Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 16 (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 16
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (34.29 MB)

Scans (802.09 MB)

ebook (27.03 MB)

XML (3.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 16

(1899)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De Oost-Gothen.

Het tijdperk der groote Volksverhuizing viel samen met het toenemend verval van het West-Romeinsche rijk. Ook zonder den inval der Hunnen in ons werelddeel, zouden vermoedelijk de barbaarsche volksstammen uit het Noorden en het Oosten van Europa zich op het eenmaal zoo machtige wereldrijk hebben geworpen, maar de komst der Aziatische Hunnen, die de andere volken voor zich uitdreven, verhaastte den ondergang van het West-Romeinsche rijk.

Een der volksstammen, op de schoone en vruchtbare Romeinsche gewesten belust, waren de Gothen, die, aanvankelijk aan de Oostzee in het hedendaagsche West-Pruisen gevestigd, in de tweede helft der derde eeuw in het gebied van den Donau en aan de Zwarte Zee werden aangetroffen, waar zij weldra in vijandelijke aanraking kwamen met de Romeinen.

De Volksverhuizing had ook een opschuiving der Gothen naar het Westen ten gevolge. De West-Gothen, een der twee groote stammen, drongen in het zuiden van Frankrijk en Spanje door, waar zij een machtig rijk stichtten, met Tolosa, het tegenwoordige Toulouse, tot hoofdstad. De Oost Gothen van hun kant hadden Pannonië, het westelijk gedeelte van Hongarije, tot verblijfplaats gekozen, tot de keizer van het Oost-Romeinsche rijk, die in hen onrustige en gevaarlijke naburen had, hun de verovering van Italië voorspiegelde. Dit behoefde geen tweemaal gezegd te worden.

Koning der Oost-Gothen was toen de jeugdige Theodorik, die aan het hof te Byzantium was opgevoed. In het jaar 488 braken de Gothen uit hun woonplaatsen in Pannonië op, met vrouwen en kinderen, met have en vee. Op hun tocht hadden zij met groote bezwaren te kampen, en eerst na hevige gevechten met de Gepiden en andere volksstammen overschreden zij in den zomer van 489 de grenzen van Italië. Hier regeerde Odoacer, de koning der Herulers, die in 476 den laatsten keizer van het West-Romeinsche rijk, Romulus Augustulus, van den troon had gestooten. Een zwaren strijd met Odoacer had Theodorik te voeren, en het duurde niet minder dan drie jaren, voordat het sterke Ravenna, waar Odoacer zich na menige nederlaag had teruggetrokken, in handen der Gothen viel. Maar met den val dezer vesting was het pleit beslist, en drie en dertig jaar regeerde Theodorik, die in de geschiedenis den naam van den Groote heeft ontvangen, over Italië, maar niet alleen over Italië, want ook tot over een deel van Gallië, van Pannonië en Dalmatië wist hij zijn gebied uit te strekken. Met de koningen der Borgondiërs, Franken, Vandalen en andere volken sloot hij verbintenissen, en uit de verst verwijderde landen werden gezanten naar zijn hof te Ravenna gezonden. De Esthen en Lijflanders, die het strand der Oostzee bewoonden,

[pagina 316]
[p. 316]

vereerden hem den kostbaren barnsteen, en de Zweden in het hooge Noorden zonden hem sabelbont. Ook de legende heeft zich van Theodoriks naam meester gemaakt, en de Duitsche zangers hebben hem als Dietrich van Bern (Verona) in het heldenlied verheerlijkt.

Bij Theodoriks dood volgde zijn kleinzoon Athalarik hem op, onder voogdijschap zijner moeder Amalaswintha. Nadat Athalarik reeds in 534 was overleden, nam Amalaswintha, die wist, dat de Gothen zich nooit de heerschappij eener vrouw zouden laten welgevallen, Theodatus, een bloedverwant uit het koninklijk geslacht der Amalen, tot mede-regent. Toen deze haar kort daarop liet vermoorden, verschafte dit den keizer van het Oost-Romeinsche rijk, den krachtigen en doortastenden Justinianus, een goede gelegenheid, om te pogen, Italië bij zijn gebied te voegen.



illustratie
de laatste gothen, naar een oorspronkelijke teekening van a. zick.


's Keizers bekwame veldheer Belisarius had reeds het rijk der Vandalen in Afrika, Corsica en Sardinië veroverd, deed na den dood van Amalaswintha Sicilië voor zijn zegevierende

[pagina 317]
[p. 317]

wapens bukken en stak in den herfst van het jaar 536 naar het vasteland van Italië over. In Beneden-Italië gaven de meeste steden zich zonder slag of stoot aan hem over, en Napels viel na een langdurig beleg door list in Belisarius' handen.

Theodatus, die het niet gewaagd had, tegen het keizerlijk leger op te rukken, had daardoor alle vertrouwen bij de Gothen verloren, die naar oud Germaansch gebruik een dapperen krijgsman, Witiges, op het schild hieven en als koning begroetten. Met een geducht leger trok Witiges naar Rome, dat door Belisarius een vol jaar met den meesten moed werd verdedigd. Daar Grieksche krijgsbenden de Gothen in den rug bedreigden en de steden in Noord-Italië bemachtigden, zag Witiges zich genoodzaakt, het beleg op te breken en naar Ravenna terug te keeren.

Intusschen had keizer Justinianus op inblazingen van Belisarius' vijanden wantrouwen tegen zijn grooten veldheer opgevat: hij vreesde dat deze in Italië een eigen koninkrijk wilde stichten. Belisarius had hulptroepen gevraagd,

[pagina 318]
[p. 318]

om den oorlog spoediger tot een goed einde te brengen. Justinianus zond die onder Narses, die onafhankelijk van Belisarius bevel zou voeren. De ijverzucht, die hierdoor tusschen de beide bevelhebbers ontstond, had de schromelijkste gevolgen: de Gothen maakten zich van de gewichtige stad Milaan meester, waar zij vreeselijk huis hielden en volgens Procopius 300.000 menschen ombrachten. Nu riep de keizer Narses terug en droeg het bevel over de beide vereenigde legers aan Belisarius op, die naar Ravenna oprukte, zich van deze vesting meester maakte en in 540 met den gevangen koning Witiges, de aanzienlijksten de lands en de schatten der Gothen naar Constantinopel terugkeerde.

Terwijl de keizer zijn dapperen veldheer naar het Oosten van zijn rijk zond, om de Perzen, die een inval gedaan hadden, te bedwingen, stonden de Gothen op en kozen den dapperen Totilas tot hun koning, die weldra meester was van een groot deel van Italië.

Nu werd opnieuw Belisarius afgezonden, om het verloren gebied te herwinnen, en in de lente van 544 kwam de veldheer te Ravenna aan. Maar de keizer had hem noch de noodige troepen, noch het noodige geld gegeven, zoodat hij met al zijn talent en zijn dapperheid den oorlog niet met eenige kracht kon voeren. Totilas behaalde het eene voordeel na het andere, en ten laatste verzocht Belisarius verlof, naar Constantinopel te mogen terugkeeren, welk verlof hem in het jaar 549 verleend werd.

Als opvolger van Belisarius zond de keizer zijn gunsteling Narses, wien ruimschoots gegeven werd wat den held Belisarius was geweigerd: soldaten en geld. De Gothen lachten, toen zij vernamen, dat Narses, een klein, zwak mannetje, de Grieken tegen hen zou aanvoeren, maar spoedig zouden zij ondervinden, welk een krachtige geest in dat zwakke, misvormde lichaam huisde.

Aan het hoofd zijner krijgers trok Totilas Narses te gemoet. In den zomer van 552 kwam het bij Taginae in de Apennijnen tot een slag, waarin Totilas en zijn Gothen een schitterende dapperheid aan den dag legden, maar niet opgewassen waren tegen de overmacht en het veldheerstalent van Narses. Totilas zelf sneuvelde, terwijl hij zijn met speren doorboord schild voor een ander verwisselde.

Met Totilas was de geluksster der Gothen ondergegaan. Wel betoonde de nieuwe en laatste koning der Gothen, Tejas, zich een dapper veldheer, maar hij zou spoedig het lot van Totilas deelen. Bij den Vesuvius kwam het tot een laatsten, hardnekkigen slag. Zestig dagen streed Tejas aan het hoofd zijner helden een wanhopigen strijd, maar met de meeste zijner wapenmakkers vond hij er den dood. Aan de weinige overgeblevene Gothen stond Narses vrijen aftocht toe, hun tevens vergunnende, het lijk van hun gesneuvelden koning mee te voeren.

Dit tooneel geeft onze gravure op aangrijpende wijze weer. Met sombere hoogheid in hun blik dalen de fiere Gothen de hoogte af, voorbij den zegevierenden veldheer, die in zijn draagstoel ligt ineengedoken. De stoere kracht der Germanen heeft moeten zwichten voor het grooter beleid der Grieken. Zij verlaten het land, waar zij een halve eeuw als meesters hebben geheerscht, om zich met andere Duitsche volken te vermengen en voorgoed uit de geschiedenis te verdwijnen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken