Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15 (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (35.27 MB)

Scans (730.42 MB)

ebook (28.26 MB)

XML (2.95 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15

(1898)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Koningin Wilhelmina.
door Mathilde. [Vervolg van p. 181.]

Maar toen de beide vrouwen verschenen, de altijd vriendelijke koningin Emma en het engelachtige meisje, toen verdwenen alle grieven, en de geestdrift werkte aanstekelijk; nergens zeker werden in het thans zoo opgeruimde Amsterdam met meer liefde en warmte moeder en dochter begroet.

Als wij ons niet vergissen, verdwenen na het jubiléjaar de koning en zijn gezin uit het publieke leven; de gezondheidstoestand van den koning werd steeds meer en meer onrustwekkend; eindelijk kon hij het Loo niet meer verlaten en nu weer gaf koningin Emma aan haar volk het voorbeeld van echte huwelijkstrouw en vrouwelijke zelfopoffering. Zoo jong en zeker ook levenslustig als zij was, verliet zij de ziekenkamer en haar echtgenoot nauwelijks meer dan als dringende belangen haar daarbuiten riepen.

Niemand zal ooit weten, welke zware jaren dit voor haar geweest zijn, maar ieder was er overtuigd van, dat koning Willem geen zorgvoller, liefhebbender verpleegster aan zijn ziekbed kon hebben dan zijn zooveel jonger gade.

Het leven van het Prinsesje verdwijnt in dezen tijd ook geheel in de schaduwen van ziekte en dood; toch zal het van nabij zoo somber niet zijn geweest als het uit de verte scheen.



illustratie
paleis te amsterdam. - mozeszaal.


Haar leeren wisselde af met spelen; de tijd was gekomen dat zij geregeld lessen moest ontvangen in alle vakken van onderwijs; maar de verstandige moeder zorgde er voor, dat zij deze lessen te gelegener tijd afwisselde met spel en beweging.

Koningin Emma werd verplicht de teugels van het bestuur als Regentes in handen te nemen, toen 's konings toestand het ergste deed vreezen.

In October '90 legde H.M. den eed als Regentes van het koninkrijk af, om de regeering in naam van haar echtgenoot te voeren. Slechts korten tijd duurde dit Regentschap; 23 November '90 viel onze laatste Oranjevorst den dood ten offer, de zware strijd was uitgestreden.

De koning is dood. Leve de koningin: Ja, wij hadden een koningin door geboorterecht, een koningin van tien jaren.

Nog vóór de begrafenis legde de koningin Emma den eed van trouw af voor haar dochter - en nam het bewind uit haren naam in handen, bijgestaan door den Raad van Voogdij, reeds tijdens des konings leven, bij de wet van 14 September 1888 (Stbl. No. 150) ingesteld. Drie der thans nog levende leden van dien raad zijn door Z.M. zelf be-

[pagina 186]
[p. 186]



illustratie

paleis te amsterdam. - troonzaal.


[pagina 187]
[p. 187]

noemd, namelijk de heeren Mr. W. baron van Goltstein van Oldenaller, voorzitter, Jhr. Mr. J. Roël, secretaris, A.N.J.M. baron van Brienen van de Groote Lindt. De vijf andere leden zijn dit krachtens hun ambt en wel Jhr. Mr. J.W.M. Schorer, vice-president van den Raad van State; Mr. C.J.A. Heydenrijck, eerstbenoemd lid van den Raad van State, E.J.W. baron Six van Oterleek, voorzitter van de Algemeene Rekenkamer, Mr. F.B. Coninck Liefsting, president van den Hoogen Raad, en Mr. C. Polis, procureur-generaal van den Hoogen Raad.

Heeft het prinsesje, Koningin geworden, er begrip van gehad, welke groote verandering in haar lot plaats had?

Hebben gedienstige hovelingen het haar duidelijk gemaakt, hoe zij, het kind, stond boven al die volwassen mannen en vrouwen rondom haar in het Paleis en daar buiten, ja boven haar moeder zelfs?

Of wel heeft de Koningm-Regentes het haar geleerd, dat zulk een hooge plaats niet alleen recht gaf op buitengewone eerbewijzingen, maar ook zware verantwoordelijkheid, bijzondere plichten oplegde?

De taak der opvoeding van een koningin, zoo zeldzaam en daarom ook zoo gewichtig, was bij koningin Emma in goede handen; de natie kon gerust zijn, koning Willems weduwe zorgde trouw en gewetensvol voor haar dierbaarste kleinood.

Verscheidene verhalen over de verhouding tusschen moeder en dochter kon men hooren; ondanks hun meerdere of mindere geloofwaardigheid werden zij gretig aangehoord en herhaald. Een daarvan is reeds dikwijls met kleine varianten verhaald van andere kind-koningen en hun ouders, ja zelfs van koningin Victoria en haar PrinsGemaal.

Eens klopte dan, zoo wordt er verteld, koningin Wilhelmina aan de deur van haar moeders kabinet.

‘Wie is daar?’ vraagt de Regentes.

‘Ik, de koningin der Nederlanden.’

‘Voor de koningin der Nederlanden ben ik er niet.’

Vergeefs klopt het vorstinnetje, de deur blijft gesloten; dan smeekt zij met schreiend stemmetje:

‘Och moeder, mag Mientje binnenkomen?’

Dan gaat de deur open en de koninginmoeder haalt haar dochtertje in, en zegt:

‘Voor Mientje, mijn kind, ben ik altijd te spreken.’

Gedurende de jaren dat het Prinsesje om zoo te zeggen voor het publiek onzichtbaar was, had het volk haar niet vergeten; de 31e Augustus was langzamerhand een volksfeest geworden. Met elk jaar klommen de feestelijkheden; toen dus de Prinses, Koningin geworden, zich aan haar trouwe onderdanen vertoonde, kenden de geestdrift en de vreugde geen grenzen meer.

Meer dan ooit kwam dat uit, toen zij den 26 Mei '91 aan de hoofdstad een bezoek bracht. Het was voor de eerste maal dat koningin Wilhelmina in het openbaar Verscheen, en hoog gespannen was dus de verwachting, toen het dreunen der kanonschoten haar komst aankondigde.



illustratie
paleis te soestdijk. - voorgevel.


Zwart gepakt van de menschen was de weg, waarlangs de Koninginnen naar den Dam reden; de Dam zelf was één mehschenmassa, en toen eindelijk de Koninginnen op het balkon van het Paleis verschenen, barstte een overweldigend gejuich en gejubel los.

Het was dan ook een treffende groep zooals zij daar stonden, tegenover die ontzaglijke volksmassa, de Regentes in zwaren weduwrouw, het Koninginnetje in het wit met een zwarte ceintuur en witten hoed met groote zwarte struisveeren, een vrouw en een kind, zoo zwak, zoo hulpeloos, maar zoo sterk door de idee van het koningschap, die om haar zweefde.

Onvergetelijk was vooral het hoofdmoment van den volgenden dag, helaas! slechts door een beperkt aantal toeschouwers bij gewoond.

Toen had in de fraai gedecoreerde Nieuwe Kerk de plechtige begroeting plaats van Hare Majesteiten. Een koor van 600 zangeressen zong den Vorstinnen het sublieme Hallelujah van Haendel toe. Alle grooten des lands en alle gezanten en consuls der vreemde mogendheden waren daar verzameld; de burgemeester Van Tienhoven bood Haar een album en gedenkpenning aan.

De Regentes antwoordde in diepgevoelde bewoordingen, die zij eindigde met het gezegde:

‘Getrouw tot in den dood zij ons aller devies; dan zal met Gods hulp ons klein Nederland groot zijn in geluk, in orde en voorspoed. Dat geve de Almachtige.’

En uit aller mond en uit aller hart rees de dubbele kreet:

‘Leve koningin Wilhelmina!’

‘Leve koningin Emma!’

Na het ‘Te Deum’ van Verhulst had de treffende ovatie der weezen plaats. Meer dan honderdvijftig meisjes uit alle gezindten kwamen de koninklijke vaderlooze weeze haar hulde brengen; de meisjes strooiden lentebloemen voor de voeten van het Koninginnetje en een harer sprak de Koningin in dichtregelen toe, waarvan het laatste couplet aldus luidde:

 
Och lieve Koninginne,
 
wie teedre Moederhand
 
Vormt voor het volgend leven
 
naar hart en naar verstand.
 
Word eenmaal groot en machtig,
 
maar blijf zoo lief als nu.
 
Wees gij goed voor de weezen
 
en God zij goed voor U!

En met een geheel natuurlijke, onbestudeerde beweging trad de Koningin op het weesje toe en gaf haar de hand; een historisch moment inderdaad, want op dit oogenblik naderden het hoogste en laagste elkander, door dien handdruk met het arme

[pagina 188]
[p. 188]

weesje vereenigde zich de Koningin met haar volk.

En zoo begreep het ook het aanwezige publiek, dat in onbedwingbare juichkreten losbarstte.

Door het statige orgelspel begeleid, verlieten de vorstinnen het kerkgebouw.

Een andere indrukwekkende plechtigheid, waaraan de kleine Koningin bij deze gelegenheid deelnam, was de steenlegging van het monumentale Wilhelmina-gasthuis.

Het zal nog zeker duidelijk in de herinnering der talrijke aanwezigen zijn, hoe lieftallig en toch reeds majestueus de kleine gestalte onzer Koningin naast haar moeder de Maas, naar de tweede stad des rijks.



illustratie
paleis te soestdijk. - gezicht in het bosch.


Het was een echt marinefeest; door twee rijen stoombooten voer de koninklijke boot tot aan de grens der gemeente. Duizenden en tienduizenden van nieuwsgierigen en geestdriftigen verdrongen zich aan den oever.

De Koningin werd verzocht hier den eersten steen te leggen van de nieuwe kade, die naar haar ‘Wilhelmina-kade’ zou heeten.

Evenals in Amsterdam won het Koninginnetje ieders sympathie door het blijkbare plezier, waarmede zij haar metselwerk verrichtte.

Na een kort bezoek aan de tentoonstelling van schilderijen en de Diergaarde en een rit door de stad, stapten de Koninginnen weer aan boord van de Merwede, die haar terugtoen op de feestelijk getooide estrade verscheen.

‘Iedere duim een koningin,’ zeiden zeker velen Shakespeare na, toen zij zagen hoe waardig en toch handig de tienjarige zich tusschen al die autoriteiten en hun dames wist te bewegen zonder het volk rondom de steigers te vergeten, en hoe handig haar kleine vingertjes bouquetten en programma wisten te hanteeren.

Onder een zware onweersbui las de Burgemeester de oorkonde voor, waaronder het Koninginnetje flink en ferm haar handteekening zette.

Men deed haar nu een schootsvel voor, en bracht naar den Hoek van Holland, vanwaar zij weder terugreden naar Den Haag.

Het was bij deze gelegenheid, misschien ook bij een vroegere, dat het verhaal verspreid werd van de kleine vorstin, die zoo moe en afkeerig was geworden van het eindelooze groeten, hetwelk haar tot plicht was gesteld, dat zij, in haar paleis teruggekomen, haar poppen strafte met hen te dwingen links en rechts te groeten.

Menige medelijdende ziel had dan ook erg te doen met het Koninginnetje, dat zoo onvermoeid links en rechts buigen moest, en toch zouden zij bitter teleurgesteld geweest zijn, als zij niet een groet van haar ontvangen hadden.

Eenige maanden later brachten de Keizer met blijkbaar genoegen zette zij zich met haar fraaien truffel van geoxydeerd zilver aan het metselen; toen zij gedaan had hield zij haar eerste openbare rede tot haar volk; met zeer duidelijke stem sprak zij toen:

‘Ik hoop dat dit gebouw tot zegen mag strekken van Amsterdam.’

Toen de Koninginnen de hoofdstad verlieten, was er slechts één roep over den lieftalligen eenvoud van het koninklijke kind; stormenderhand had zij alle harten veroverd, het volk tot gloeiende geestdrift vervoerd.

Na Amsterdam werd Rotterdam bezocht en men koos tot reisroute den nieuwen waterweg van den Hoek van Holland door en Keizerin van Duitschland, die onvermoeide reizigers, aan ons land een bezoek; hun ontvangst was schitterend, en wie de Keizerin en de Koningin-Regentes voorbij zag rijden, druk pratend en vroolijk lachend, begreep dat beide hooggeplaatste moeders het druk hadden over haar kinderen, de Keizerin over haar zes jongens tehuis en de Regentes over haar eenig dochtertje, dat zulk een groote plaats innam in de harten van haar onderdanen.

Wij gelooven niet, dat de Keizer bezield was door annexatieplannen, maar zoo dit het geval zijn mocht, dan heeft hij gedurende zijn verblijf te Amsterdam, Den Haag en Rotterdam zeker den indruk ontvangen, dat Holland zeer tevreden was met zijn lief

[pagina 189]
[p. 189]

Koninginnetje en volstrekt geen lust voelde zich te doen inlijven bij het groote, machtige, Duitsche Rijk.

Na begroet te zijn door de burgerlijke autoriteiten, gaven de Koninginnen aan de militairen gelegenheid hun opwachting te maken aan hun jonge souvereine, door van Apeldoorn uit het kamp van Oldebroek te bezoeken.

Ook hier heerschte de grootste geestdrift; het lieflijke bloempje van Nederland stond daar onverschrokken tusschen al die gewapende manschappen en dreigende kanonnen, wel wetend dat zij allen bereid zouden zijn om in haar naam voor het Vaderland den dood in te gaan. Zelfs de donderende losbarsting der vuurmonden deed haar niet opschrikken; zij vertrok geen spier van haar kinderlijk gelaat, toen het zware geschut door de heide dreunde en alles in een vuurgloed en in rookwolken hulde.

Na het feestvieren werd er weer ernstig geleerd op het Paleis; de Koningin kreeg van verschillende meesters lessen in alle vakken, die tot de opvoeding van een meisje uit den hoogen stand behooren. Bovendien ontving zij nog lessen in staatsgeschiedenis en staathuishoudkunde, die haar in haar later leven moesten te pas komen, en dat nu juist geen vakken zijn welke jonge dames bij verkiezing bestudeeren.

Haar gouvernante, freule Van de Poll, werd vervangen door een Engelsche miss, Saxon Winter, die zeker wel de achting, maar niet de liefde van het Koninginnetje schijnt te hebben kunnen opwekken, als men ten minste de volgende anekdote gelooven mag.

Eens was de vorstelijke leerling terecht of ten onrechte boos op haar meesteres; toen zij een kaart van Europa voor haar teekenen moest, maakte zij Engeland microscopisch klein, Holland daarentegen verbazend groot.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Melati van Java

  • over Wilhelmina van Oranje-Nassau, prinses der Nederlanden