Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17 (1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (37.37 MB)

Scans (738.34 MB)

ebook (30.26 MB)

XML (3.00 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17

(1900)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Tante Amanda.
Humoreske.

‘Neen, maar, dat is nu toch te erg! Theodoor! Theodoor!’

De man, tot wien deze uitroep wordt gericht, zit op het balkon rustig te schrijven.

‘Theodoor! kom toch eens gauw hier!’

Dr. Van Hulzen verschuift geërgerd zijn bril en opent de balkondeur.

‘Beste vrouw, je weet toch genoeg, dat ik...’

‘Theodoor, denk eens aan: vier dagen vóór ons vertrek een logée. Het kan niet. Alles raakt in de war. We zijn z'n best aan het inpakken. Zwagerin Amanda! Kunnen we ze niet afzeggen, Theodoor?’

‘Helaas neen, beste vrouw. Wij moeten aan onze kinderen denken....’

‘Lieve Hemel, hoe onaangenaam, en ik heb niet eens een logeerkamer.’

‘Het vorige jaar had je er toch een.’



illustratie
kardinaal domenico jacobini.


‘Toen was Nelly nog op het pensionaat, Theodoor.’

Tante Amanda is de weduwe van dr. Van Hulzen's eenigen broeder. Ze heeft een mooi kapitaaltje, is zeer gierig en zeer lichtgeraakt, als men zich niet geheel naar haar luimen schikt.

In de gang wordt een deur met krachtigen smak dichtgeworpen, een pak boeken en een hoed suizen op tafel en een langopgeschoten jongen stormt binnen.

‘Hoera, morgen begint de vacantie! Gaan we gauw aan tafel, mama, of....’

‘Tante Amanda komt!’ snijdt mama hem streng den pas af.

‘O jé, o jé, die oude heks! Dat is me een tegenvaller, hoor!’

‘Als je dat nog eens zegt, Karel, zet ik je buiten de deur,’ dreigt dr. Van Hulzen.

‘Maar het is toch waar, papa, dat ze ons de heele vacantie bederft. Het vorig jaar lag ze hier zes weken over den vloer, en alles moest naar haar pijpen dansen, en nog niet voor de waarde van een dubbeltje bracht ze mee. Pauline kreeg een kwartje fooi, en ze gaf het met een air, of het een goud tientje was. Ze komt hier den boel opeten, die oude feeks....’

Een klinkende oorvijg, en een oogenblik later stond de jonge heer in de gang.

Karel wil het uitschreeuwen, maar houdt zich goed, stormt bij zijn ‘groote’ zuster binnen: ‘Zeg, tante Amanda komt, die kameel!’ en vlucht daarna naar de keuken, om Pauline warm van de naald mee te deelen, dat de ‘oude heks’ komt, dat hij om harentwil van papa al een ‘watjekou’ heeft opgeloopen, en of Pauline niets weet, om dat die ‘oude tang’ betaald te zetten.

Pauline laat van schrik en toorn den lepel uit de hand vallen. Ze heeft verlof gekregen, om, tijdens de familie op reis is, haar familie buiten op te gaan zoeken, en zij vreest, dat nu alle mooie plannen in het water zullen vallen.

‘Wat zeg je, Karel? Nu, ik ken tante Amanda, en ik kan mijn bezoek gerust afschrijven. 't Is gezellig, hoor!’

In de woonkamer wordt ondertusschen lang en breed beraadslaagd over het ongewenschte, maar onvermijdelijke bezoek. Mevrouw Van Hulzen moet met Nelly een harden strijd voeren over haar lief kamertje. De jongejuffrouw schreit heete tranen en wil het nestje, dat zij geheel naar haar smaak heeft ingericht, niet afslaan. Ten slotte komt men tot dit vergelijk, dat de kleine jongens in de slaapkamer der ouders zullen worden ingekwartierd en dat Karel zich met een dakkamertje zal behelpen.

Groote verontwaardiging van Karel en een woest gehuil van de kleinen, die hun kamer niet willen afstaan.

Papa dreigt, en mama deelt naar alle kanten beloften uit. Karel wil officier worden, en het is zeker, dat tante Amanda hem een groote extra-toelage zal geven, als hij aardig jegens haar is. De kleine jongens hebben al lang om een fiets gevraagd, - welnu, ze krijgen er stellig een van tante Amanda, als ze zoet zijn.

Wanneer het mama eindelijk gelukt is, de kinderen te overreden, moet ze haar kunst bij de oude meid gaan beproeven, wat geen minder zwaar werk is.

‘Pauline, we zullen de badkamer wel moeten leegruimen,’ zegt ze aarzelend. ‘Tante Amanda neemt graag iederen dag een bad.’

‘Dat is wel een beetje veel verlangd, mevrouw, nu we daar alles naar toe hebben gebracht, wat op de reis moet worden meegenomen,’ en in gerechten toorn rukt ze den pot van het vuur en stoot met de pook in den vuurgloed, dat de vonken naar alle kanten opspatten.

‘Wees nu verstandig, Pauline. Je bent toch lang genoeg hier, om te weten hoe het geschapen is. Help een handje mee om te zorgen dat alles goed afloopt, en ik koop je de japon, die je zoo graag zag.’

In huis heerscht groote bedrijvigheid. De ledikanten van de jongens worden versjouwd, de kamer goed schoon gemaakt, nieuwe gordijnen opgehangen en het ameublement uit de andere slaapkamers aangevuld. Pauline is in de badkamer bezig, en Nelly legt de laatste hand aan een gehaakte sprei.

De weggeborgen tapijten worden weer gelegd, de hoezen van de stoelen en de doeken van de schilderijen genomen. Eindelijk is alles klaar. Men is alleen nog maar bezorgd, of tante Amanda weer haar vetten, nijdigen mops zal meebrengen. ‘Dan val ik zeker uit mijn rol,’ bekent de vrouw des huizes aan haar man.

Deze knikt toestemmend. ‘Met dat leelijke beest ook nog te moeten sollen! Verwelkom jij tante Amanda maar het eerst, Cato; jullie, vrouwen, kunt den schijn beter bewaren.’

Tante Amanda's rijtuig houdt voor de deur stil. De heele familie staat onder aan de trap ter ontvangst gereed.

‘Van harte welkom, lieve Amanda! Mijn man en de kinderen zijn allen blij, u weer te zien.’

‘Dag tantelief,’ zegt Nelly met een innemend glimlachje. ‘Het is bepaald allerliefst van u, dat u komt.’

De jongens zijn zoo ver bewerkt, dat ze tante een hand geven, maar tegen een gehuichelde verwelkoming komt hun eerlijk hart in opstand.

‘Laat mij u helpen, mevrouw. Dat valies zal ik wel dragen, en voor dat taschje zal Karel wel zorgen. Het is een heele verrassing, dat u gekomen is, mevrouw, en zoo jeugdig als u er nog uitziet.’ Achter den rug van de gevleid glimlachende tante trekt Pauline tegen Karel een gezicht, dat enkel door zijn eigen vertrokken tronie wordt overtroffen.

‘Mops heb ik ook meegebracht. Daar heb je toch niets tegen, Theodoor?’

‘Volstrekt niet, Amanda.’

‘Jij ook niet, Cato?’

Mevrouw verbleekt. ‘Wel neen, Amanda, zoo'n lief diertje!’

‘Niet waar?’

Men gaat om de feestelijk gesierde tafel zitten. Alles is een en al lievigheid, en zelfs Karel speelt, met het oog op de extra-toelage,

[pagina 16]
[p. 16]

den cavalier. Tante Amanda zegt, dat ze tot haar spijt maar acht dagen kan blijven, wat door de toehoorders met een ware verademing wordt vernomen, maar met allerlei betuigingen van leedwezen wordt begroet. Onmiddellijk na tafel trekt zij zich terug, maar verschijnt spoedig weer. De kamer was zoo groot en somber, - of ze dat lieve kamertje van het vorig jaar niet kon krijgen?

Nelly had moeite haar tranen te bedwingen, mama trok zenuwachtig aan een knoop van haar japon, en Karel had er schik in, dat ook Nelly haar kamer moest ruimen. Natuurlijk werd de verhuizing met alle teekenen van bereidwilligheid onmiddellijk ondernomen. Tante vond Nelly's kamer beeldig lief en betreurde het, ze niet langer te kunnen bewonen.

‘Beste Cato, ik kan toch morgen vroeg om zes uur een bad nemen, niet waar, dat derangeert je toch niet?’

‘Volstrekt niet, tante.’

Des avonds verdeelt Karel het geschenk, dat tante Amanda ‘voor de lieve kinderen’ heeft meegebracht: een pond suikerboonen. Hij maakt er op de keukentafel vijf even groote hoopjes van, waarvan er Pauline een is toegedacht.

‘Mama, wil u ook iets van deze lekkernij?’

Mevrouw Van Hulzen haalt minachtend den neus op. ‘Dank je wel.’

‘Nu kindertjes,’ zegt tante Amanda, in de keuken komende kijken, ‘voor wie is die vijfde hoop? Je bent toch maar met vieren?’

‘Mama is dol op suikerboonen,’ antwoordt Karel, ‘en zulke lekkere als u meebrengt’

‘Ik heb nog iets voor jullie, maar dat pakje mag eerst opengemaakt worden als ik weg ben, Het is een verrassing!’ en tante Amanda trok ondanks haar vijftig jaar een jong-doend gezicht.

Een week ging voorbij. De logée heeft reeds tot aller genoegen het uur van vertrek vastgesteld.

‘Vier dagen van de vacantie heeft ze ons ontroofd,’ zei Karel.

‘Dank God, dat ze niet nog meer geroofd heeft,’ meende Pauline, ‘want dan hadden we nog den mond moeten houden.’

‘Die oude heks blanket zich waarachtig.’

‘Niet mogelijk!’ riep Pauline ontzet uit.

‘Onzin, Karel,’ zei Nelly, ‘ze poedert zich maar. Dat doen veel voorname dames....’

‘Mama doet het niet,’ hernam Karel, ‘en de oude tang is vandaag met haar neus in een vat meel gevallen.’



illustratie
de gemeentesecretaris, naar de schilderij van l. gloss.


Ten slotte had tante Amanda nog bijzonder veel trek in een soort pudding, die in het dorp niet te krijgen was. Nelly vertramde een halven gulden, eer ze eindelijk de bewuste soort had gevonden.

Tante zei, dat hij wel niet naar den eisch was klaar gemaakt, maar ‘men ziet toch den goeden wil...’

‘Vaarwel, vaarwel!’

‘Tot ziens, lieve Amanda. Het is ons bijzonder aangenaam geweest. - Dag, tantelief, hartelijk dank voor uw lief bezoek. - Vaarwel, vaarwel, tot weerziens!’

‘Rijd je mee, zwager?’

‘Natuurlijk, Amanda. Je zal toch wel toestaan, dat ik je naar het station vergezel.’

In haar rijtuig gezeten, wuifde tante nog met haar zakdoek en betuigde aan haar zwager, dat ze bijzonder voldaan was.

Karel trok mama en Nelly de trap op.

‘Gauw zien, wat de oude Amandus voor ons heeft meegebracht. We moeten maar niet wachten tot papa thuis komt, want ik brand van nieuwsgierigheid. Pauline, kom eens kijken naar het groote cadeau!’

De zorgvuldig ingepakte doos wordt geopend en onderzocht: een groote schilderij in een mooie lijst komt te voorschijn, en allen staren het verbaasd en onthutst aan. Karel heeft maar even een blik geworpen op de photographie, daarna valt hij in een stoel, slaat met handen en voeten om zich heen en giert van het lachen. De photographie vertoont tante Amanda naast een ongeveer twintig jaar jongeren man en draagt tot onderschrift: ‘Aandenken van het gelukkige bruidspaar Amanda van Hulzen, geboren Mulder, en Willem de Lang.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken