Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15 (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (35.27 MB)

Scans (730.42 MB)

ebook (28.26 MB)

XML (2.95 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15

(1898)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 177]
[p. 177]

[Nummer 23-24]



illustratie
H.M. KONINGIN WILHELMINA,
als kroonprinses der nederlanden.
(1890).


[pagina 178]
[p. 178]

Koningin Wilhelmina.
door Mathilde.

Onze geschiedenis lijdt niet aan overmaat van poëzie; wij hebben een historie vol stuggen ernst, vol zwaren strijd. Weinige romantische drijfveeren werkten daarin mede; weinige bloemen zijn ontloken aan de krachtige, forsche oranjeboomen; weinige vrouwen hebben met haar fijne vingers gegrepen in het warnet der gebeurtenissen; vrouwen immers zijn het, die bloemen van poëzie strooien over de dorre paden des levens. Ten minste vroeger was het zoo, thans hollen zij met haar rijwiel over die paden en vergeten het strooien van bloemen; alles wordt gelijk: de vrouwen verliezen haar lieflijkheid, de mannen hun kracht, en met deze tegenstelling dreigt ook de poëzie verloren te gaan, om plaats te maken voor niets dan stoffelijke belangen.

Opmerkelijk is het, dat juist nu de poëzie verdwijnt en de vrouwen zich er op beroemen zoo min mogelijk vrouwen te zijn - de bloemen schooner dan ooit bloeien en dat onze geschiedenis zich gaat tooien met een teeren gloed van poëzie; dat de groene oranjeboom, het verdorren nabij, plotseling door een nieuwe lente wordt verheugd en een bloem gaat dragen, de schoonste en geurigste wellicht, die haar ooit tooide; ons Koningshuis, het uitsterven nabij, ontving nieuw leven door haar, wier naam alleen ons hart verblijdt en onze lippen streelt; wier bevallige gestalte onze oogen bekoort, wier lieftallige verschijning ons vervult met jonge hoop en zoete verwachting.

Koningin Wilhelmina!

Haar naam is in ieders mond en in ieders hart, zij, de oranjebloesem, de goudroos, de schoonste gave, die de Oranjevorsten ons na hun heengaan achterlieten tot troost en tot blijdschap, tot pand onzer onafhankelijkheid en vrijheid.

Zoo weinig waren zij in getal de vrouwen, die haar naam nalieten op de bladzijden onzer geschiedenis; de meesten waren goede echtgenooten, brave moeders, van die gelukkigen, wier levensverhaal kort en onbeduidend is als van de volken, die geen historie hebben.

Ada van Holland, de eenige vorstin uit ons eerste gravenhuis, verschijnt ons vaag, onbestemd, een droevig offer der staatkunde van gewetenlooze bloedverwanten; wij weten weinig of niets van haar af; verdient zij achting en liefde of slechts onverschilligheid, en niets dan de sympathie, door onverdiend lijden steeds opgewekt?

In elk geval, zij staat te ver van ons af, in te troebele tijden; zij is het onderwerp geweest van een enkel treurspel, dat echter evenmin als haar lotgevallen in staat was onze harten te veroveren, onze geestdrift te ontgloeien.

Na haar treffen wij aan Margaretha van Henegouwen, de keizerin-gravin; ook van haar denken en voelen weten wij weinig. Wij stellen ons haar voor als een heerschzuchtige vrouw, een ontaarde moeder, die de voorrechten van haar kroon stelde boven de liefde en het geluk van haar kind, en onze tegenzin voor haar is grooter dan de eenigszins nieuwsgierige aantrekkelijkheid die Ada uitoefent; bij haar toch begonnen de ongelukkige Hoeksche en Kabeljauwsche twisten, die onze provinciën zoo duur kwamen te staan; een strijd tusschen moeder en zoon, het eerst ontbrand zinnebeeld misschien van den nooit geëindigden, altijd in nieuwe vormen optredenden kamp tusschen de twee geslachten, tusschen man en vrouw.

Het volgende gravenhuis, het Beiersche, leert ons Jacoba kennen; de schoone, ijdele, wereldsche, lichtzinnige, maar diep ongelukkige Jacoba. Zij heeft haar leed en misschien haar vroegen dood verdiend. Wij weten dat zij schoon was en bevallig als een vrouw van Frankrijk, welks kroon zij eens bestemd was te dragen; wij weten dat zij schandelijk werd vervolgd en bitter bedrogen door hen, die haar het naaste moesten zijn, maar wij weten ook dat zij haar eigen lot verzwaarde door haar wuftheid, haar onberadenheid, haar stijfhoofdigheid - een onverstandig kind, dat wij beklagen moeten, maar wier nooit-volwassenheid ons telkens met ergernis vervult; zij bracht ons geen geluk aan, niets dan strijd en ramp; de oorzaak of het voorwendsel van veel oorlog en bloedvergieten. Nog alleen leeft zij voort in de herinnering van haar kornetjes - de moderne industrie met haar namaak berooft haar ook nog van dezen roem.

Nu Maria van Bourgondië; neen! haar zien wij niet aan met een hart vol verdeelde gevoelens of onvermengden wrevel.

Witte lelie, ontsproten uit het bloedig slagveld van Nancy, teere dochter van Karel den Stoute, lieftallige bruid van Max, den laatsten der ridders, schijnt ook zij de laatste der middeleeuwsche jonkvrouwen; vol reinheid, poëzie, deugd en liefde, verschijnt zij even in die atmosfeer van bloed en geweld - een gestalte van licht, die de donkere wolken verdrijft, maar te haastig komt de Dood en voert haar mede, en weer wordt het duisternis, daar waar zij zoo pas nog glansde, eenig lichtpunt in die sombere dagen.

Haar dochter Margaretha, haar kleindochters Maria van Hongarije en Margaretha van Parma voerden als landvoogdesse het bewind, meest gehoorzame uitvoersters der bevelen harer bloedverwanten.

Nu komt er een lang tijdsverloop zonder dat vrouwen haar aandeel hebben in het maken onzer geschiedenis. Maria, de echtgenoote van Stadhouder Willem III, kon in Engeland zijn medeheerscheres zijn, hier was zij niets dan zijn misschien al te onderdanige huisvrouw.

Twee andere regentessen voor haar minderjarige kinderen, Maryke-Meu, - Louise, Marie van Hessen en Anna van Engeland, staan te veel in de schaduw om aanspraak te kunnen maken op algemeene belangstelling.

Behalve prinses Willemijntje - die meer vorstin wou spelen dan stadhoudersvrouw te zijn - treffen wij nu slechts koninginnen aan, die niets willen of kunnen zijn dan gemalinnen der koningen - totdat onze laatste koning Willem III sterft.

De reeks vorstinnen uit de laatste drie eeuwen zijn slechts door aanhuwelijking Nederlandsche vrouwen geworden; de drie landvoogdessen na Maria van Bourgondië zijn meer Duitsch dan Hollandsch, zoodat wij dus gerust kunnen zeggen, dat na de eenige dochter van Karel den Stoute, de dochter van Willem III de eerste Nederlandsche vrouw is, die hier tot de regeering is geroepen.

Beiden nog jong, beiden in den tijd, dat meisjes van haar jaren nog slechts denken aan haar vermaak, verplicht de erfenis van haar overleden vader op zich te nemen, mochten beiden wel op de knieën vallen en uitroepen als de jonge koning Lodewijk XVI en zijn gade:

‘Heer, help ons regeeren, wij zijn nog zoo jong!’

Maar hier houdt de gelijkheid op; Maria van Bourgondië, onverwacht weeze en vorstin geworden, stond nagenoeg alleen te midden van een oproerig volk tusschen strijdvoerende onderdanen, zonder goede raadslieden nadat de hare aan de woede van het volk ten offer waren gevallen, en moest dankbaar de hand aanvaarden van den man, die haar kwam steunen en helpen in haar te zware taak.

Wilhelmina van Oranje, omringd door vijf millioen onderdanen, die haar liefhebben, vereeren en God danken dat Hij haar aan hun liefde schonk na de zware slagen, die het Oranjewoud geheel ter neder velden; opgegroeid onder de zorg eener verstandige moeder, in stilte zich voorbereidend tot de hooge plichten van haar ambt, niets van het leven nog kennend dan liefde en vreugde.

Maria van Bourgondië verschijnt ons door den sluier der eeuwen, zwak, bevallig en teer, de oogen vol tranen van kindersmart, de handen gewrongen, vol radeloosheid over de verwarring om haar heen, die zij bezweren moet.

Wilhelmina van Oranje, stralend van jeugd en hoop, de oogen schitterend van kinderlijke belangstelling over de schoonheid van het jonge, frissche leven, waarvan zij de schaduwen nog niet kent, de handen vol van het geluk, dat zij over haar volk wil uitstorten en dat zij in eigen boezem vond.

Zoo staat zij voor ons, één en al poëzie, een en al liefelijkheid, een en al geluk - de bloem van ons vorstenhuis, de zonnestraal van onze geschiedenis.

Zij liggen daar neer de krachtige Oranjestammen; vijf werden ter aarde geworpen binnen enkele jaren, een teere loot ontwikkelde zich tot een zoet geurende bloem, en nu zij geheel ontloken is, zal het feest zijn in Nederland en in zijn landen over zee. Overal waar de Dietsche taal weerklinkt, daar roept alles:

‘Leve onze Koningin, leve Wilhelmina!’

 

Na den somberen, langen winter breekt de lente aan, de zoete, lieve lente.

De winter, die zoo hevig ons koningshuis teisterde, die alle boomen deed verdorren en alle vruchten verderven, was voorbij en toen begon de lente te groenen; de ernst en somberheid verdwenen, de lach weerklonk opnieuw.

[pagina 179]
[p. 179]

Een kind, een lieftallig kind, wie kan er de toovermacht van weerstaan?

Wij hadden zoovele doodsbaren gezien, zoovele sombere lijkstoeten waren langs ons heen getrokken naar Delft, zoovele teleurstellingen hadden ons getroffen, zooveel hoop was verijdeld, zoo ingekrompen was de kring onzer vorsten, dat een kreet van blijdschap en verrassing de lucht doortrilde, toen op den laatsten Augustusdag van 1880 de kanonnen het uitbulderden:

Den koning is een dochter geboren.

Eindelijk een wieg en geen doodskist, eindelijk geen begrafenis, maar een Doop!

‘Ja, het had een prins moeten zijn, hoe jammer dat het een meisje is en geen jongen’, zeiden de pruttelaars; maar de koning verheugde zich met zijn prinsesje, en het volk dacht aan geen teleurstelling meer, het was een koningskind, dat wij eindelijk na zoovele jaren weer in ons midden hadden en de vreugde was oprecht, algemeen.

't Was nog niet zoo lang geleden, dat vier geslachten van vorsten voldoende waarborgen schenen te geven tegen het uitsterven der Oranjevorsten.

Daar was Willem I, de eerste onzer koningen, nog krachtig en vorstelijk, naast hem zijn zoon, de ridderlijke held van Waterloo, Willem II, tusschen zijn zoon, den lateren Willem III, en den kroonprins, zooals wij gewoon waren den oudsten zoon des konings te noemen.

Nu was in 1880 van die vier geslachten nog slechts de 60-jarige koning Willem III in leven; in den vreemde was Willem I gestorven; na een te korte regeering overleed Willem II in Tilburg, en in '79, kort na het huwelijk zijns vaders, eindigde het leven van den kroonprins stil en schier onopgemerkt in Parijs.



illustratie
wijlen z.k.h. willem,
Prins van Oranje.


Nog bleef de hoogbejaarde prins Frederik over. De zoo populaire prins Hendrik was gestorven nog voordat de klokken het blijde Wilhelmuslied hadden uitgeluid ter eere der jonge koningin Emma, toen zij haar vorstelijken intocht hield binnen het rijk van haar echtgenoot; prins Alexander kwijnde langzaam weg in zijn Haagsch paleis zonder andere verstrooiing dan zijn geregelde tochten naar den grafkelder van Delft, die hij eindelijk moest opgeven, toen zijn gezondheid zwakker en zwakker werd.



illustratie
wijlen z.m. koning willem iii.


Tusschen al die zieken en grijsaards, die versch gesloten graven verscheen koningin Emma, de 20-jarige; men begroette haar hartelijk, eerbiedig als de gade des konings, maar de herinnering aan koningin Sophie, de kunstlievende, hoogontwikkelde vorstin, die zoo langen tijd met ons volk had meegeleefd, al zijn lief en leed had meegedragen, belette misschien meer spontane uitdrukkingen van geestdrift.

Koningin Emma was ons nog vreemd; zij moest onze liefde, onze genegenheid nog winnen.

En nu, na 20 jaren, wie zal ontkennen dat alle harten vol bewondering, liefde en achting kloppen voor de weduwe van koning Willem natuurlijk, maar voor alles voor de Moeder van onze koningin Wilhelmina.

Den 31 Augustus 1880 des namiddags om 6 uur werd prinses Wilhelmina, Helena, Paulina, Maria, dochter van Z.M. koning Willem III en zijn tweede gemalin, koningin Adelheid, Emma, Maria van Waldeck-Pyrmont, geboren.

Nog denzelfden dag zond de koning de volgende boodschap aan de Staten-Generaal:

‘Het is voor ons eene groote vreugde, U de blijde tijding te kunnen mededeelen dat H.M. de Koningin, onze beminde Gemalin, heden namiddag bevallen is van een Prinses.

‘Wij zijn overtuigd dat de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal van harte deelen in de gevoelens, die deze heuglijke gebeurtenis bij ons opwekt, en met ons dankbaar den zegen erkennen, die door den Allerhoogste heden ons Huis en hot Vaderland is geschonken.

‘En hiermede M.H. beveel ik U in Gods heilige bescherming.

‘'s-Gravenhage, den 31 Augustus 1880.

‘Willem.’

De stad 's-Gravenhage vierde feest; het stadhuis werd geïllumineerd en het geheele land deelde in deze blijdschap; van alle kanten werden telegrammen en adressen van gelukwenschen gezonden.

De natie voelde zich met de koninklijke ouders zoo rijk in het bezit van het Prinsesje, zooals zij weldra algemeen werd genoemd.

Eerst werd gezegd dat zij bij haar tweeden naam ‘Pauline’ zou worden geheeten naar haar grootmoeder van moeders zijde, de vorstin van Waldeck-Pyrmont, geboren van Nassau; maar koningin Emma zelf verzocht haar Wilhelmina te noemen, daar deze naam sedert eeuwen in ons land populair was. Een fijne kieschheid, die zoowel door den koning als door het volk hoog gewaardeerd werd.

Over de vroegste kinderjaren van prinses Wilhelmina valt weinig te zeggen; zij doorleefde de eerste maanden van haar leven als alle andere kinderen; het bleek een gezond, voorspoedig kind te zijn, men hoorde bij haar niets van de gewone kinderziekten.

Een kind heeft recht vooral op de belangstelling van alle moeders - het zal zeker voor alle moeders van Den Haag een groote gebeurtenis zijn geweest, toen koningin Wilhelmina zich voor het eerst op de knieën van haar voedster in het openbaar vertoonde. Toen reeds vloog alles het rijtuig te gemoet, waarin het kleine prinsesje, nog onzichtbaar door de menigte doeken en kanten, die haar bedekten, rondreed - later werden de doeken meer opgelicht, en men zag een lief kinderkopje met groote, onschuldige oogen rondziende, niet vermoedend dat dit volk eens het hare, dit land haar erfdeel zou zijn.



illustratie
wijlen z.k.h. alexander,
Prins van Oranje.


Toen zij voor het eerst haar ouders in Amsterdam volgde bij hun jaarlijksch be-

[pagina 180]
[p. 180]

zoek, was ook daar de geestdrift even groot; het volk stond uren te wachten, vóór of achter het koninklijk Paleis op den Dam, in afwachting dat het Prinsesje uit zou rijden, en als zij dan eindelijk verscheen op den arm harer voedster, gevolgd door haar gouvernante jonkvrouw Besier, wat een drukte, wat een gewoel, wat een geloop om zoo veel en zoo lang mogelijk een blik te kunnen werpen op het koninklijk kind.

Langzamerhand werd zij grooter en leerde zij op eigen beentjes staan; in Artis was het publiek als dol, toen zij er aan de hand van de koningin of van haar gouvernante de gebruikelijke wandeling deed; zij zag er ook zoo lief uit, met haar blonde krulletjes in haar eenvoudig wit jurkje met den grooten, zoo bekenden wit strooien hoed met struisveeren op, en zij begon reeds zoo aardig te groeten.

De commissarissen van Artis en de politie hadden de grootste moeite om de bezoekers binnen de perken van beleefdheid te houden, grasperken werden plat getrapt, bloembedden vernield, rasters omvergeloopen alleen maar om des te gauwer opnieuw den stoet te zien passeeren; men had geen oog meer voor koning en koningin, voor de elegant gekleede hofdames, voor de schitterende uniformen der adjudanten - het Prinsesje was alles - hoevelen moesten zich bedwingen, om het lieve kind niet in hun armen te nemen en met liefkoozingen te overladen.

In jaren en jaren had zeker het bezoek der koninklijke familie niet zooveel belangstelling gewekt als thans, nu het verrijkt was met het Engeltje, door den Hemel hun als troost en vergoeding voor veel leed toegezonden.

Elk jaar klom de belangstelling, men zag het Prinsesje grooter en krachtiger worden; toch vonden de meesten haar nog te fijn en te teer, om heel gerust te zijn over haar gezondheid; toch schijnt deze God zij dank nooit ernstige redenen tot bezorgdheid te hebben gegeven. De koning, in zijn vaderlijke voorzorg, wetende dat prinses Wilhelmina voorloopig volstrekt geen rechten had op den troon - haar broer prins Alexander leefde nog, en in het eerste jaar van haar leven was prins Frederik er ook nog, die, zoo zijn koninklijke neef vóór hem was gestorven, den troon had beklommen niet alleen, maar zelfs voor zijn familie het recht van opvolging had bezeten - gaf haar op haar eersten verjaardag het kasteel Grunsfoort, thans Oranje-Nassau, tusschen Renkum en Wageningen, ten geschenke, opdat haar moeder en zij er na zijn heengaan konden verblijf houden.



illustratie
h.m. adelheid, emma, wilhelmina, theresia,
Koningin-Regentes van het rijk der Nederlanden.


Deze voorzorg bleek overbodig; reeds in 1881 overleed prins Frederik en den 21 Juni 1884 prins Alexander, en volgens de Grondwet was, bij afwezigheid van een mannelijk oir, prinses Wilhelmina nu vermoedelijke troonopvolgster van haar vader.

Hoogstwaarschijnlijk heeft het nog geen vierjarige kind in de volgende jaren geen vermoeden gehad van de groote verandering, die in haar lot plaats had; zij dartelde door het leven als elk ander kind van liefhebbende ouders, nog weinig besef er van hebbend, hoe een geheel volk op haar zijn hoop had gevestigd en vol spanning haar ontwikkeling volgde.

De koning, de koningin en het prinsesje waren steeds bij elkander; nooit hoorde men dat zij een dag niet bijeen waren; zelfs toen de koning met zijn gemalin in Engeland de huwelijksfeesten bijwoonde van haar zuster Helena met den hertog Leopold van Albany, zoon van koningin Victoria, vergezelde de kleine hen. Een goed sympathiek voorbeeld van huiselijke deugden gaf het hooge gezin aan ons volk, dat tot nog voor korten tijd er trotsch op ging, die in ruime mate te beoefenen.

[pagina 181]
[p. 181]

Het had toen nog niet geleerd, zich voor huiselijkheid en familiezin te schamen als voor iets burgerlijks, iets laags-bij-den grond. Met de grootste belangstelling luisterde men naar verhalen over de toenemende ontwikkeling der kleine Prinses; enkele gezegden van haar - waar of verzonnen - deden de rondo; elk nieuw portret van haar prijkte weldra in alle huiskamers.

Nooit telde het paleis van het Loo zoovele bezoekers als thans, natuurlijk wanneer de koninklijke familie afwezig was - ieder moest daar de appartementen zien van het Prinsesje, - kamers met fijn blauw pompadourstof behangen en waar alle meubels snoezig lief in miniatuur voorhanden waren - bedje, kastje, waschtafeltje enz.

In den tuin stond haar kleine boerderij, met de volière vol vreemde vogels, de duiventil, het meertje met de zwanen, die zij uit eigen hand voedde.

Het duurde niet lang, of het Prinsesje kreeg haar eigen rijtuig met haar lieve kleine paardjes en haar grooten hond, den zoo bekenden Swell. Met de meeste vorstelijke personen had prinses Wilhelmina een groote liefde voor dieren gemeen. Geen wonder ook! Zij, die op de hoogste sporten staan van de maatschappelijke ladder, zien de menschheid aan hun voeten; weinigen slechts zijn met hen gelijk en met dezen ontbreekt maar al te dikwijls de gelegenheid gemeenzaam te verkeeren.

De overige menschen missen onbevangenheid in hun betrekkingen tot gekroonde hoofden; de eerbied of ten minste de etiquette trekt scheidsmuren tusschen hen op; - zij kunnen nooit jegens hen geheel natuurlijk zijn.

Den dieren daarentegen is het volmaakt onverschillig, of hun meesters koningen zijn of burgers; wanneer deze hen goed behandelen, bewijzen zij hun dezelfde genegenheid en trouw. Geen zweem van gemaaktheid in hun manieren van doen; de hond springt met dezelfde bemorste pooten tegen het zijden costuum der prinses als tegen den bonten boezelaar der boerenvrouw, en hierin juist ligt misschien voor die hooge personnages de grootste aantrekkelijkheid van de dierenwereld.

Zoo groeide ons Prinsesje dus op onder de oogen van haar ouders, bijgestaan door gouvernantes - jonkvrouw Besier werd opgevolgd door een freule Van der Poll - te midden van haar vogels, haar dieren, haar bloemen en haar poppen, want de poppen, dat was haar grootste amusement.

Een echt lief klein vrouwtje, een miniatuur moedertje, zoo zat zij daar tusschen die poppen van alle grootte en vorm en kleeding, en zonder het te weten volgde zij hierin een andere aanstaande regeerende koningin na, die later een voorbeeldige echtgenoote en moeder werd - koningin Victoria, die ook zoo dol veel hield van haar wassen, porseleinen, biscuit kinderen.



illustratie
kasteel oranje-nassau.


Het leven der koninklijke familie werd meestal gesleten op het Loo, in Soestdijk en Den Haag, en soms zelfs op Oranje-Nassau, het landgoed van het Prinsesje.

Overal stal de kleine Vorstin aller harten, overal was zij de magneet, die ieder naar het koninklijke paleis trok; de jaarlijksche bezoeken in Amsterdam werden hoe langer hoe aantrekkelijker; telken jaren liepen de ernstigste gesprekken er over, hoeveel zij gegroeid was, of zij er sterker en gezonder, meer of minder blozend uitzag.

Naarmate zijn dochtertje zich voordeelig ontwikkelde, ging het met haar hoogbejaarden vader hard achteruit.

Het was nog altijd dezelfde forsche en vorstelijke gestalte met den zwaren vollen baard en de koninklijke houding, die Willem III veel meer deed gelijken op de stoere figuren der Russische Romanofs, zijn voorvaderen van moederszijde, dan op een Nederlandschen vorst - maar de ongezonde gelaatskleur, de pijnlijke trek van het gelaat, verrieden genoeg hoe die sterke gestalte door een wreede ziekte ondermijnd werd.

Toch hield hij zich zoolang mogelijk staande en vervulde de plichten van zijn rang, te fier om te toonen dat hij op het punt was te bezwijken aan de steeds scherper aanvallen dier verraderlijke ziekte.

Hij bezocht gestichten, hij opende tentoonstellingen, wijdde plechtigheden in, alles wat een 19de-eeuwsch vorst, die zijn roeping verstaat, doen moet; aan zijn zijde stond trouw koningin Emma, vol bezorgdheid voor zijn welzijn op zijn gelaat met geheimen angst de vorderingen van zijn kwaal bespiedend.

In 1887, toen het geheele land met veel opgewektheid het 40-jarig regeeringsjubileum van koning Willem vierde, vergezelde het Prinsesje haar ouders als gewoonlijk naar de hoofdstad.

Verheugde men zich voor den koning, die nog in zijn hoogen ouderdom het geluk van den huiselijken kring genoot, met schrik zag men hoe hij gevaar liep het reeds betrekkelijk spoedig te moeten verliezen, want de pijnen schenen steeds heviger te worden; de koning moest dikwijls rusten en zijn plichten opdragen aan zijn echtgenoote en dochtertje.

Zoo werd besloten dat koningin en prinses zonder Z.M. de bekende oranjelievende buurten in de Jordaan zouden bezoeken, die door de bewoners buitengewoon feestelijk waren gesierd.

De ontevredenheid was algemeen; men had met zooveel liefde en opoffering dit alles gedaan voor den koning; wat had men nu aan die vrouwen?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Melati van Java

  • over Wilhelmina van Oranje-Nassau, prinses der Nederlanden

  • beeld van Wilhelmina van Oranje-Nassau, prinses der Nederlanden

  • beeld van Willem

  • beeld van Willem III (koning)

  • beeld van Alexander van Oranje-Nassau, prins der Nederlanden