Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14 (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (37.26 MB)

Scans (753.35 MB)

ebook (30.61 MB)

XML (3.00 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14

(1897)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bij de Platen.

In doodsnood. -

Honderdmaal is het geschilderd en altijd blijft het even aangrijpend, dat wanhopig worstelen van ongelukkige schipbreukelingen in doodsnood, op de onstuimige baren rondgezweept door den woedenden storm, vastgeklampt aan wat saamgebonden drijfhout, planken en tonnen, die zij bij het uiteensplijten van het schip in hun vertwijfeling hebben weten te grijpen en aaneen te hechten tot een vlot, dat hen althans enkele dagen boven water kan houden.

Maar wat zal die redding uit het gezonken schip hun baten, als zij veroordeeld zijn, van honger en dorst om te komen op den wijden plas, waar nergens, nergens een gastvrije kust hen tegenlacht, waar overal het wilde water hen aangrijnst, als loerend om hen te verzwelgen!

Goddank, eindelijk en ten laatste mogen zij in de verte het herbergzame land aan den gezichteinder zien opdoemen. Met de inspanning van hun laatste krachten pogen zij het vlot in die richting te drijven. Wanhopig klinkt hun hulpgeroep over de golven, meegevoerd door den wind, waarin hun bange kreten verloren gaan. Zal dan niemand aan de kust hun doodsgeschrei vernemen; moeten zij reddeloos omkomen in het gezicht van het reddende land? Maar gelukkig naderen zij toch de kust; geen twijfel of daar staan mannen op den uitkijk, gereed om hulp te brengen, als zij zien dat die vereischt wordt. Heftig zwaaien de schipbreukelingen met de kleeren in de lucht, om daardoor ten minste de aandacht te trekken als hun geroep in den storm wordt gesmoord.



illustratie
‘laat de kleinen tot mij komen.’


En ja, eindelijk komt er redding opdagen! Daar is de reddingboot, bemand met een half dozijn kloeke mannen. Pijlsnel schiet ze over de opgeruide golven; ze nadert het hulpelooze vlot. Reeds kunnen de schipbreukelingen hun redders onderscheiden. Ze zien den voorste al opstaan om hun den strik toe te werpen, waarmee de boot het vlot zal kunnen aantrekken, Nog slechts weinige minuten van bange worsteling met de baren en - ze zijn behouden!

‘Laat de kleinen tot Mij komen.’ -

Beminnelijk beeld van den goddelijken Kindervriend die, hoe bereid ook om allen in liefde te ontvangen en allen tot zich roepend, die belast en beladen waren, belovend hen te verkwikken, toch bij voorkeur de onschuldige kleinen om zijn knieën vergaderde om hen liefdevol toe te spreken, hen te onderrichten en te zegenen.

‘Laat de kleinen tot Hij komen en weert hen niet van Mij;’ sprak Hij ‘want hun behoort het rijk Gods: hun engelen zien altijd het aanschijn van mijn hemelschen Vader.... En zoo ge niet zelf wordt als deze kleine kinderen’, voegde Hij er tot beschaming der grooten bij, ‘zult ge het rijk der hemelen niet binnengaan.’

Terwijl de ernstige mannen zich over die nederbuigende goedheid en liefde tot de kleinen verwonderen, komen de moeders opgetogen haar lievelingen aanbrengen, opdat de groote Wonderdoener zijn zegenende hand uitbreide over hun schuldelooze hoofdjes.

 
En gij ouderen en grooten,
 
Die naar 's Heilands gunsten staat,
 
Ziet zijn kleinen gunstgenooten
 
In 't gezegende gelaat!
 
Ziet de onnoozlen tot Hem komen;
 
Ziet, hoe ook 't geringste kind
 
In zijn oog genade vindt,
 
Zegenend wordt aangenomen.
 
 
 
Laat uw eenvoud wederkeeren,
 
Wees deemoedig, wordt een kind!
 
Die het verst den hoogmoed weren,
 
Worden meest door Hem bemind.
 
Hebt gij niet zijn woord vernomen?
 
‘Die, den kindren ongelijk,
 
‘Ingaan wil in 't hemelsch rijk,
 
‘Zal daar nimmer binnenkomen.’
 
 
 
(BEETS.)

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken