppen; dat zij individueel kan noch mag zijn, maar op een historischen grondslag moet staan; met andere woorden, dat een bouwstijl het wordingsproces van al het geschapene moet volgen, zich ontwikkelen uit hetgeen was. De schrijver dezer regelen behoort tot de laatstgenoemden.

De bouwmeester beschikt over een betrekkelijk gering aantal vormen, als het ware noten. Hij moet die elkander doen opvolgen, gehoorzamen in de eerste plaats aan de wetten der nuttigheid; in de tweede plaats aan die van stabiliteit, van vastheid, - weet hij ze in de derde plaats te doen beantwoorden aan den eisch van schoonheid, van rythmus en harmonie, dan slechts heeft hij zijn taak vervuld als een kunstenaar.

 

De bouwmeester van het station te Groningen heeft, zooals in de meeste der door hem ontworpen gebouwen, trachten te werken in den geest van het laatst der XVIe en het begin der XVIIe eeuw. In dien bloeitijd van Nederland verrezen de gebouwen, die nog steeds onzen trots uitmaken: stadhuizen als te Kampen, Zutfen, Heusden, Gouda, en van onze schilderachtigste woonhuizen als te Dordrecht bijv.

In dien tijd gebruikte men een deel der vormen uit den herlevingstijd der klassieken, te gelijk met het sierlijke lijnenspel uit de ornamentatie der zoogenaamde gothiek.

Gehouwen steen in verband met het autochtone, aan den bodem ontleende materiaal, de baksteen, gaf van zelf schilderachtige kleurafwisseling, werkzame afsluiting, uitkomende tegen de lucht, d.i. tot een levendig silhouet.

Verder veroorlooft die stijlperiode het aanbrengen van symbolische versieringen, die hier over het gebouw verspreid zijn. Bijvoorbeeld als bekroning het door vleugelen gedragen rad en niet het gebruikelijke leelijke en symboliek-onjuiste gevleugelde rad); als versiering boven de chefs- en onderchefs-woningen een haan, als symbool der waakzaamheid (de grootste deugd eens chefs); als sluitsteenen der galerijen kopjes van Groninger boeren en boerinnen in hun eigenaardige kleeding, als het ware zeggende, hoe de landbouw de sluitsteen is der Groninger welvaart, enz.

De wachtkamers, gedeeltelijk aan, gedeeltelijk achter de linkergalerij gelegen, zijn alle sierlijk in verband met haar bestemming, meer of minder rijk, betimmerd door de firma Van Houten uit Amsterdam.

Aan de meubileering, gedeeltelijk van de heeren De Waard en Huizinga te Groningen, gedeeltelijk van de firma Mutters te 's-Gravenhage, is veel zorg besteed.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken