Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15 (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (35.27 MB)

Scans (730.42 MB)

ebook (28.26 MB)

XML (2.95 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15

(1898)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De zwarte kapu.
Door T.
(Vervolg en slot.)

De mannen antwoordden niet, maar hun blikken onderzochten met wantrouwenden angst, of er achter de beide vreemdelingen niet nog anderen kwamen, en toen deze vrees ongegrond bleek, vertrokken zich hun gezichten tot een grijns. Zij mompelden iets in 't Wallachijsch, wat de vorsten niet verstonden.

De oude vrouw had slechts een enkelen blik op de vreemdelingen geworpen, en hield zich toen ijverig bezig met haar ketel, om de diepe aandoening te verbergen, die zich van haar begon meester te maken. Daarbij beschouwde zij onophoudelijk van onder haar hoofddoek, die het gezicht half verborg, zoowel de vreemdelingen als haar gezellen.

‘Hé, maruschka, oude, misschien spreken de heeren Hongaarsch,’ riep een hunner, ‘zeg hun, dat zij hun geld, hun kostbaarheden en hun wapens heel zoet voor zich neerleggen, anders zullen wij ons met onze bijlen weten te helpen.’ Daarbij zwaaide hij zijn korte werpbijl woest om het hoofd.

In plaats van dit bevel te vertolken, sprak de oude de vorsten in 't Hongaarsch volgenderwijze aan: ‘Heeren, gij hebt niets te vreezen, al zijt ge ook onder roovers. Maar verraad in 's Hemels naam niet, dat gij Hongaarsch verstaat, en geeft uw wapens niet uit handen. Toen wendde zij zich tot de roovers en zeide: ‘De heeren verstaan geen Hongaarsch.’

‘Goed, dan zal ik met hen een taal spreken, die iedereen verstaat,’ riep dezelfde knaap, maar de oude plaatste zich tusschen hem en de vreemdelingen.

‘Gij zult den beiden heeren geen haar krenken, verstaat ge!’ sprak zij dreigend. ‘Eerstens, omdat de kapu, mijn zoon, er niet is; ter tweede, omdat de heeren waarschijnlijk verdwaalde jagers zijn, die niet veel geld bij zich hebben, en het misschien veel loonender is hen voor losgeld vast te houden, en ten derde, omdat ge niet zoo dom zult zijn, u overhoop te laten schieten. Ziet ge niet, dat ieder van hen een geweer met dubbelen loop bereid houdt?’

‘Zoo? denkt ge dat, oude? Ge kunt gelijk hebben!’ antwoordde de man ietwat verlegen. ‘We zullen wachten tot de kapu komt.’

Daarop ging hij weer liggen, maar wendde geen oog van de vreemdelingen af. Zijn gezellen deden insgelijks.

Prins Karel, die geen Hongaarsch verstond, vernam van zijn broeder de waarschuwing van de oude vrouw, in wie zij blijkbaar een bondgenoote gevonden hadden, en overeenkomstig haar raad hielden zij, ondanks honger en vermoeienis, eveneens hun tegenstanders in 't oog. De oude hield zich intusschen oogenschijnlijk onverschillig met haar ketel bezig, plaatste nog een pot boven het vuur, neuriede eerst een zachte, woordelooze melodie, zong toen met valsche, heesche stem eenige Wallachijsche volkswijzen en ten laatste ook een Hongaarsch lied.

De vorsten gaven in 't begin geen acht noch op de bezigheid der vrouw noch op haar gezang, tot dat de zich vaker herhalende woorden van den tekst van het Hongaarsche lied de opmerkzaamheid van den hertog trokken, daar ze blijkbaar tot hem gericht waren.

‘Brave zoon van den grooten keizer,’ zong de oude, ‘vrees niets. Mijn dappere zoon zal u naar de uwen geleiden, geen kwaad zal u overkomen. Wees voorzichtig en doe alles, wat hij verlangt, opdat die vier honden daar niet wantrouwend worden. Anders moet er bloed vloeien, en dat wil mijn zoon niet.’

Na dit lied zong de oude nog eenige andere Wallachijsche en Servische liederen, zonder verdere beteekenis, tot het gedempte gekras van een nachtuil, dat uit de diepte van het woud kwam, haar plotseling deed verstommen.

‘De kapu!’ riepen de Wallakken opspringend.

Eenige oogenblikken later betrad een man van een hooge gestalte de legerplaats. Ook hij was evenals zijn gezellen als een Wallak gekleed; de voeten staken in zware, met ijzer beslagen schoenen, het hoofd was gedekt met een muts van lamsvel; het kolossale lichaam was in grof linnen gehuld, en in zijn breeden lederen gordel staken twee Turksche pistolen en een dolkmes; over den schouder droeg hij een zwaar Janitsaren-geweer en in de rechterhand de zeker treffende werpbijl. De uitrusting en nog meer de reusachtige gestalte van den man met zijn gebruind, door een pikzwarten baard omlijst gezicht, was indrukwekkend, en de ‘zwarte kapu’ was dan ook de schrik der omstreken.

De oude was haar zoon te gemoet gesneld en had hem in 't Hongaarsch iets toegeroepen.

‘Hè, geen geheimen, oude!’ riep haar wantrouwend een der Wallakken na. ‘Hier wordt Wallachijsch gesproken.’

Een blik van den kapu legde hem het zwijgen op, een tweede korte blik trof den hertog.

Den man had deze reeds ergens gezien. Maar, waar?

Was het toeval, of wilde de kapu het geheugen van den hertog opfrisschen? Kort en goed, hij keerde zich naar Frans en sloeg zich met de vlakke hand een paar maal op den rug.

Dat wekte plotseling de herinnering bij den hertog op. Die man daar was geen ander dan de door hem van het spitsroedenloopen geredde kurassier Peter Bagin.

Maar verder nam de kapu geen notitie van de aangekomen vreemdelingen, noch met woorden, noch door een enkelen blik.

‘Is het eten klaar, moeder? Ik heb honger,’ zeide hij, bij het vuur plaats nemende, en zijn gezellen deden insgelijks, haalden houten lepels te voorschijn en doopten ze beurtelings in de sterk gekruide brij van schapevleesch en maïsmeel. De beide vreemdelingen versmaadden het ondanks hun honger, aan den maaltijd deel te nemen, maar namen een stuk spek en een stuk maïsbrood aan.

‘Luistert nu!’ begon de kapu. ‘De oude heeft weer gelijk. Die beide heeren daar zijn zonder twijfel aanzienlijke lieden; die moeten een behoorlijk losgeld betalen. De een blijft hier als gijzelaar, den anderen help ik morgen terecht, om ons het geld voor zijn kameraad te verschaffen. Hoeveel zouden ze waard zijn?’

‘Eerst moeten ze laten zien, wat ze bij zich hebben, dan is de taxatie gemakkelijker,’ antwoordde een van de roovers. Overigens is een vogel in de hand beter dan tien in de lucht.’

‘Geen slechte gedachte, Endju,’ zeide de kapu goedkeurend, en zijn pistolen op de beide vorsten richtende, schreeuwde hij in gebroken Duitsch: ‘Niet angstig zijn - wil die vier honden maar bedriegen. Daarom voor den dag met het geld - voor u neerleggen!’

Een ruwe Wallachijsche vloek besloot deze toespraak.

Prins Karel, in 't begin eenigszins bedremmeld, maar door zijn broeder, die het geheel begon te overzien, ingelicht, haalde eenige documenten te voorschijn, en ook de hertog gaf zijn beurs over.

De kapu verdeelde dadelijk het geld onder zijn gezellen, die nu zijn voorstel aannamen.

‘Op een goed gelukken willen wij ons nu iets bijzonders veroorloven,’ vroolijkte Peter de bende op. ‘Hé, moeder, haal het vaatje brandewijn eens voor den dag!’

De Wallakken klapten in voorsmaak van den verwachten dronk met de tong, terwijl de oude uit het strooisel aan den voet van een hollen boom een klein vaatje te voorschijn krabde en daaruit den beker van haar zoon vulde.

De Wallakken gaven eveneens hun bekers aan.

‘Foei!’ riep de oude, de bekers aannemende. ‘De trog van een Servisch zwijn is nog reiner dan uw bekers, en daar zou ik den heerlijken drank in doen? 't Zou zonde wezen? Ik zal ze eerst uitwasschen.’

‘Doe maar niet zooveel moeite, maruschka! Dat hindert niets,’ riepen haar de Wallakken na, maar de oude liet zich niets gezeggen, en reinigde aan de bron achter den boom de bekers, waarbij zij ongemerkt uit den aarden pot, welken zij te voren op het vuur had gehad, iets in de bekers deed, er toen mee terugkwam, en zonder ze uit de handen te geven, tot aan den rand met brandewijn vulde.

‘Op het welzijn onzer gasten!’ lachte de kapu, en allen ledigden de bekers.

De oude had intusschen den aarden pot met brandewijn uit het vaatje gevuld en dit weer zorgvuldig verborgen.

‘Ziezoo,’ zei ze, ‘vandaag wordt er niet meer gedronken, als er in den pot is, anders gaat het weer als de laatste keer, dat er niets overblijft. Maar gij, Peter, moogt nu niets meer drinken, want gij hebt morgen een verren tocht te maken.’

‘Gij hebt gelijk, moeder! Daarom leg ik mij dan ook maar te slapen,’ antwoordde de kapu.

‘Maar wij hebben nog al den tijd en ook nog plaats in de keel!’ riepen de Wallakken. ‘Schenk nog eens in, maar niet zoo zuinig, oude? De drank smaakt vandaag bijzonder kruiderig, maar slapjes.... slapjes.’

‘Dan moet ge maar te meer drinken!’

De mannen dronken en maakten heel wat spektakel, terwijl de kapu na korten tijd door een levendig snorken bewees, dat hij sliep. Maar ook de anderen werden weldra slaperig, geeuwden en vielen ten slotte zingend, met verglaasde oogen en lijkvale gezichten in een diepen slaap.

[pagina 247]
[p. 247]

Na een poos stond de kapu voorzichtig op, overtuigde zich, dat zijn gezellen nu niet meer gevaarlijk waren en bond ze met veel vlugheid en handigheid met behulp van eenige door zijn moeder gereed gehouden touwen uit bast vervaardigd. De slapers merkten er niets van.

Daarop ging hij naar de beide jagers, wierp zich voor den hertog op den grond, kuste hem de voeten en riep: ‘Ik dank den Hemel, dat hij mij de gelegenheid heeft gegeven, u o heer, een dienst te bewijzen. Herkent gij mij?’

‘Gij zijt Bagin, de deserteur, die nu aan de doodstraf vervallen is, wanneer hij gegrepen wordt. Gij zijt de gevreesde kapu van een rooverbende,’ antwoordde hertog Frans.

‘Ik heb geroofd om te leven, evenals de Duitsche en de Turksche soldaten doen, maar aan mijn handen kleeft geen bloed. Deze vier daar hebben gevaar geloopen, als eerste offers van mijn hand te vallen. Ik had ze neergeveld om u, heer, als de oude met haar bilzenkruid geen beter middel geweten had.’

‘Zij zullen slapen als houtblokken, twaalf, veertien uur lang,’ sprak de oude er tusschen.

‘En den vierden keer ben ik gedeserteerd,’ ging Bagin voort, ‘omdat gij, genadige heer, ondanks uwe voorspraak, mijne vrijheid niet hebt kunnen verwerven. Zes maanden heb ik er op gewacht. Maar nu ben ik de vrijheid moede, het leven, dat ik hier in de bosschen geleid heb, is erger dan dat van een opgejaagden wolf. Ik zal u en gij zult mij uit dit moerassig woud leiden, ik u in de armen van de keizersdochter, gij mij in 't gezelschap van eerlijke lieden. Maak mij tot uw knecht, heer, ik zal u trouw zijn als een slaaf!’

De beide prinsen beloofden, voor Bagin te zullen zorgen en men brak op.

‘Nog iets!’ sprak Bagin en hij maakte zich gereed om aan zijn voormalige slapende gezellen het geld weer af te nemen, maar de hertog verhinderde dit.

‘Mogen hun de weinige goudstukken dienen, om een nieuw leven te beginnen,’ zeide hij en gaf toen last om de armen der geboeiden vrij te maken, ten einde hun in staat te stellen zich bij hun ontwaken te kunnen redden.

Uren lang had de kleine groep - de oude met eenige huishoudelijke artikelen beladen - door het woud gemarcheerd, en hertog Frans kon van vermoeidheid niet meer. Toen nam Bagin hem op den rug en droeg hem nog meerdere uren lang verder.Ga naar voetnoot1)

Tegen den middag bereikte men het armzalige dorpje Slatina. Verder konden de oververmoeide ruiters niet; bij den Wallachijschen schout gebruikten zij wat melk en maïsbrij en sliepen daarna op stroo en schapenvellen tot den volgenden dag, op welken de door afgezonden boden onderlichte veldmaarschalk Seckendorf met een talrijk gevolg verscheen, om de vermiste en angstig gezochte vorsten persoonlijk af te halen en aan hertog Frans twee blijde tijdingen te brengen: het gelukkig herstel van zijn ernstig ziek geweest zijnd dochtertje Maria Elisabeth en zijn benoeming tot groothertog van Toskane. Over eenige weken zou het jonge echtpaar naar het schoone Toskane vertrekken.

De eerste zorg van den nieuwen groothertog was, het lot van zijn redder te verzekeren. Het was geen gemakkelijke taak, en alleen de genade des keizers vermocht het wettelijk onvermijdelijk lot van Peter Bagin te veranderen. Hij werd gevangen gezet en het proces had zijn gewoon verloop. Het vertrouwen op de macht en den goeden wil van zijn hoogen beschermer werd op een zware proef gesteld, toen hij, na ter dood veroordeeld te zijn, eerst op het laatste oogenblik gratie ontving.

De groothertog nam Bagin mee naar Florence en later naar Weenen als zijn getrouwen jagermeester, en behield hem ook in zijn dienst, toen hij in 1745 als Duitsch keizer gekroond werd. Ja, de reusachtige Bagin was - hoewel een zeventiger - nog flink en gezond en in keizerlijken dienst, toen keizer Frans in 1765 te Innsbruck onverwachts overleed.

Maria Theresia had in het dorpje Slatina een nieuw kerkje gesticht en het met een rijk misgewaad begiftigd, waarop met goud geborduurde en met parelen versierde afbeeldingen te zien zijn, welke betrekking hebben op de verhaalde gebeurtenis. Het zorgvuldig bewaarde miskleed wordt tegenwoordig nog met trots aan de vreemdelingen vertoond, evenals de houten bekers, waaruit de vorsten op hun vermoeienden tocht gedronken hebben.

voetnoot1)
Historisch.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken