Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17 (1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (37.37 MB)

Scans (738.34 MB)

ebook (30.26 MB)

XML (3.00 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17

(1900)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een praatje over bloemen.

De dichters van alle eeuwen en van alle volken hebben de bloemen bezongen. Zij hebben haar bevalligheid geroemd, haar schoonheid, haar geur, haar beteekenis. Alle schilders hebben ze bestudeerd, maar slechts weinigen hunner zijn er in geslaagd, ze nauwkeurig te teekenen en te schilderen. Er bestaat een oud Fransch tapijt, waarop een eenvoudig seringentakje staat, eenige vierkante centimeters groot en dat vele duizenden franks waarde heeft.

De bouwmeesters hebben de schoonste gedenkteekenen, die bevoorrechte kinderen van hun talent, met bloemen gesierd. De ridders hadden ze op hun schilden. Ze zijn gehouwen in het marmer der triomfbogen, gebakken in de tegels der mausoleums. En de Heilige Vader zendt, elk jaar, de wonderbare gouden roos, die hij den vierden Zondag in de H. Vasten heeft gewijd, aan een kerk, aan een vorst of vorstin of een ander persoon, die zich jegens den H. Stoel verdienstelijk heeft gemaakt. In de handen van de H. Elisabeth van Hongarije werd het brood, dat tot aalmoes zou dienen, wonderbaar veranderd in een ruiker bloemen, en de H. Kerk roept onder den naam van ‘Geheimzinnige Roos’ de gezegende Moeder des Heeren aan.

De bloemen vormen den schoonsten tooi onzer altaren. Zij staan op de wapenschilden onzer oude steden. Men heeft ze geschilderd en gestikt in de wrong der koningen en de overwinnaars lieten er zich kransen van vlechten.

Bloemen versieren de kasuifels, de dalmatieken en koorkappen van onze bisschoppen en priesters.

Met haar welriekende blaadjes worden de tafels onzer feestmalen bestrooid. Ja, zelfs de lijkkisten en graven werden reeds in den tijd van 't heidendom met bloemen bedekt.

De bloemen zijn een der schoonste meesterwerken in de schepping, die zich in haar geheel aan de oogen voordoet als één groot meesterwerk. Het kleinste en nederigste bloempje, dat men slechts met een vergrootglas kan zien, zoowel als de bloemen van een meter in omtrek, de schoone van vorm en de heerlijke van geur, zij alle zingen den lof des Allerhoogsten en prijzen den Heer.

In alle tijden en bij alle volken zijn de bloemen beschouwd als het hoogtepunt der schepping, een gave der Voorzienigheid aan al Zijn schepselen, aan de vogels, aan de insecten, niet het minst aan den mensch, die er zelfs een geheimzinnige taal aan ontleent.

 

Plinius zeide: ‘Vroeger diende een boomtak tot kroon voor de overwinnaars in de gewijde spelen; later omkranste men het hoofd der triomfeerenden met bloemen.’ En zoo was er in het leven der Romeinen geen omstandigheid, waarbij geen bloemen werden gebruikt tot kronen of guirlandes.

De blijspeldichters verhalen ons zelfs, hoe de verwijfden uit het vervaltijdperk der Grieken en Romeinen zich beklaagden, dat zij werden gehinderd door een dubbel gevouwen rozeblaadje. Wanneer men aan de heidensche godheden offers bracht, waren zoowel de slachtoffers als de offeraars en de toeschouwers met bloemen getooid, en Virgilius spreekt van de leliën, die men met volle handen offerde aan de schimmen der helden.

Aan de maaltijden hadden de gasten bloemen op 't hoofd en andere tot een krans gevlochten om den hals. In de vroolijkheid der feesten plukte men rozenblaadjes van deze kransen en wierp ze in de bekers om ze met

[pagina 79]
[p. 79]

den wijn op te drinken, en er zijn ons zelfs geschriften overgebleven van Grieksche geneesheeren, die den geur der bloemen voor schadelijk verklaarden.

Cleopatra zette Antonius een kroon op van vergiftigde bloemen en toen Antonius volgens gebruik, de blaadjes in den beker wierp, waaruit hij wilde drinken, hield zij hem tegen, verklarende, dat zij eens had willen toonen, hoe gemakkelijk het haar zou vallen hem te dooden. Daarop riep zij een slaaf, beval hem den beker leeg te drinken en terstond viel hij dood neer.

Bij de Saturnusfeesten vooral waren bloemen zeer geliefd en de blaadjes deden dan denzelfden dienst, dien thans de confetti bewijzen.

Behalve bij offers echter en aan feestmalen was het den Romeinen verboden zich in het openbaar met bloemen te vertoonen: een Romeinsch bankier werd in de gevangenis geworpen en moest daar jaren doorbrengen, omdat hij zich aan een venster met een krans van rozen had vertoond.

 

De duur der bloemen is zeer verschillend. Sommige blijven prachtig van kleur en heerlijk van geur weken lang. Maar andere duren niet langer dan een dag, dan een paar uren of enkele oogenblikken. Er zijn er, die langzaam haar kelk ontplooien en dan dagen lang door blijven bloeien, er zijn er ook, die zich des morgens openen, wanneer de zon haar beschijnt, om 's avonds, als de schemering valt, zich weer te sluiten; er bestaan er ook, als de ook bij ons bekende nachtschoone, die zich overdag gesloten houdt en haar blaadjes pas des avonds ontvouwt.

Ook wat de afmetingen betreft, zijn zij zeer verschillend. Een gewoon madeliefje bestaat uit een groote verzameling kleine bloempjes, met het ongewapend oog nauwelijks te onderscheiden, en de Victoria Regia, de waterlelie der tropische moerassen, heeft kronen van een meter in omtrek en meer. De bloempjes van den trotschen eik zijn bijna niet te zien, en een soort van aristolochia, een teere, kleine plant, draagt bloemen, groot genoeg om tot hoofddeksel voor een mensch te dienen.

Groene bloemen zijn zeer zeldzaam, en als het al een enkele maal gelukte groene bloemen, als bijvoorbeeld rozen te kweeken, dan bleek, dat deze kleur niet standvastig was, dat de stekken of het zaad van groene bloemen toch anders gekleurde voortbrachten. Ook blauwe bloemen zijn er niet zoo heel veel: blauwe rozen te kweeken is een nog steeds onbereikt ideaal van alle bloemisten. Een der schoonste blauwe bloemen is wel de in onze roggevelden groeiende blauwe korenbloem.

De meeste bloemen zijn zeer aangenaam van geur en deze geuren zijn het, die, in alcohol opgelost, onze reukwateren vormen. Maar eigenaardig, juist die bloemen, waarin de meeste kleurschakeeringen voorkomen, zijn gewoonlijk zonder geur en enkele verspreiden zelfs een reuk, die alleronaangenaamst is. Er zijn bloemen, die vleesch eten. Zoodra een insect in de kelk komt vliegen, sluiten zich de blaadjes en het diertje wordt verteerd tot voedsel voor de plant.

 

Reeds in vroege tijden was Egypte bekend om de kunst van bloemen na te maken. Deze Egyptische bloemen waren zeer gezocht, zooals Plinius ons meedeelt. Men noemde ze: winterbloemen. Ze waren vervaardigd van schilfers hoorn, die met was werden verbonden en in alle tinten gekleurd; soms ook werden er vogelveeren bij gebruikt. Van Egypte werd deze industrie naar Rome overgebracht, waar men van deze stoffen zeer lichte kransen maakte, die bij offerfeesten en maaltijden werden gebruikt in den tijd van 't jaar als andere bloemen ontbraken.

Ook maakte men bloemen van lindeschors, fijn bewerkt en met donkere plaatjes koper, zilver of goud bedekt. Crassus, de rijkste en meest verkwistende Romein, was het, die bij zijn terugkeer uit het Oosten, het Romeinsche volk door de pracht dezer kunstbloemen verbaasde.

Maar meer nog dan in vroegere eeuwen is in den allerlaatsten tijd het vervaardigen van kunstbloemen een industrie geworden. Ja zelfs is men er reeds in geslaagd, sommige echte bloemen zoo te bereiden, dat ze niet verwelken of ten minste maanden lang goed blijven.

De schoone, fijne tinten en de heerlijke geuren echter vindt men alleen bij de bloemen, zooals God ze schiep.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken