Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17 (1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (37.37 MB)

Scans (738.34 MB)

ebook (30.26 MB)

XML (3.00 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17

(1900)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 272]
[p. 272]

Bij de Platen.

Christus en de Samaritaansche vrouw. -

Het verheven beeldwerk van den Duitschen meester, schoon vooral om zijn haast klassieke strengheid, stelt de ontmoeting voor van Christus en de Samaritaansche vrouw bij den waterput te Sichem, vele eeuwen te voren door vader Jacob gegraven.

Terwijl zijn leerlingen naar de stad waren gegaan om spijs te koopen, zette Jesus zich bij den put neder. Daar naderde uit Sichem een Samaritaansche vrouw met haar kruik op den schouder om water te putten. Jesus vroeg haar: ‘Geef Mij te drinken!’ Ue vrouw gaf haar verwondering te kennen, dat iemand, dien zij aan zijn spraak voor een Jood herkende, haar te drinken vroeg; want de haat tusschen de Joden en de Samaritanen was zoo groot, dat zij elkaar niet den geringsten dienst zouden gevraagd hebben.

De Zaligmaker hernam; ‘Indien gij de gave Gods (d.i. de genade, welke God u op dit oogenblik bewijst) kendet, en wist wie Hij is, die tot u zegt: Geef Mij te drinken, gij zoudt van Hem te drinken gevraagd en Hij zou u levend water gegeven hebben.’ Door de zinnebeeldige uitdrukking ‘levend water’ bedoelde Jesus het alleenzaligmakend geloof in Hem, maar de vrouw begreep dit niet en zei: ‘Heer, Gij hebt niets om te putten, en de put is diep! Van waar hebt Gij levend water?’ Jesus verklaarde haar nu, dat Hij een heel ander soort water bedoelde, namelijk het water, dat den dorst van hem, die er van drinkt, voor eeuwig lescht, omdat het in hem wordt een bron, springend ten eeuwigen leven. Maar ook deze verklaring begreep de Samaritaansche vrouw niet, en half schertsend riep zij uit: ‘Heer, geef mij dat water, opdat ik geen dorst meer krijge, noch hier behoeve te komen om te putten.’



illustratie
stilleven, naar de schilderij van ad. kunz.


De Zaligmaker bracht haar nu heur zondigen levenswandel onder het oog, waarop zij uitriep: ‘Heer, ik zie, dat Gij een profeet zijt.’ Zij stelde nu den Zaligmaker het voornaamste godsdienstig geschilpunt voor, dat tusschen de Joden en de Samaritanen bestond. De eersten hielden, overeenkomstig de wet Gods, Jerusalem voor de plaats, waar men God in Zijn tempel moest aanbidden, terwijl de Samaritanen meenden, dat dit te Garizim, waar vroeger hun tempel had gestaan, moest geschieden. De Samaritaansche vrouw wilde nu uit den mond van Jesus, dien zij voor een profeet hield, een beslissing vragen, maar de Zaligmaker liet haar niet uitspreken en zei: ‘Vrouw, geloof Mij: het uur komt, dat gij noch op dezen berg, noch te Jerusalem den Vader zult aanbidden. Het uur komt en is nu daar, dat de ware aanbidders den Vader zullen aanbidden in geest en waarheid. God is geest, en zij, die Hem aanbidden, moeten in geest en waarheid aanbidden.’

Nu de vrouw Jesus met zulk oppergezag hoorde spreken, kwam de gedachte bij haar op, dat Hij misschien de lang beloofde Messias was, dien ook de Samaritanen verwachtten. Zij zeide dan: ‘Ik weet dat de Messias komt; als Hij komt, zal Hij ons alles verkondigen.’ En Jesus antwoordde haar: ‘Ik ben het, Ik, die met u spreek.’

Zonder verder iets te zeggen snelde de vrouw, haar kruik achterlatend, naar de stad en riep tot allen, die zij ontmoette: ‘Komt en ziet een man, die mij alles gezegd heeft wat ik gedaan heb. Is Hij niet de Christus?’

De Samaritanen begaven zich tot Jesus en baden Hem, eenigen tijd bij hen te blijven. Hij voldeed aan hun verlangen en bleef twee dagen te Sichem. Zijn verblijf in die stad was vruchtbaar; velen geloofden in Hem en zeiden tot de vrouw: ‘Nu gelooven wij niet om wille van uw zeggen, want zelf hebben wij gehoord en weten wij, dat deze waarlijk de Zaligmaker der wereld is.’

Grootmoeders verjaardag. -

Grootmoeder is een en al verrukking over de geschenken, die haar kleindochtertje haar op dezen zoo gewichtigen dag komt aanbieden, maar nòg meer ingenomen is zij met den brief, waarin kleine Anna - God weet ten koste van hoeveel zweets! - haar heilwenschen heeft op het papier gebracht. De kleine meid, trotsch op haar letterkundigen arbeid, slaat met voldoening grootmoeders blijde verwondering gade, die zich straks in stoffelijke blijken zal uiten. Met leege handen keert Anna stellig niet naar het ouderlijk huis terug.

De alligators. -

Van deze kruipende dieren, die tot de familie der krokodillen behooren, is de meest bekende de snoek-alligator (zoo genoemd omdat de vorm van den bek groote gelijkenis toont met dien van den snoek) of Mississippi-alligator, daar hij in deze rivier hoofdzakelijk en zeer algemeen voorkomt. De lengte van dit dier kan tot vier en een halven meter bedragen, maar half zoo groote alligators zijn reeds als volwassen dieren te beschouwen. De kleur van den rug is gewoonlijk een vuil olijfgroen, met hier en daar donkere vlekken; die van den buik smerig lichtgeel.

In den staat Louisiana zijn alle rivieren, meren, poelen, vijvers vol van deze beesten. In de Red River waren ze, voordat deze door stoombooten bevaren werd, zoo talrijk, dat men ze bij honderden langs de oevers zag liggen. De kleine lagen of zaten op den rug der grootere, en somtijds hoorde men van hen een gebrul, als van duizend verwoede stieren. Zij waren, als veel dieren in Noord-Amerika, zoo weinig menschenschuw, dat zij zich om de drukte op de rivier of aan den oever nauwelijks bekommerden, dat zij, wanneer men niet op hen vuurde of hen met opzet verjoeg, booten op weinige meters afstands voorbij lieten gaan zonder er notitie van te nemen.

Op het land beweegt de alligator zich moeilijk; het zware lijf komt bijna met den grond in aanraking, en de lange staart sleept er over heen. Omdat ze zoo onbeholpen zijn, toonen zij zich op het land buitengewoon laf. Bemerken zij op hun tochtjes van het eene water naar het andere een vijand, dan drukken zij zich zoo goed zij kunnen op den grond neer en blijven doodstil liggen, alleen met de licht beweegbare oogen den vijand opnemend. Nadert men hen, dan vluchten zij niet, vallen evenmin aan, maar gaan op hun pooten staan en maken een geluid of zij een blaasbalg in hun binnenste hebben. Wie ze zoo wil doodslaan loopt niet het minste gevaar, mits hij op behoorlijken afstand van hun staart blijft, want daarin bezit de alligator groote kracht. Een mensch, die een flinken slag met den staart krijgt, kan er door gedood worden. In het water daarentegen, zijn eigenlijk gebied, is de alligator vlugger en stouter en valt soms zelfs den mensch aan. In den regel echter vermijdt hij hem angstvallig, vooral wanneer deze onverschrokken op hem afkomt. In Noord-Amerika waden de veeherders, wanneer zij aan een door alligators bewoond water komen, er met knuppels gewapend door, om een weg voor hun vee te banen of om de vraatzuchtige dieren te beletten, het vee bij het drinken lastig te vallen. Als zij recht op den kop van den alligator afgaan, hebben zij niets te vreezen en kunnen zelfs, zonder gevaar te loopen, den kop zoolang met hun knuppels bewerken, tot het dier de wijk neemt. Soms ziet men menschen, muildieren en alligators dicht naast elkaar in het water, het vee angstig in de weer om aan de krokodillen te ontkomen, de herders bezig deze door stokslagen in toom te houden, en de alligators met schitterende oogen den anders zoo welkomen buit bekijkend, maar uit vrees voor een ongewenschte dracht slagen zich op eerbiedigen afstand houdend.

De taaiheid der alligators bemoeilijkt de jacht, want ze worden enkel gedood door een kogel, die hersenen of hart doorboort. Het aantal jonge dieren, die jaarlijks in Florida om hun huid, tanden en olie gevangen worden, wordt op 6000 geschat. De prijs is ongeveer 25 dollars per 100 stuks.

Jaarlijks komen honderden alligators op de Europeesche dierenmarkt en vinden met graagte afnemers, de kleine voor de aquariums, de groote voor de diergaarden. De exemplaren, die in dit nummer zijn weergegeven, bevinden zich in den zoölogischen tuin te Londen.

Stilleven. -

Hoe lachen de edele vruchten, los en bevallig over de tafel uitgespreid, ons toe: de frissche aardbeien, de geurige druiven, de malsche peer en de fijne meloen. Voor een lekkerbek is het om van te watertanden. Maar ook het schilderachtig gezicht, de smaakvolle groepeering verschaft genot, een genot van hooger soort en blijvender waarde. Lekker immers is maar een vinger lang.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken