Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15 (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (35.27 MB)

Scans (730.42 MB)

ebook (28.26 MB)

XML (2.95 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15

(1898)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Koningin Wilhelmina.
door Mathilde. [Vervolg van p. 189.]

Later in Engeland zijnde, vroeg men haar hoe zij de Engelschen vond.

‘O heel aardig,’ antwoordde zij, ‘behalve de gouvernantes.’

Of miss Winter den noodigen tact bezat voor haar hoogen post van vertrouwen, kunnen wij niet zeggen, maar zeker is het dat haar positie eigenaardige moeilijkheden aanbood, die slechts door groote omzichtigheid te overwinnen waren.

Gelukkig vond zij in de verstandige medewerking der Koningin Regentes een vasten steun, daar zij anders zeker niet zoo langen tijd haar betrekking had kunnen waarnemen.

In het voorjaar maakten de Vorstinnen meestal een buitenlandsche reis in streng incognito, onder den naam van gravin Van Buren en haar dochter.

In Mei 1892 begaven zij zich naar Sand in het Schwarzwald; op haar terugreis brachten zij den Duitschen Keizer en Keizerin een tegenbezoek in Berlijn, waar zij met de grootste onderscheiding ontvangen werden.

Evenals overal kon Koningin Wilhelmina zeggen: ‘Ik kwam, werd gezien en overwon.’

De Duitschers waren verrukt over het witte Oranjebloesempje, en vooral de keizerin, die toen nog geen dochtertje bezat, kon haar oogen niet van haar afwenden en hield gedurende het vuurwerk en de taptoe het kinderhandje steeds in de hare.

Bij de groote parade, die de Koninginnen van een balkon bij woonden, verbrak haar vroolijkheid eensklaps de kluisters der etiquette en barstte zij in een echt kinderlijk lachen uit, toen zij zag hoe de tienjarige kroonprins, die als jongste luitenant een peleton commandeerde, moeite had met zijn kleine stappen in den pas te blijven met de kranige, groote gestalten der Pruisische soldaten.

Juist de ernst en het waardigheidsgevoel, die uit haar heele optreden spraken en soms plaats maakten voor haar echte kindernatuur, trokken de gemoedelijke Duitschers zoo aan.

In de daaropvolgende maand Juni legde

[pagina 190]
[p. 190]

de kleine Majesteit in Utrecht den eersten steen voor het nieuwe Universiteitsgebouw aldaar. De strenge, oude stad tooide zich met groen en bloemen, en ontgloeide in geestdrift op het gezicht van het onschuldige kind, dat hier de grondvesten zou leggen van het Huis, waarin de ernstigste wetenschap moest worden onderwezen.

Nog in diezelfde maand begaven zich moeder en dochter naar het Noorden, om Friesland en Groningen een bezoek te brengen.

Ook hier bracht zij de stijve, stugge Friezen uit de plooi; wie zou durven beweren dat Friesland niet koningsgezind was, als hij de rijk versierde hoofdstad zag, vol bloemen en dennengeuren? De gewone feestelijkheden: diners, vuurwerk, rijtoeren, bezoeken aan verschillende instellingen, illuminaties, aubades ontbraken niet, maar wat vooral een eigenaardigen stempel aan dit bezoek verleende, dat was de echt Friesche harddraverij, het nationale Friesche vermaak bij uitnemendheid.

Het glanspunt van dat feest was voorzeker het verschijnen van koningin Wilhelmina in Friesch costuum, bestaande uit jak en rok van lila kleur, boezelaar en halsdoekje van witte kant en op haar voorhoofd de gouden kap, haar door Friesche dames ten geschenke gegeven; behalve met dit oorijzer was het Koninginnetje versierd met allerlei kostbare gouden en juweelen sieraden. De hoofdnaald alleen bestond uit 120 diamanten. De opgewondenheid kende geen grenzen meer, toen het allerliefste kind in dit aan de Friezen zoo dierbare costuum, de prijzen uitreikte en vooral toen zij met haar ongekunstelde vriendelijkheid de overwinnende dieren op den hals klopte en zeide:

‘Je hebt het goed gemaakt, hoor!’

In Sneek woonden de Koninginnen een ander nationaal volksvermaak bij, een hardzeilerij, die ondanks het dreigende weer toch goed gelukte.

Een der treffendste bewijzen van de liefde, door het Koninginnetje opgewekt, spreekt uit het volgende trekje, dat zeker nog aandoenlijker is dan het luide gejuich en gejubel, dat overal haar verschijning begroette.

Wanneer des avonds de luidruchtige menigte op het Hofplein kwam, waar de hooge gasten logeerden, verstomde plotseling het rumoer, en men hoorde de monden fluisteren:



illustratie
paleis te 's-gravenhage. - voorgevel.


‘Stil, de kleine Koningin slaapt.’

En zwijgend, stil, geruischloos stapte het volk voort, met geweld de uitingen van zijn vreugde bedwingend om het slapende kind niet te storen.

Ook in Groningen was de ontvangst even schitterend en liefdevol, maar waar zouden wij eindigen, indien wij alle blijde intochten van het koningskind wilden beschrijven?

Haar triomftocht hield zij door alle provinciën en de voornaamste steden van ons land. Menschen, die altijd iets te zeggen of te vitten hebben, keurden deze reizen af: de Koningin was te jong, te teer voor al deze vermoeienissen, men had moeten wachten tot zij ouder en sterker, tot zij regeerend Koningin was.

Dat deze bezoeken haar gezondheid en ontwikkeling niet geschaad hebben, is gelukkig door de uitkomst bewezen; en dat zij een bepaald voordeel geweest zijn èn voor ons land èn voor ons vorstenhuis is ook gebleken.

De band tusschen Koningin en natie zijn nauwer toegehaald niet alleen, veel geld is onder de menschen verspreid, maar voor alles het beeld van het kind-Koningin heeft zich diep in de harten harer onderdanen geprent. Later zal men, zoo God het wil, haar zien als lieftallige jonkvrouw, als volwassen statige Koningin; laten wij hopen dat ons volk haar nog zien zal evenals Koningin Victoria tot in hoogen ouderdom omringd door een bloeiend groot gezin; maar dan nog zullen ouden van dagen zich als een lieflijk visioen het lieftallige teere kind herinneren, dat eenmaal in de dagen hunner jeugd, de eentonigheid verstoorde in stille provinciesteden en hun verscheen in een aureool van bloemen, van licht, van muziek en klokkentonen.

't Is goed geweest dat zij door geheel ons land is gezien als lief, hulpeloos zwak meisje, in haar smetteloos, wit kleed van reine onschuld.

Veel werd in '92 door de Koninginnen gereisd; behalve een bezoek aan Haarlem en de opening van het Merwedekanaal, woonden

[pagina 191]
[p. 191]

zij nog het gouden Bruiloftsfeest bij van de groothertogin van Saksen-Weimar, prinses Sophie; kort daarop liet zij in Amsterdam het naar haar genoemde kolossale oorlogsschip Koningin Wilhelmina te water.

Alleraardigst was de indruk, nu gemaakt door Hare Majesteit, die zeer toepasselijk gekleed was in marineblauw costuum met dito jekker en een marinepet op de blonde haren; in deze kleeding kon zij moedig weer en wind tarten, en bracht daardoor hulde aan onze marine, die zoo nauw met onze geschiedenis verbonden is, zoo'n grootsch verleden achter zich heeft en die eenmaal den grootsten Mogendheden eerbied en ontzag wist in te boezemen.

In de volgende jaren brachten de Vorstinnen haar zomervacantiën door in Zwitserland, later nog in Engeland, Tyrol, Savoye, Salzkammergut en nu het laatste jaar in Parijs, het noorden van Italië en weer in Tyrol.

Bezocht werden nog Zeeland, waar men het alleraardigste idée had, 30 jonge meisjes in de verschillende kleederdrachten der provincie aan H.M. voor te stellen, maar waar het weer zoo ongunstig was dat de Koningin bij het teekenen eener oorkonde zich verontschuldigde van te zenuwachtig te zijn om goed te schrijven, en toen de Commissaris haar zeide dat de regen daar wel de oorzaak van zou wezen, zeide zij echt natuurlijk:

‘Ik ben ook zoo nat als een poes!’

Overal trof haar belangstelling in alles, haar opgewektheid, haar voor indrukken blijkbaar zoo opene geest.

Nog ontvingen Helder, Alkmaar, (de cadettenschool) de militaire school van Breda de eer van het vorstelijke bezoek.

In 1895 kwamen de katholieke provinciën Noord-Brabant en Limburg aan de beurt, en hier toonden de Koninginnen duidelijk hoe al haar onderdanen zonder verschil van godsdienst dezelfde ruime plaats in haar hart innamen.



illustratie
paleis te 's-gravenhage. - salon van h.m. de koningin.


Alle katholieke instellingen en gebouwen, die nu moesten worden bezocht, ontvingen blijken van sympathie van de Hooge Vrouwen.

Treffend was vooral het bezoek aan het Doofstommen-instituut in St.-Michiels-Gestel; overal gaven moeder en dochter blijken van haar grooten tact, fijn gevoel en groote menschenliefde.

De Koningin was nu veertien jaren en begon de avondfeesten bij te wonen in feesttoilet met opgestoken haar, en reeds getooid met diamanten. Toch verloor zij het echt kinderlijke, lieflijke nog niet. In Maastricht verscheen zij op het balkon van het Gouvernementshôtel, stralend in het phantastisch licht der illuminatie, fonkelend van edelgesteenten, en het volk jubelde als zagen zij een weldoende Fee, die tot hen nederdaalde, en de volksliederen werden overstemd door de blijde kreten van: Leve onze Willemien!’

Vooral het bezoek in de onderaardsche gangen van Sint Pieter interesseerde haar bijzonder.

‘Dank u nog wel, burgemeester,’ zoo dankte zij den heer Pyls, ‘wat u voor ons gedaan heeft was bepaald heerlijk.’

Van die vermoeiende tochten rustten de Vorstinnen met de zuster der Regentes, prinses Elisabeth van Waldeck-Pyrmont, uit in het heerlijke berglandschap van Igls bij Innsprück; daar hadden wij het voorrecht de Vorstinnen te zien, zooals zij vroolijk lachend van een wandeling in het gebergte terugkeerden; de koningin eenvoudig gekleed, op haar moeder en tante geleund en echt blijde, onbezorgd kind, dat niet vermoedde hoe eenige van haar onderdanen haar bespiedden en zich verheugden dat de dwang der etiquette haar kinderlijke natuurlijkheid nog niet in gevaar bracht.

Later werden nog Overijsel en Drente doorreisd; in Zwolle hechtte de Regentes met eigen hand het eerekruis der Oranje. Nassau-orde op de borst der overste van het

[pagina 192]
[p. 192]

Liefdegesticht aldaar, mejuffrouw Van Sonsbeeck, de eerste vrouw, wie de eer eener decoratie te beurt viel.

In het najaar van 1896 had de plechtige aanneming van de Koningin als lid der Hervormde Kerk plaats. De Regentes, die aan haar geloofsgenooten in het bijzonder steeds het voorbeeld gaf van trouw kerkbezoeken, oprechte godsvrucht, zorgde er voor dat de laatste maanden, vóór dat haar Dochter haar belijdenis deed, door haar in ernstige afzondering werden doorgebracht.

Na deze plechtigheid werd de 16-jarige Koningin als volwassen beschouwd; zij vergezelde haar moeder op avondfeesten, haar lessen verminderden, zij kreeg de lange rokken aan, woonde de plechtige audiënties bij, in één woord zij hield op kind te zijn en verscheen haar volk als bevallige jonkvrouw, in een nimbus van poëzie en schoonheid.

Wij hebben met haar meegeleefd van het eerste oogenblik van haar bestaan, en nu staat zij voor ons op den vooravond van haar kroning, door de trouwe zorgen eener wijze moeder opgegroeid tot een lieftallige maagd, versierd met alle gaven naar ziel en naar lichaam, die allen strekken moeten om van haar onderdanen de liefde en aanhankelijkheid te ontvangen, welke zij beloonen zal door haar geheele leven te wijden aan hun welzijn en hun geluk.

Inderdaad, het lot der Koningen is in onze tijden niet benijdenswaardig meer; de kroon is voor velen hunner een knellende band geworden, de troon een folterstoel.

Bij ons God zij dank nog niet! Wij hebben onze vorsten lief, ons hart klopt blijde hun te gemoet; de schrille wanklanken, die zich hier en daar verheffen, om hen te belasteren of te honen, ontmoeten slechts verontwaardiging en walg als echo.

Vele volkeren van Europa benijden ons ons Koninginnetje, maar vele vorsten ook zien met smachtend verlangen neer op haar trouw liefhebbend volk, zoo verschillend van het hunne.

Den 31 Augustus zal zij meerderjarig zijn; op een leeftijd dat andere meisjes nauwelijks haar studiën hebben voltooid, zal zij de plaats innemen, door haar drie koninklijke voorvaderen eens bekleed.



illustratie
lustslot het loo. - audiëntie-zaal.


Lieve Koningin! U meer liefhebben dan wij het thans doen kunnen wij niet, maar wij zullen uw taak niet verzwaren, wij zullen trachten haar te verlichten door onze trouw, onzen eerbied, ons gebed.

Dat God u dan bescherme en verlichte en sterke, dat Hij u wijsheid geve, kracht maar ook levensgeluk, opdat gij door het gemis hiervan niet al uw voorrechten te duur koopen moogt!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Melati van Java

  • over Wilhelmina van Oranje-Nassau, prinses der Nederlanden