Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17 (1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (37.37 MB)

Scans (738.34 MB)

ebook (30.26 MB)

XML (3.00 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17

(1900)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Onze Sinterklaas.

Wat een huismoeder in de weken voor Sint Nicolaas heeft uit te staan, zal voor het gemoed van den man wel voor altijd verborgen blijven. Ik schrijf hier zeker uit het hart van al mijn medegezellinnen in het lijden, wanneer ik beweer, dat er alle manhaftigheid van een Hollandsche vrouw toe behoort, om die rumoerige weken door te worstelen, zonder dat de gezondheid ernstig benadeeld wordt.

Reeds het dagelijksch beraadslagen met ‘manlief’ maakt zenuwachtig. Op de eerste plaats dient men aan de weet te komen, wat hij gaarne van Sinterklaas zou willen hebben, want op zoo'n dag wil men hem toch wel een genoegen doen.... hij is het soms wel niet waard, maar aangezien men nu toch eenmaal getrouwd is, hé...?

‘Over een maand is het Sint Nicolaas,’ begon ik heel voorzichtig eens poolshoogte te nemen in de tweede week van November.

‘Alweer?’ vroeg mijn man, terwijl hij zich hield, alsof hij bijster verrast was. ‘Maar vóór den eersten heb ik geen Sinterklaas-geld, tot zoo lang moet je wachten. Trouwens, al dat cadeautjes geven is een gedwongen fraaiigheid, zoo'n ouderwetsch gebruik. Omdat vader en grootvader zoo deden, moeten wij hen naäpen. Aan dat eeuwige geven en weer teruggeven moet toch een einde gemaakt worden - dus begin er maar mee!’

‘Waarmee?’ vroeg ik een beetje bits.

‘Met het geven,’ antwoordde hij prompt.

‘En met het ontvangen? Als je nu eens een geschenk ontving?’ vroeg ik nieuwsgierig.

‘Cadeautjes worden door mij van 's morgens acht tot 's avonds acht aangenomen,’ zei hij doodbedaard.

‘Wel zoo,’ schertste ik. ‘En wat is nu je hartewensch?’ vroeg ik - heel onvoorzichtig - verder, ofschoon ik ontwaarde, dat hij spotachtig zijn mondhoeken vertrok. ‘Wat moet Sint Nicolaas jou brengen?’

‘Een heel verstandige vrouw,’ meende hij met dat ondeugend gezicht, dat ik al lang ken.

Deze door niets gerechtvaardigde boosheid krenkte mij diep. Als er één vrouw op deze wereld verstandig is, ben ik het, dat zullen allen moeten erkennen, die deze ontboezemingen zwart op wit lezen. Aangezien ik mij derhalve verzekerd hield van de instemming der verste kringen, besloot ik op de hatelijke toespeling niet verder acht te slaan, daarentegen op den eersten, of uiterlijk op den tweeden December een aanval over het geheele front, dus met kinderen en dienstboden, te beproeven. Het behoefde zoo ver niet te komen. Op den eersten December haalde mijn man zijn portefeuille te voorschijn.

‘Hier,’ zei hij, en legde eenige papieren knipsels op de tafel. ‘Daar heb je 150 gul den: coupons van de Nationale Werkelijke Schuld, van Theiss sporen, Oostenrijksche zilveren metallieken en een paar Russen.’

‘Aha!’ had ik bijna uitgeroepen, maar met een geweldige zelfbeheersching onderdrukte ik nog bij tijds dezen ontijdigen zucht van verlichting. Ik pakte haastig de reepjes bij elkaar, want dat men ze overal te gelde kon maken wist ik reeds lang.

‘Dankje,’ antwoordde ik opgeruimd, ‘dat is genoeg!...’ en eer ik nog wist wat ik deed, was ik opgesprongen en had hem een zoen gegeven, die klapte.

‘Laat mij toch met rust!’ riep hij, zich houdende of hij boos was. ‘Je eeuwige aanhalerijen passen niet meer. Met 150 gulden zijn zij zeker te duur betaald.’

Ik wist daarentegen maar al te goed, dat de manier, waarop ik hem bedankt had, hem zeer goed bevallen was, en ging onmiddellijk tot het wezen der zaak over.

‘Dus: Jij - onze Willem, - Mina.... het kleintje.... dat zal wel gaan; aan extra verrassingen hecht jij toch geen waarde.’

‘Neen, je geeft mij de gebruikelijke overhemden met de gewone hoeveelheid boorden en manchetten. Willem krijgt een nieuwe lei, griffels, wat boeken, veel speculatie en taaitaai, een doos tinnen soldaten, maar geen fluit, trompet of trommel. Jou schenk ik de gebruikelijke vijf mooie opgepoetste gouden tientjes, en voor Liesje.... ja, voor haar moet ik iets extra's bedenken, voor haar heb ik een bijzondere verrassing in petto.’

‘Zooo! een verrassing?’ vroeg ik op langgerekten toon. ‘Dat was ook ik van plan en je mama komt ook altijd met een verrassing op de proppen. En dan peetoom Richard en tante Leentje.... die zullen Liesje ook niet vergeten.’

‘En al deden zij het, ik heb mij nu eenmaal zoo iets in het hoofd gezet, en daar blijft het bij. Ik koop voor de kleine iets extra's, iets, wat zij al lang had moeten hebben. En opdat het ook voor jou een verrassing zal zijn, zult ge het eerst op Sinterklaas-avond zien. Ik laat je overigens, wat Lise betreft, vrij spel, je moogt gerust ook een surprise bedenken.’

Liesje is nu twee en een half jaar. 't Is een dotje van een kind, een engel - om te stelen.... 't is mijn alles. Maar met een verrassing voor haar zag het er naar uit. Zij heeft eigenlijk reeds alles, wat heur hartje begeerde: poppen, bouwdoos, keuken, onverscheurbare prentenboeken, chocolade, suikergoed.... er was haast geen gaatje meer te vinden. Ik durfde er niet toe overgaan een rinkelbel voor haar te koopen, want mijn man zou zeker uit zijn vel gesprongen zijn, als het spektakel begonnen was.

Zoo prakkezeerde ik en tobde en brak er mijn hoofd over en moest toch den last van den dag zonder morren verder dragen: vroeg opstaan, de meid koffie laten zetten, de courant lezen, visites maken, het middagmaal bestellen, de kinderen netjes en zindelijk houden, fatsoenlijk voor den dag komen, naam en stand ophouden, bezoek op de koffie ontvangen, 's avonds soms naar concert of schouwburg gaan.... en dan durft men nog zeggen, dat wij, vrouwen, enkel uit ‘zenuwen’ bestaan.

Zoo verliepen weken.... er wilde mij maar niets te binnen schieten, wat bij mij betrekkelijk zelden voorkomt. In die omstandigheden besloot ik, alles aan het toeval over te laten, waarvan mijn man altijd beweert, dat het hem nooit verlegen liet. En warempel, het toeval kweet zich handig van zijn taak; het bracht mij in de Breestraat, liet mij voor een winkelraam stilstaan en richtte mijn oogen op een snoeperige uitstalling van poppenwagens.

‘Eureka!’ riep ik even verheugd uit als de Grieken, toen zij in een hunner veldslagen de

[pagina 335]
[p. 335]

Blauwe Zee ontdekten.... ‘Nu heb ik het gevonden: een poppenwagen! Natuurlijk, daar had het lieve kind nog behoefte aan.’

Daar ik weet, dat mijn besluiten dikwijls binnen een kwartier in hun tegenovergestelde veranderen, hield ik opruiming in mijn portemonnaie. Ik scharrelde al het aardsche slijk bij elkaar en betaalde voor een grooten poppenwagen twaalf en een halven gulden. Dat zou mijn verrassing zijn.

De volgende dagen besteedde ik, om de lieve kleine een weinig op mijn verrassing voor te bereiden. Ik vertelde haar van Sint Nicolaas, van Piet zijn knecht, wat de heilige man zooal meebrengt voor zoete kinderen, suikergoed, marsepein, speculatie, een pop en.... een poppenwagen. Het kind luisterde met schitteroogjes naar mij, en babbelde gedurende een uur of wat van niets anders dan van haar ‘poppenwagen,’ dien het nog niet had.

Toen mijn man 's middags thee kwam drinken, schertste hij met de kleine en vroeg: ‘Wel, Liesje, wat moet Sinterklaas voor je brengen?’

‘Een poetewagen,’ flapte Liesje er uit. Dit was heel natuurlijk, want haar gedachten had ik immers met ernst en ijver op dat voorwerp gevestigd.

‘Bravo!’ lachte mijn man, ‘je wensch zal wel vervuld worden, want zoo ver ik je lieve mama ken....’ en hij wierp mij een zonderlingen blik toe.

Zou hij mij voor het winkelraam gezien hebben? Dat was onmogelijk; om dezen tijd zat hij op zijn kantoor, en een gedachtenlezer.... neen, zóó snugger is hij niet.

Het groote kinder- zoowel als het grootekinderenfeest was aangebroken. Wij hadden gegeten, en 't had ons lekker gesmaakt: mijn man vond niets aan te merken, er was geen graatje in het verkeerde keelgat der kinderen gekomen, die echter, in afwachting van de dingen, die komen zouden, weinig eetlust verrieden.

Sint Nicolaas en zijn knecht - de man en zoon van onze schoonmaakster - hadden hun jaarlijksch bezoek afgelegd, de gewone vermaningen uitgedeeld, laten bidden en den catechismus overhoord, welk examen met bevende stem werd afgelegd, en de wenschen der kleinen vernomen. Met vorstelijke vrijgevigheid - want het is goed riemen snijden van een andermans leer - had de eerbiedwaardige kindervriend de vervulling der uitbundige kinderlijke begeerten beloofd, en gezegd, dat hij zijn geschenken nog dienzelfden avond in de achterkamer zou neerzetten, waarna hij met duizend zegenwenschen der kleinen en een klinkende belooning van mijn man, die den bisschop en zijn knecht uitgeleide deed, vertrok.

‘Je moet tot zeven uur wachten, eer je naar de achterkamer gaat,’ verklaarde mijn man.

‘Waarom nu juist tot zeven uur?’ vroeg ik.

‘Omdat alsdan mijn verrassing voor Liesje bezorgd wordt,’ hernam mijn echtgenoot.

‘Best,’ zei ik, ‘de mijne is er al, maar je mag haar eerst zien, als ik jullie gezamenlijk binnenroep. Misschien komt er tegen dien tijd ook nog iets van mama.’

Het was een moeielijke taak, de kinderen nog een uur bezig te houden. Zij brandden van ongeduld. Eindelijk wees de pendule het zevende uur aan. Ik verdween in de achterkamer, waar de presentjes gerangschikt lagen, en stak lamp en lusters aan. Ik wierp nog een laatsten blik op de welgeslaagde schikking en wilde schellen - het teeken, dat men binnen kon komen - toen er aan aan de voordeur gebeld werd. Ik hoorde hoe mijn man zelf naar voren liep om open te doen. Aha, dacht ik, nu komt zijn verrassing. Ik keek naar de mijne: vlak vooraan in de afdeeling voor de kleine Lise stond mijn poppenwagen met zijn rood pluche bekleeding, zijn zijden gordijntjes, keurig, beeldig om te zien. Toen greep ik naar de bel; Mina, onze meid, wierp met een feestelijken zwaai de vleugeldeuren open. Jubelend kwamen de kinderen naar binnen gestormd - alleen mijn man scheen in de gang met het een of ander lawaaimakend voorwerp te haspelen, dat op den looper maar slecht vooruit wilde.

‘Een poetewagen, een poetewagen!’ kraaide Liesje eensklaps, toen zij mijn verrassing gewaar werd.

In de gang weerklonk thans een driftig gestommel. ‘Til dat ding eens op!’ beval mijn man aan Mina, en wrong zich met moeite door de deur: in zijn armen droeg hij, even als de spookkoning uit Goethes ballade zijn kind....

‘Hoera.a.a! hoera.a.a!’ kraaide Liesje in 't hoogste falset, ‘nog een poetewagen - ik heb een - tee poetewagens!’

‘Hier is mijn surprise!’ hijgde mijn man heelemaal buiten adem.

‘Bravo, dikkerd,’ gichelde ik met leedvermaak. ‘Kijk eens hier, als 't je blieft, dit is mijn verrassing,’ en dit zeggende gaf ik hem het uitzicht vrij op mijn poppenwagen.

‘Sapperloot!’ stamelde hij geheel verbluft, ‘heb jij dan ook?....’

‘Zooals je ziet,’ lachte ik.

‘Nou, dat is wat moois! Dus hebben wij dezelfde gedachte gehad?.... Maar ik heb toch eerst den wagen gekocht, toen de kleine mij vertelde, dat zij een “poetewagen” begeerde.’

O wee, dat had ik haar voorgepraat en wel in een tijd, toen ik mijn ‘verrassing’ al gekocht had. Toen ik nog overlegde, of het wel verstandig zou zijn, daarover iets los te laten, werd er weer aan de voordeur gescheld. Mina bracht een vrachtbrief: een colli ‘bestelgoed’ van mijn schoonmama.

‘Wat is dat nu,’ vroeg mijn man verbaasd, ‘mama zendt anders altijd een kist.... enfin.... man,’ riep hij ‘kom maar binnen met je bestelgoed, op Sinterklaas-avond krijg je een dubbele fooi.’

En de ‘man met het bestelgoed’ kwam te voorschijn met een zeer verdacht iets, dat hij voor zich uitrolde en dat, hoe zorgvuldig ook verpakt, toch vier wielen te zien gaf, een leeren kap, en....

‘Ha, ha, ha!’ hinnekte klein Liesje weer en Willem, haar broer, hielp dapper mee, ‘nog een poetewagen; een poetewagen heb ik, twee poetewagens heb ik, drie poetewagens heb ik, ha, ha, ha!....’

Het scheen mij toe, alsof mijn man bij het zien van dat stuk ‘bestelgoed’ een ijselijk onnoozel gezicht zette. Ik stond met mijn rug naar den spiegel, maar had geen lust mij om te keeren, want ik was er niet zoo heel zeker van, of ook ik er niet tamelijk verbouwereerd uitzag. Ik herstelde mij nochtans spoedig en zei spottend:

‘Dat is de surprise van grootmama!’

Mijn man krabde zich verlegen achter het rechteroor, en zei toen ietwat schuchter: ‘Maak de punch maar klaar, je weet, om acht uur komt peetoom Richard.’

Ik begaf mij terstond naar de keuken, want, eerlijk gezegd, speet het mij, dat hij er zoo ingeloopen was; hij had het ongetwijfeld goed gemeend. Waarschijnlijk had hij te voren met zijn besten vriend ‘het toeval’ geen rekening gehouden.

Precies om acht uur kwam ook peetoom Richard aangestapt. ‘Aha!’ zei hij meesmuilend, toen hij zijn pelsjas in de gang uittrok, ‘dat is de geur van mijn lievelingspunch.’ Hij stak zijn neus omhoog, om den ‘geur’ uit de eerste hand op te snuiven. Ik wilde de voordeur weer sluiten, maar hij hield mij daarvan terug.

‘Laat ze nog even aanstaan,’ meende hij, ‘Julia moet nog komen - dat was zijn huishoudster -, ik heb voor mijn aardig petekind van 't jaar een bijzondere verrassing.’ Ik verschoot van kleur. ‘Kijk, kijk, je wordt bleek.... ja, ja, jullie jongelui zijt geen verrassingen meer gewoon.’

En de dikke Julia kwam hijgend en blazend naar binnen. Ik wierp een enkelen blik op het omvangrijke pak, dat zij in haar armen geklemd hield, om terstond met een kreet van schrik op den eersten den besten keukenstoel neer te vallen.

‘Maar vrouwtje,’ dreigde peetoom Richard, met opgeheven wijsvinger, ‘ben je zóó teergevoelig? Ik heb een goede keus gedaan, want als deze. Oh, hè,’ zuchtte hij zonder overgang, ‘wat ruikt die punch lekker!’

Ik kon mn niet verroeren, zoozeer had dit tooneel mij naar lichaam en ziel geschokt. Gelukkig kwam mijn man mij verlossen, die in de gang kwam geloopen, om onmiddellijk, zoodra hij daar Julia nog buiten adem zag staan, in een uitbundig gelach los te barsten. Dat klonk zoo opwekkend, dat ik mij terstond herstelde.

‘Goeden avond, oom Richard, 'n plezierige Sinterklaas avond,’ zei mijn man, ‘heeft ook u een poppenwagen uitgezocht? Nu, een verstandig, practisch man als gij.... dat spreekt van zelf.... kiest altijd het beste. Rij den wagen maar naar binnen, daar staan er al drie, wij hebben gewacht op den vierde....’

Peetoom Richard staarde mij wezenloos aan... de oude heer is somtijds inderdaad wat taai van begrip. Aangezien de deur van de achterkamer echter wijd openstond, bleef hem niets anders over, dan den wagen naar binnen te rollen. Onze jongen had dit peetgeschenk het eerst in de gaten. ‘Hier, Lies,’ gilde hij 't uit, ‘kom eens hier, daar is er nog al een....’

‘Ha...a...a...a...h!’ schreeuwde die er tusschen, ‘nu rijden wij achter elkaar, jij twee, ik twee.... hoera...a...a!’

Ik had echter niet veel zin, om mijn salon tot een renbaan te laten gebruiken. Ik snelde er heen en kwam nog juist bijtijds om te verhinderen, dat de buste van Beethoven omvergereden werd en de zuillamp onder de wielen terecht kwam.

‘Kinderen!’ riep ik verschrikt, ‘het is hier toch geen corso van poppenwagens! Rijdt maar naar papa's studeervertrek!’

‘Alle vier achter elkaar?’ vroeg Willem nog. Ik knikte en zoo verwijderde zich deze poppenwagen-optocht uit mijn gezicht. Met ontzetting dacht ik aan den dag van morgen.

‘Tante Leentje heeft zich laten verontschuldigen,’ zei mijn man, toen ik eindelijk weer in staat was mij in het gezelschap te vertoonen. ‘Zij heeft dit kistje voor de kinderen met een boodschaplooper gezonden.’

Ik haalde ruimer adem; een mandewerk met kap, gordijntjes en op wielen, kon daarin niet verborgen zijn. Mijn man maakte het kistje open en wat haalde hij uit de massa papiersnippers en houtwol te voorschijn?

***

Den volgenden dag was ik vrijwel bedaard, want ik had de reeks poppenwagens in de badkamer opgesloten en den sleutel er van in mijn zak gestoken. Wel verlangden de kinderen met geweld hun poppenwagens, maar ik verklaarde, dat Sinterklaas ze allemaal weer meegenomen had, omdat er te veel waren. Alleen het present van tante Leentje was er nog, en dat gaf ik hun, om mee te spelen.

Kort voor het etensuur kwam een vriendin mij bezoeken. Nadat wij onzen nood over de mannen geklaagd hadden, ging zij naarde kinderen.

‘Wel, wat heeft Sint Nicolaas voor jelui gereden?’ vroeg zij.

‘Poetewagens,’ antwoordde Liesje vlot, maar een beetje verlegen, want zij veegde met den zoom van haar nieuw jurkje op verdachte wijze heur mondje at.

‘Vijf poppenwagens,’ verklaarde Willem met vuur.

‘En vertel mij eens, kleine,’ vroeg mijn vriendin, ‘welke van al die “poetewagens” vind je het mooiste?’

Liesje keek me ietwat schuchter aan, en toen ik haar geruststellend toeknikte, kwam het er uit: ‘Die van tante Leentje.’

‘Van tante Leentje?’ vroeg mijn vriendin verwonderd, ‘die?’

‘Ja, die,’ triomfeerde mijn dochtertje, ‘want die is van chocola, en daarvan heb ik zooeven twee wielen opgegeten,’ en daarbij liet zij de overblijfselen van den chocoladen poppenwagen zien.

Ik zal dien Sinterklaas avond, zoo rijk aan ‘verrassingen,’ niet gemakkelijk vergeten!

 

J.J.G.W.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken