Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 16 (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 16
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (34.29 MB)

Scans (802.09 MB)

ebook (27.03 MB)

XML (3.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 16

(1899)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Reuzenkijkers.

Door de dagbladen loopt het bericht, dat tot de aantrekkelijkheden der wereldtentoonstelling van 1900 te Parijs ook zal behooren een reuzentelescoop, waardoor de wonderen des hemels in nooit te voren geziene pracht zullen waargenomen kunnen worden.

Omtrent hetgeen die ontzaglijke kijker te zien zal geven verneemt men de fabelachtigste verzekeringen, zoodat het niet te verwonderen is dat de verwachtingen van het publiek in ruime kringen op het hoogste gespannen zijn.

Inderdaad is het iets heel buitengewoons als men verneemt, dat de beschouwer door dezen telescoop de maan ongeveer van zoo nabij zal kunnen bezien als zijn aardsche omgeving van een tamelijk hoogen berg. Als dat inderdaad het geval is, zal men zich alzoo gemakkelijk kunnen overtuigen of de maan bewoond is of niet en zich zelfs van het leven en bedrijf der beweerde maanbewoners een tamelijk helder denkbeeld kunnen maken.

Dat dit van het hoogste belang moet zijn en alle andere bezienswaardigheden van de tentoonstelling in de schaduw zou stellen is zonder eenigen twijfel. De vraag is maar: kan er een kijker vervaardigd worden, die dergelijke resultaten levert? En daaraan knoopt zich vanzelf de tweede vraag vast: Hoe staat het in het algemeen met de hedendaagsche reuzenkijkers?

Wij willen beproeven den lezer duidelijk te maken, wat de optische kunst op het stuk der vervaardiging van groote telescopen zoo al geleverd heeft en hem daardoor in staat stellen, zich een juist oordeel te vormen omtrent hetgeen op dit gebied mogelijk is tot stand te brengen.

Zooals men zich allicht uit de op school geleerde vaderlandsche geschiedenis herinneren zal, moet de eerste uitvinding van den verrekijker worden toegeschreven aan Zacharias Jansen, een brillenslijper te Middelburg, die in het jaar 1590 door een toeval tot deze ontdekking kwam. Zijn kinderen keken namelijk door een convergeerende en een divergeerende lens naar den haan van den toren en zagen dien tot hun verwondering daardoor aanmerkelijk vergroot. Dit bracht hun vader op het denkbeeld, een hol en een bol geslepen glas zoodanig in een buis te plaatsen, dat daardoor de eerste verrekijker gevormd werd, die intusschen maar kinderspeelgoed was in vergelijking van de uiterst vernuftige en kolossale telescopen van later tijd.

Reeds in de vorige eeuw bezat men groote verrekijkers. De grootste van alle was de zoogenaamde reuzentelescoop van Herschel, die een lengte had van 40 voet, en welks hoofdgedeelte uit een gepolijsten hollen spiegel van ruim drie voet doorsnede en meer dan vijf centenaars gewicht bestond.

De kolossale buis hing in een zware houten stelling en werd door een stelsel van touwen in beweging gebracht.

Intusschen heeft deze leviathan onder de verrekijkers maar weinige jaren dienst gedaan; want vooreerst was hij al te ongemakkelijk te hanteeren en ten andere verloor in een konden nacht de groote spiegel den onmisbaren glans van zijn gepolijste oppervlakte en die kon er niet meer aan teruggegeven worden zonder dat aan den zuiver berekenden vorm afbreuk werd gedaan. Ook bevond Herschel, dat in Engeland de lucht maar zelden helder en rustig genoeg is, om zulk een reuzentelescoop ten volle tot zijn recht te doen komen.

Van den kolossalen omvang der buis kan men zich eenigszins een denkbeeld maken als men verneemt, dat Herschel er op zijn gemak doorheen kon wandelen.

In onze eeuw heeft men nog een paar malen spiegeltelescopen vervaardigd, die den kijker van Herschel in grootte nabijkomen, ja hem zelfs overtreffen. Maar eigenlijke resultaten voor de navorsching van het hemelruim zijn toch door middel van een heel ander soort telescopen verkregen, en deze bedoelt men dan ook in het algemeen, als men van reuzenkijkers spreekt.

Bij deze moderne telescopen bestaat het hoofdgedeelte uit een glazen lens en wel een dubbele, die men het objectiefglas noemt. De geheele verrekijker draagt den naam van refractor. Reeds in Herschel's tijd had men wel is waar refractoren, maar de grootste bezaten slechts glaslenzen van hoogstens vier Parijsche duimen doorsnede, omdat men geen grootere stukken volkomen zuiver optisch glas vervaardigen kon, en zelfs als men die bezeten had, geen grootere objectiefglazen kon slijpen.

Daarom kwam Herschel op het denkbeeld, een aanmerkelijke verhooging van de uitwerking te krijgen door gebruik te maken van de lichter te vervaardigen metalen spiegels, ofschoon deze bij gelijke grootte veel minder uitkomsten geven dan een refractor.

Om dit nauwkeuriger aan te duiden zij opgemerkt, dat een tegenwoordige refractor van tien duim objectief doorsnede en twaalf voet lengte verre de voorkeur verdient boven den 40 voet langen kijker van Herschel. In zijn tijd en zelfs in het eerste vierde onzer eeuw was het echter volstrekt onmogelijk, een objectiefglas van tien duim doorsnede te vervaardigen en eerst Josef Fraunhofer slaagde er in, dat schier onmogelijke te verwezenlijken.

Gelijk wij nog in den vorigen jaargang vertelden, werd Fraunhofer in 1787 te Straubing

[pagina 143]
[p. 143]

als kind van arme ouders geboren en was tot zijn elfde jaar ganzenhoeder, daarna glassiijpersleerling te Munchen. Van zijn patroon, die lezen en schrijven voor overtollige kunsten hield, kon de knaap niets leeren, hoe zeer hij ook den drang naar ontwikkeling in zich voelde, en misschien was er nooit iets van hem terechtgekomen, als niet een ongeluk hem geluk aangebracht had. Het ellendig huisje van den glasslijper stortte namelijk in en begroef onder de puinen zoowel den patroon en zijn vrouw als den leerjongen. Vier uren lang bleven ze onder de steenen bedolven; de vrouw vond men dood, de patroon en de leerjongen waren ongedeerd gebleven. Het was om zoo te zeggen een wonder en heel Munchen had er den mond vol van.

De keurvorst Maximiliaan Jozef liet den jongen bij zich komen en schonk hem achttien dukaten.

Wie had toen kunnen vermoeden, dat dit onbeduidende sommetje de prijs zou zijn voor de ontsluiting der hemelruimten, dat het de betaling was voor de ontraadseling der geheimen van het heelal, der samenstelling van den zonnebol zoowel als van de verwijderdste sterren, ja der onthulling van de verschijnselen, die zich voordoen bij het ineenstorten van heele wereldstelsels!

Al deze bewonderenswaardige ontdekkingen knoopten zich vast aan het behoud en de verdere lotgevallen van den armen glasslijpersjongen. Nog waren hem zelfs de eerste beginselen van alle kennis vreemd, maar zijn geest drong vooruit, hij wilde leeren en wel allereerst rekenen en schrijven.

Daarom offerde hij een der goudstukken op om van zijn meester verlof te bekomen, de Zondagsschool te mogen bezoeken; hij schafte zich eenige boeken aan alsmede een glasslijpmachine en gaf de rest van het geld uit om zich van zijn leertijd vrij te koopen.

Nu echter kon hij als glasslijper nergens werk vinden en moest verscheidene jaren op de bekrompenste manier zijn brood trachten te verdienen door het vervaardigen van visitekaartjes. Eindelijk, in 1806, bracht een toeval hem in kennis met den beroemden Reichenbach, het hoofd van een optisch-mechanische inrichting; deze ontdekte het sluimerend genie van den jongen man en zette hem aan het werk.

Thans was Fraunhofer in het rechte vaarwater en binnen weinige jaren gelukte hem, wat de toenmalige wereld voor on mogelijk had gehouden. Hij vond nieuwe slijp- en polijst- machines uit, nieuwe methodes voor het nauwkeurig zuiveren van het optische glas, alsmede eindelijk een procédé om dergelijk glas van voortreffelijke zuiverheid en gelijkmatige dikte in groote blokken te vervaardigen.

Dit was tot dusver volslagen onmogelijk geweest en is ook verscheidene jaren later nog geen enkelen glasfabrikant gelukt, hoewel er ontzaglijke sommen aan proefnemingen besteed werden.

Fraunhofer's methode voor het vervaardigen van dergelijk glas werd door zijn opvolgers als een diep geheim bewaard en eerst sinds het jaar '50 gelukte het eenige fabrikanten in Engeland en Frankrijk glas voor groote verrekijkers van onberispelijke zuiverheid te leveren. Fraunhofer's grootste kijker heeft een objectief van 9 Parijsche duimen doorsnede en een lengte van 14 voet; hij werd in 1824 door de Russische regeering voor de sterrenwacht te Dorpat aangekocht en bleek het beste instrument van dien tijd te zijn. Thans nog vormt hij een sieraad van die sterrenwacht en heeft van zijn werking nog niets verloren. Fraunhofer was zwak van lichaam en stierf reeds in 1826, nadat zijn koning hem in den adelstand had verheven. Op zijn grafsteen leest men de woorden. ‘Hij heeft de sterren ons nader gebracht.’

De eerste opvolgers van Fraunhofer zetten het vervaardigen van groote verrekijkers voort, maar de moeilijkheden die daarbij te overwinnen vielen, waren zoo groot, dat men na zijn dood vele jaren lang vergeefs werkte aan een objectief van 12 duim doorsnede, en men er slechts in slaagde, er een te vervaardigen van 10½ duim doorsnede, waarvoor een buis van 17 voet lengte gevorderd werd. Later kwam men in de optische inrichting te Munchen ook tot glazen van 14 en zelfs van 18 duim, maar daarmee was de grens van het mogelijk uitvoerbare dan ook bereikt.

De moeilijkheden, die zich bij de vervaardiging van zeer groote objectiefglazen voor verrekijkers voordoen, komen uit twee onderscheiden oorzaken voort. Vooreerst moet men over groote, optisch zuivere glasblokken beschikken en dan moet de opticus in staat zijn, aan de beide lenzen, die uit dit glas geslepen worden, zulk een vorm te geven en ze zoodanig te polijsten, dat het daaruit samengestelde objectief de voorwerpen helder, scherp en zonder storende kleurenzoomen weergeeft.

Aan die beide eischen te voldoen is hoogst bezwaarlijk. Vóór Fraunhofer moesten de slijpers, om een objectief van 2 of 3 duim doorsnede te verkrijgen, niet zelden een dozijn lenzen slijpen, omdat bij het polijsten de juiste krommingen van de oppervlakte weer verloren gingen en niet meer hersteld konden worden.

Ook moet men de optische hoedanigheden van de glassoorten, voor de vervaardiging van lenzen gebezigd, nauwkeurig kennen om daarnaar de krommingen van de oppervlakte der glazen te kunnen berekenen, waartoe ook al geen zeker middel bekend was.

Toen men dan ook in Engeland, waar in het begin van deze eeuw de beste verrekijkers vervaardigd werden, hoorde, dat Fraunhofer een objectief van 9 duim doorsnede maakte, spotte men daarmee, wijl men op grond van eigen ervaring aannam, dat hij wel 100 glazen van deze grootte zou moeten slijpen om er maar 2 onder te vinden, die, samengevoegd, bruikbaar zouden blijken.

Maar Fraunhofer had het middel gevonden om de hoedanigheid van het glas, vóór het slijpen, op het nauwkeurigste vast te stellen, verder om door berekeningen de juiste krommingen van de oppervlakte te bepalen en eindelijk door middel van hoogst vernuftige instrumenten de glazen zóó te polijsten, dat de juiste vorm van de oppervlakte niet verloren ging. Deze zijde van de techniek was door hem in zekeren zin tot volkomenheid gebracht en zijn voorschriften gelden voor het oogenblik nog.

Anders was het gesteld met de vervaardiging der glasblokken. Ook in dit opzicht heeft Fraunhofer de grootste verdiensten, daar hij den juisten weg daartoe aantoonde; en zijn leerling en opvolger Georg Merz, de zoon van een linnenwever, bracht het daarin nog verder, zoodat tot in het midden dezer eeuw de refractoren van Merz zoo goed als uitsluitend voor de waarneming der hemellichamen gebezigd werden.

Na jarenlange pogingen gelukte het eindelijk Feil te Parijs alsmede Bontemps in Engeland, eveneens zuivere glasblokken voor objectieven van 12 tot 18 Parijsche duimen doorsnede te vervaardigen, en sedert 1871 nam de firma Chance Brothers & Co. te Birmingham zelfs op zich, glazen platen van een meter doorsnede te leveren. Eerst nadat men dit resultaat bereikt had, konden ook andere optici dan Fraunhofer's opvolgers er aan denken, zich op de vervaardiging van groote refractoren toe te leggen. Wederom was het een uit bescheiden omstandigheden opgekomen man, die op dit gebied den hoogsten prijs verwierf. Alvan Clark, wiens overgrootvader als stuurman van de Mayflower met een honderdtal Engelsche landverhuizers, door de onverdraagzaamheid der Anglicaansche bisschoppen uit hun vaderland verdreven, naar Amerika kwam, deze Alvan Clark was het, die met zijn zoon George als schepper van de tegenwoordige reuzentelescopen beschouwd moet worden.

Hij werd in een klein plaatsje van den staat Massachusetts in 1804 geboren en werkte in zijn jeugd als daglooner, maar zocht zich evenals Fraunhofer in de weinige vrije uren, die hem overbleven, tot hooger bekwaamheden te ontwikkelen. Aan optiek dacht hij niet en een verrekijker had hij nooit gezien, maar wel legde hij zich toe op het drukken van stoffen en het steken van vormen. Daarbij ontdekte hij in zich een bijzonder talent tot teekenen en schilderen en ontwikkelde dit zoover, dat hij zich te Boston als decoratieschilder kon vestigen en tot een bevredigenden welstand geraaide.

Hier was het nu zijn in 1832 geboren zoon, die, men weet niet door welke aanleiding, er toe kwam, een kleinen telescoopspiegel te slijpen. De vader zag het werk aan, hielp er een handje aan mee en kreeg er belangstelling in, zoodat een tweede telescoopspiegel onder handen werd genomen.

Uit den schilder groeide nu spoedig een vervaardiger van spiegeltelescopen, wiens producten gereeden afzet vonden. Weldra bemerkten intusschen de beide Clark's, dat een refractor veel beter resultaten oplevert dan een spiegeltelescoop en legden zich nu met ijver toe op de vervaardiging van objectieflenzen. Het is letterlijk onbegrijpelijk, hoe deze twee mannen, zonder de geringste eigenlijke opleiding in dit vak, er in slaagden binnen weinige jaren verrekijkers te vervaardigen, die in grootte en optische doelmatigheid met de beste voortbrengselen van Frauenhofer's inrichting glansrijk konden wedijveren.

Reeds in het jaar 1861 vervaardigde Clark een refractor met een objectiefglas van 18½ duim, den grootsten en voortreffelijksten, dien de wereld tot dusver gezien had. Ook deed George Clark, terwijl hij dit instrument tot waarnemingen beproefde, daarmee dadelijk een ontdekking, die zijn naam over den heelen aardbodem bekend maakte.

De beroemde sterrenkundige Bessel had namelijk kort na 1840 door waarneming en berekening bevonden, dat in de nabijheid der schitterende ster Sirius nog een donkere ster moest staan; maar geen verrekijker was sterk genoeg om die te doen zien.

Toen George Clark den 31en Januari 1862 zijn juist voltooid objectief op Sirius richtte, zag hij onmiddelijk de donkere ster in de nabijheid daarvan, juist op de plek, die Bessel van te voren berekend had.

Dat was een ontzaglijke zegepraal voor de Amerikaansche optiek en aanstonds kocht een rijk burger van Chicago het bewonderenswaardig instrument om het zijn vaderstad ten geschenke te geven.

De Clark's zaten intusschen niet stil en beproefden nog grooter kijkers te maken, waartoe zij het ruw glas uit Engeland lieten komen. In het jaar 1870 ontvingen zij van de Noord-Amerikaansche Bondsregeering de opdracht, den grootst mogelijken kijker te vervaardigen, een opdracht, die de firma Clark & Zoon sedert nog herhaaldelijk van andere zijden gewerd.

Opmerkelijk is het daarbij te zien, hoe de grenzen van het grootst mogelijke zich sedert 1870 hebben uitgezet. Toenmaals was het een glas van 26 Engelsche duimen doorsnede of ‘opening’, zooals de optici dat noemen, dat de grenzen bereikte. Het gewicht dezer dubbele lens bedraagt 180 pond; in 1873 was het gansche instrument voltooid en in het marine-observatorium te Washington opgesteld. Het was toen de grootste kijker der wereld en bewees dat in de eerstvolgende jaren door aan te toonen, dat de planeet Mars twee manen had, welke ontdekking zoo onverwacht was, dat de Europeesche sterrenkundigen het bericht daarvan aanvankelijk voor Amerikaanschen humbug hielden.

De waarnemer, wien deze ontdekking door middel van den verrekijker gelukte, professor Asoph Hall, was ook al een man, die zich zelven opgewerkt had; want hij had het van timmerman door ijverige studie, waarbij zijn vrouw, een voormalige onderwijzeres, hem trouw hielp, tot sterrenkundige gebracht.

De geestdrift voor de reuzenkijkers van Clark nam nu in Amerika groote afmetingen aan. Een rijke particulier, wien het op een paar honderdduizend gulden niet aankwam, bestelde zich aanstonds een even groot instrument als dat te Washington, en nauwelijks was dit voltooid, toen van San Francisco weer de aanvraag kwam voor den ‘grootst mogelijk te vervaardigen telescoop.’ Het was de bekende millionnair Lick, die de middelen verschafte voor een sterrenwacht op den Mount Hamilton, welker hoofdinstrument alle bestaande moest overtreffen.

Natuurlijk kon niemand anders dan Clark de vervaardiging van dien reuzenkijker op zich

[pagina 144]
[p. 144]

nemen. In het jaar 1881 beloofde hij binnen eenige jaren een objectiefglas te leveren van 36 Engelsche duimen doorsnede, waartoe Feil te Parijs voor den prijs van 150,000 franks het ruwe glas vervaardigde. In het jaar 1885 was het objectief voltooid en spoedig daarop ook de monteering, door Warner & Svassey geleverd.

Men kan zich van dit ontzaglijk gezichtstuig eenigermate een denkbeeld maken, als men nagaat, dat de buis, die uit staalblik bestaat, een lengte van 58 Engelsche voeten en een gewicht van 80 centenaars heeft. Deze buis is 120 centenaars; de 44 voet hooge kolom, die het geheel draagt, 800 centenaars. Staat de buis rechtop, dan steekt zij 72 voet boven den grond uit, alzoo ter hoogte van een toren. Geen beschrijving kan van dit instrument een denkbeeld geven; daarom verwijzen wij maar naar de afbeelding hieronder, die naar een photographie vervaardigd is. De reusachtige kijker staat, zooals men ziet, onder den draaienden koepel en de waarnemer is juist bezig op de galerij, die rondom de vierhoekige stelling loopt.

Zooals men uit de afbeelding ziet, verheft deze stelling zich vrij van den grond; ook is voltooid had, verklaarde hij van een drukkenden last te zijn bevrijd. Een jaar daarop bezweek hij aan een beroerte; met hem stierf zijn geslacht uit. Kort vóór zijn dood verklaarde hij intusschen aan den beroemde sterrenkundige Barnard, dat hij bereid was ook een objectief van 60 duim te vervaardigen als het ruwe glas daarvoor maar verkrijgbaar was.

Voor de reuzentelescoop nu van de Parijsche wereldtentoonstelling is een kijker van 200 voet lengte met een objectiefglas van bijna 50 duim doorsnede ontworpen en met het slijpen der lenzen heeft men reeds een aandoor middel van een as ter zwaarte van 23 centenaars verbonden aan een kolom van gegoten ijzer ter zwaarte van bijna 400 centenaars en kan naar alle richtingen des hemels met groot gemak bewogen worden.



illustratie
voorstelling in doorsnede van den reuzenverrekijker
voor de Parijsche wereldtentoonstelling in 1900.


Is de kijker eenmaal op een bepaalde ster gericht, dan volgt hij, door middel van een kolossaal uurwerk, welks slinger 1¼ centenaar weegt, den loop dezer ster zoo nauwkeurig dat ze onveranderlijk in het gezichtsveld blijft. Staat de buis loodrecht, dan reikt het objectiefglas aan het boveneind tot 65 voet boven den grond. In het geheel weegt het instrument met alle toebehooren niet minder dan 1200 centenaars en heeft met den ijzeren koepel, waaronder het staat, met alles en alles een kleine 400.000 gulden gekost.

De resultaten met dezen kijker verkregen, zijn in overeenstemming met deze verhoudingen. In de heldere en rustige lucht van den Mount Hamilton, 4250 Engelsche voeten boven den spiegel van den Grooten Oceaan, heeft deze kijker verrassende ontdekkingen mogelijk gemaakt. Onder deze is een der merkwaardigste het vinden van een vijfde maan van Jupiter, die zoo klein en zwak van licht is, dat ze maar een paar mijlen in doorsnee kan meten.

Eerst weinige jaren was dit reuzeninstrument in werking, toen een burger van Chicago, Charles J. Yerkes, het plan opvatte, op zijn kosten een sterrenwacht te laten bouwen, die een nog grooteren kijker verkrijgen zou. Tot dit doel werd aan Clark wederom de bestelling gedaan den ‘grootst mogelijken refractor’ te vervaardigen, onverschillig wat de kosten daarvan ook mochten zijn.

Clark bezat juist twee glasblokken, waaruit een objectief van 40 duim kon vallen, en daar de vervaardiging van nog grooter blokken eveneens een tijdruimte van verscheidene jaren zou vereischt hebben, vond Yerkes goed, dat er een refractor van 40 duim zou gemaakt worden.

Voor de eerste maal wees Clark intusschen de verantwoordelijkheid voor het slagen van een objectief op deze grootte af. Het was een onnoodige voorzorgsmaatregel; want reeds in September 1895 kon hij het ter beproeving afleveren en het bleek uitstekend te voldoen.

Het geheele ontzaglijke instrument is thans onder den reuzenkoepel der Yerkes-sterrenwacht te Lake Geneva in Wisconsin opgesteld. Het objectiefglas alleen weegt 10 centenaars, de 63 voet lange buis, waarin het bevestigd is, de vloer van den rondgaanden koepelmuur gescheiden en wel met het doel, hem door hydraulische kracht hooger of lager te kunnen stellen, opdat de waarnemer in elke positie van het groote instrument gemakkelijk en zonder gevaar zijn wetenschappelijke onderzoekingen kan doen. De kosten van het objectief alleen worden beijferd op 15.900 gulden, de gezamenlijke kosten van de monteering, den draaienden koepel enz. bereiken ongeveer 425.000 gulden.



illustratie
reuzentelescoop der yerkes-sterrenwacht
te Lake Geneva in Wisconsin.


Dat is nu de grootste en reusachtigste kijker, die op het oogenblik ter wereld bestaat en komt de uiterst bereikbare grens op dit gebied nabij. Toen George Clark, na den dood van zijn vader Alvan Clark in 1887, dit instrument vang genomen. Het is intusschen volstrekt onmogelijk, een koker van zulk een lengte aan een zuil te bevestigen, zoodat hij naar alle richtingen kan gedraaid worden. Men is derhalve op de schikking gekomen, die door onze afbeelding aanschouwelijk wordt gemaakt. De groote buis ligt waterpas en onbeweeglijk op een rij van lage steen en pijlers; vóór het objectief is echter een groote, volkomen vlakke spiegel aangebracht, die naar alle richtingen des hemels gewend en door een uurwerk overeenkomstig de beweging der sterren gedraaid worden kan.

Het op dezen spiegel vallende licht der sterren wordt op het objectief van den grooten kijker geworpen en bereikt door dezen den waarnemer, die zich aan het andere einde van den koker bevindt. Deze schikking is hoogst vernuftig en is bij kleine kijkers zeer doelmatig gebleken.

Vragen wij nu wat voor resultaten zulke reuzenkijkers opleveren, dan vernemen wij dat de Yerkes-telescoop de voorwerpen tot 3600 malen vergroot. Dat wil zeggen dat hij, naar de maan gewend, deze zoo duidelijk vertoont als ze met het beste ongewapende oog zou zijn waar te nemen, wanneer ze 3600 maal dichter bij ons was dan in werkelijkheid. Nu kan de maan tot op 48.000 mijlen van ons komen; in bedoelden kijker zal ze zich dus op zijn hoogst zoo vertoonen als voor het bloote oog op een afstand van 13⅓ mijl.

Dat is nog zeer ver van de resultaten, die het publiek van den reuzenkijker der Parijzer tentoonstelling beloofd worden, en nu wordt het iedereen duidelijk, dat die beloften schromelijk overdreven zijn. Inderdaad is dit in zoo hooge mate het geval, dat men hun, die door den kijker den hemel zullen waarnemen, gerust een groote teleurstelling voorspellen kan.

Mocht intusschen de lezer denken, dat de vervaardiging van reuzentelescopen voor de wetenschap maar weinig nut zou opleveren, dan zou hij zich toch zeer vergissen. De groote instrumenten van den tegenwoordigen tijd hebben met behulp van den spectroscoop en de photographie onze kennis van den bouw des heelals en van de toestanden der verste hemellichamen op waarlijk bewonderenswaardige wijze uitgebreid en doen voor de toekomst nog grooter resultaten op dit gebied verwachten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken