Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 18 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 18
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 18Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (35.79 MB)

Scans (791.91 MB)

ebook (28.72 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 18

(1901)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Recht en liefde,
door V.S.

Ze nemen een ‘groote.’

Met bleek, geelachtig gelaat, met dichtgeklemden mond en neergeslagen oogen stond Willem voor zijn zetkast, in schommelende beweging letters leggend in zijn ijzeren haak en dan weer turend, lang turend op 't slechte handschrift dat voor hem lag.

‘Die geheelonthouders schrijven letters, of ze dronken zijn,’ zei Kees, zijn kameraad, die een stuk van 't zelfde handschrift had.

‘Dat kan wel,’ antwoordde Willem, op een toon, die deed gevoelen, dat hij aan heel iets anders dacht dan aan het streven der drankbestrijders.

‘Waar sta je toch zoo over te treuren, neem er straks een,’ zei de ander weer, ‘je hebt toch den blauwen knoop niet te pakken, dat je zoo zuur kijkt. Ga straks mee, ik trakteer.’

Willem antwoordde niet: hij wilde in geen geval van Kees een borrel aannemen, die zijn vrouw en kinderen honger liet lijden wegens de drankschuld, die eerst Zaterdagsavonds moest worden betaald. Dit besluit had hij allang gemaakt en zich er ook steeds aan gehouden.

Maar hoe het kwam, hij wist het niet, toen hij een uur later, om twaalf uur, met zijn kameraad en den jongen het kleine zetterijtje verliet, waar het ‘stedelijk’ weekblad en zoo nu en dan een brochure werden gezet, toen vond hij opeens, dat een borrel hem toch wel goed zou doen en hij ging met Kees de herberg binnen.

‘Ik breng je een nieuwen klant,’ zei deze tot den waard, die echter te druk in gesprek was met een vreemdeling, om naar hem te luisteren. ‘Hé, waar zit je, twee groote,’ commandeerde Kees.

‘Ja, wacht even,’ klonk nu 't antwoord van den waard, die daarop tot zijn vreemden bezoeker vervolgde: ‘Dus alle schade wordt me vergoed?’

‘Er zal geen schade zijn,’ zeide de schelle stem van den aangesprokene, ‘wij zijn geen wilde dieren, al maken de pastoor en de dominée en dergelijke lui je dat wijs. Maar,’ vervolgde hij zachter, ‘niet zeggen, wie ik ben, aan niemand.’

‘Neen,’ zei de waard, met aarzelend wantrouwen hem nog eens aanziend, terwijl hij naar 't buffet ging, om twee ‘groote’ in te schenken.

‘Heb jullie je werk al weer gedaan?’ vroeg de schrille stem thans aan de twee arbeiders, die de hand naar hun glas uitstrekten.

‘Ja,’ zei Kees, die de joviale vertrouwelijkheid van een geregeld kroegbezoeker had, ‘dat wil zeggen, van middag begint 't weer; maar 't kan er eentje lijden, als je zes uur hebt gewerkt.’

‘Zoo, al zes uur gewerkt,’ zei de vreemdeling, een klein, als heer gekleed, zenuwachtig persoontje, met zijn kleine zwarte oogjes hen doordringend aanziende, ‘en hoeveel uur nu nog?’

‘Nog zes uur, niet waar, Willem?’ zei Kees, ‘en dan hebben we onzen gulden alweer verdiend.’

‘Wat zeg je daar?’ vroeg 't kleine mannetje opspringend. ‘Een gulden voor twaalf uur werk, zijn hier zulke loonen? Schandelijk, maar man, daar kun je niet van leven.’

‘Onze vrouwen verdienen ook wat en we hebben een stukje land,’ zei Willem, die de eer van zijn vaderstad toch niet wilde zien aangetast.

‘O, zeker, ja je moet maar tevreden zijn, daar breng je 't ver mee....’ Hij hield plotseling op en scheen over iets te denken. ‘Nu, ik spreek je wel eens nader.’ Hij scheen opeens haast te hebben, betaalde den kastelein en ging heen, bij de deur nog eens zeggend: ‘Dus dat blijft afgesproken, kastelein?’

‘Ja, goed dan,’ antwoordde deze.

Een oogenblik later ging 't vreemde heertje met haastige pasjes weg naar 't station.

 

‘Wat is afgesproken?’ vroeg Kees, terwijl hij een kwartje op de toonbank lei en met zijn vingers het getal twee aanduidde.

‘Och,’ zei de kastelein, met zekeren onwilligen wrevel, alsof hij ergens spijt van had, ‘die man wil hier een vergadering houden.’

‘Een vergadering! Waarvan?’

‘Over vakbeweging of zoo iets, geloof ik, hij is....’ de kastelein zweeg en draaide zich om, toen vervolgde hij: ‘Ik weet niet, wat hij eigenlijk is, maar zijn naam heb ik wel eens in de krant gelezen. Hij is zoo'n spreker, die overal debat houdt.’

‘Een socialist?’ vroeg Willem eensklaps.

De kastelein kreeg een kleur. ‘Weet ik het?’

‘Nou, we komen wel eens weer,’ zei Kees, zijn makker meetroonend, ‘en dan hooren we de rest; nu naar moeder, anders is 't eten koud.’

II.
De sociale quaestie, van beneden gezien.

Vrouw Poters, de vrouw van Willem, was druk bezig met het klaarmaken van het middagmaal. De zes, nog kleine kinderen zaten al met de tinnen lepels in de hand, afwachtende wat komen zou, en met bezorgdheid keek moeder nu eens in den pot, dan weer naar de hongerig-verlangende gezichten der kleinen. Het was niet veel, wat ze had te schaften: aardappelen met een beetje boonen en een heel, heel klein stukje spek, dat bijna heelemaal was versmolten, en waarvan het overige op vaders bord werd gelegd, terwijl twaalf begeerige oogen er naar keken. Telkens roerde ze in de aardappelbrij, nu eens uit een zijvenster naar de torenklok ziende, dan weer uit de voordeur de straat langs, of haar man nog niet kwam. Hij was later dan anders.

Eindelijk, daar kwam hij, haastig loopend met een roode kleur.

De vrouw sloot snel de deur, en alsof zij niet van haar werk af geweest was, begon ze op te scheppen.

‘Zoo, spek?’ was 't eerste wat hij zeide. ‘Jongen, wat een hoop, dat kunnen we met ons achten niet op.’

't Kwam er knorrig uit, knorriger dan hij gewoon was thuis te zijn. De kinderen keken vragend hun moeder aan, deze antwoordde niet.

‘Nou, had je niet wat meer er in kunnen doen? Den heelen dag sta je te werken en wat je vrouw je dan voorzet, is nog niet genoeg om er één hap van te maken.’

‘Wees blij, dat je wat hebt,’ kwam er nu plotseling snibbig uit, ‘als je dan weten wilt hoe ik er aan kom, de slager heeft het me gegeven uit medelijden. Ik liep er langs, en toen vroeg hij, waarom ik zoo'n slechte klant was en toen heb ik hem verteld, dat we van zes gulden in de week acht monden moesten openhouden en of hij kans zag, dan vleesch te eten. En wees dus maar blij.’

Willem zei niets, maar keek voor zich, terwijl zijn vrouw, nog zenuwachtig in haar bewegingen, ging zitten en zei: ‘Kom vooruit, eerst bidden.’

Een paar minuten aten allen zwijgend; toen zei de grootste der kinderen, een bleeke jongen, tegen zijn zusje, dat naast hem zat: ‘jij hebt 't al haast op en ik heb nog wel de helft.’

‘O,’ was 't antwoord, ‘er is nog meer.’

‘Niet waar,’ viel een derde in, ‘er is niet meer, de pot is leeg.’

Het meisje, dat juist den laatsten hap in den mond stak, wendde zich tot moeder:

‘Is er nou niet meer?’

‘Stil, kind, van avond krijg je een boterham.’

‘Maar ik heb nog zoo'n honger, moeder.’

‘Stil dan, hier heb je wat van mij, ik heb te veel.’

‘Dat lieg je,’ stoof Willem op, ‘je hebt niet te veel, je moet zelf eten, ze kunnen 't mijne allemaal wel krijgen, met 't gebedeld spek er bij. De man had wel gelijk in de herberg, “je moet maar tevreden wezen.” Maar ik zal eens prakkezeeren, of daar geen middel op is.’

Verschrikt keek Willems vrouw haar man aan. ‘Wie zegt, dat je tevreden moet wezen, wees toch bedaard, Willem, hou je toch kalm, wat is er toch?’

‘Wat er is? Dat 't een schande is, zoo'n verdienste voor een heelen dag werken. Ik zou in staat zijn, zoo'n rijken kerel als dien baas....’

‘Stil toch, Willem, de kinderen zijn er bij; wees maar zoet, vader is niet kwaad op jullie,

[pagina 252]
[p. 252]



illustratie

almelo.
Mgr. Dr. H.I.A.M. Schaepman.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
bergen-op zoom.
L.D.J.L. de Ram.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
beverwijk.
W.C.J. Passtoors.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
breda.
Mr. L.P.M.H. baron Michiels van Verduynen.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
druten.
Mr. J.A.N. Travaglino.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
eindhoven.
V.A.M. van den Heuvel.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
gulpen.
J.M.M.H. Merckelbach.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
haarlemmermeer.
F.A. van Wichen.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
helmond.
K. Raymakers.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
hontenisse.
P.F. Fruytier.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
maastricht.
M. de Ras.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
nijmegen.
Jhr. Mr. O. van Nispen tot Sevenaer.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
oosterhout.
Jhr. J.B.D. v.d. Berch van Heemstede.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
rheden.
Mr. M.J.C.M. Kolkman.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
roermond.
Mr. F. Bolsius.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
sittard.
M.J.G.J. Arnoldts.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
tilburg.
J.F. Jansen.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
vechel.
Kol. B.R.F. van Vlijmen
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
venlo.
Dr. W.H. Nolens.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
waalwijk.
W.P.A. Mutsaers.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
weert.
Jhr. Mr. V.E.L. de Stuers.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden




illustratie
zevenbergen.
E.A.M. van der Kun.
DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
i.
de katholieke leden


[pagina 253]
[p. 253]



illustratie

de nieuwe kathedraal te westminster: Gezicht op het inwendige der kerk en het hoofdaltaar.


[pagina 254]
[p. 254]

ocharm, die huilt er al van. Stil maar, stil toch. Kom, eet je bordje leeg, 't is niets.’

De kleinste liet zich troosten, en haar blik van vader op moeder richtend, af ze, maar langzaam en traag, haar portie op. De anderen waren al klaar, maar zwegen.

Willem zweeg ook.

Spoedig was de maaltijd gedaan; er werd gebeden en de kinderen sprongen op, in het voorbijgaan nog even een blik werpend in den leegen pot en een stukje, dat aan den rand zat, er af grijpend.

‘Je moet maar tevreden wezen,’ bromde Willem, die nog aan de tafel zat, toen het laatste kind het vertrek had verlaten. ‘De man heeft gelijk, dan kom je vooruit....’

‘Willem,’ zei zijn vrouw, terwijl ze zacht haar hand legde op zijn schouder, ‘je bent altijd zoo'n goede man geweest....’

Hij stootte haar van zich af: ‘Veel te goed, veel te goed,’ riep hij, zoodat een der kinderen buiten bleef staan en door 't raam tuurde. ‘Maar 't is uit, ik draag het niet.’

‘Och, Willem, we waren arm, maar nu zullen we ongelukkig worden. De wereld is toch al zoo ongelukkig; en als de menschen nog slecht worden ook, dan is 't geen uithouden meer.’

Hij zweeg; de kracht van deze redeneering trof hem. Zij bemerkte het en ging door:

‘Als je geen goede aardappelen hebt, kun je geen goeden pot koken en als de menschen niet deugen, wordt 't leven een hel. Kijk, dat kind kijkt door de glazen, geef 't een goed voorbeeld.’

Willem stond zwijgend op, keek op de klok en ging naar zijn werk.

III.

De sociale quaestie, van boven gezien.

De heer Schraam, boekhandelaar, uitgever, drukker, tevens hoofdredacteur van 't bij hem uitgegeven blad, zat tegenover zijn vrouw aan de lunch.

Op tafel stonden behalve een bak met fijn brood, schaaltjes met vleesch en ham, een groote schotel aardbeien en daarnaast een even groote met geklopte room, terwijl een keurig koffieblad naast mevrouw stond, die bezig was de fijne Mokka te proeven.

Kinderen had het echtpaar niet, ook nooit gehad, waardoor nog meer dan anders wellicht 't geval zou zijn geweest, een voor de omgeving groote luxe heerschte in hun huis.

Mijnheer keek, terwijl hij een boterham smeerde, te gelijk ter zijde in de krant die naast hem lag, vluchtig zijn oog langs de kolommen latende gaan.

Plotseling legde hij zijn mes neer, greep de krant met beide handen, nadat hij zijn gouden bril had verschoven en zei halfluid: ‘Daar heb je 't al!’

Zijn vrouw lette enkel op de koffie, zoodat hij luide herhaalde: ‘Daar heb je 't al, nu worden we hier ook met dat vervloekt volk opgescheept.’

‘Wat bedoel je, man?’ vroeg mevrouw, verschrikt opkijkend. ‘Zigeuners?’

Verbazing bij mijnheer: ‘Zigeuners! Hoe kom je daar nu bij?’

‘Ja, welk vervloekt volk bedoel je anders? Joden, ik meende....’

‘Och, schei toch uit, je weet heel goed, dat ik socialen bedoel.’

Mevrouw wist het nu dan en zweeg.

‘Heb je me niet verstaan, ze komen hier!’

‘Wie komen hier?’

‘Wel de socialisten, dat heb ik je toch gezegd.’

‘Ja wel, maar wie, toch niet allemaal?’

‘Neen, maar ze gaan hier een vergadering houden.’

Lezend:

‘De provinciale commissie besloot, propaganda te maken in de streken van X. Maatregelen tot het beleggen van een vergadering worden reeds genomen.’

Mevrouw scheen nog niet te begrijpen, wat het belangrijke was in dit bericht, want ze vroeg heel gewoon: ‘Nog een kopje koffie?’ waarna mijnheer opsprong en de hand aan haar oor houdend, schreeuwde: ‘Luister dan toch, de socialisten komen hier.’

‘Nu,’ zei mevrouw, naar een reden zoekend om verschrikt te zijn, ‘wat is dat dan toch?’

‘Begrijp je dan niet, dat we daar de grootste onaangenaamheden van kunnen krijgen?’

Mevrouw begon nu groote belangstelling te veinzen: ‘Zoo, zouden ze?....’

Wat ze eigenlijk zouden, wist ze toch niet goed.

‘Je zult zien,’ zei mijnheer, die nogmaals 't bericht had overgelezen en nu weer zijn boterham smeerde, ‘dat die Willem, die zetter van me, 't ook gauw te pakken krijgt, maar als ik er ook maar iets van merk, hij gaat er uit.’

‘En je zei altijd, dat 't zoo'n goed werkman was,’ repliceerde mevrouw met een zekere zenuwachtige haast.

‘Dat kan me niet schelen, maar er uit zal hij.’

‘Bedaar nu eens, man, het is immers nog niet zoover....’ Ze zag haar man aarzelend aan. ‘Ik had je juist over dien man willen spreken.’

‘Wat nu weer, zeker een bedelpartij,’ morde mijnheer, die bezig was, zijn boterham dik met ham te beleggen.

‘Ja, zie je, ik sprak daar straks met den slager....’ Hier werd ze in de rede gevallen, met een kwaad: ‘Je spreekt ook met iedereen.’ ‘Met den slager, en die vertelde me, dat hij in geen weken een stukje vleesch of spek aan Willems vrouw had verkocht. En toen hij haar vroeg, hoe dat kwam, had ze geantwoord, dat ze 't niet kon betalen. En ik moet zelf zeggen, met al die kinderen....’

‘Ja, zal je me nu rustig mijn boterham laten eten of niet, en als je dat niet van plan bent, zeg 't dan, dan ga ik naar 't hotel.’

Mijnheer nam een grooten hap en keek heel belangstellend in zijn courant.

Zij at weinig, hij veel, en na een kwartiertje was de lunch afgeloopen.

‘Ja, man, neem me niet kwalijk,’ klonk het nu opeens beslist uit mevrouws mond, terwijl ze haar man ferm aanzag, ‘maar ik wil 't je nu eens zeggen: Die menschen lijden honger.’

Het scheen, dat hij toch eigenlijk wel wat ontzag voor haar had, want zijn stem klonk aarzelend en bescheiden, toen hij zeide:

‘Dat kan ik toch niet helpen, ik betaal hem toch geregeld zijn loon.’

‘Zeker, maar hoeveel verdient hij nu eigenlijk?’

Hij wendde zich onwillig om: ‘Dat weet je toch wel, dat heb ik je vroeger al eens gezegd.’

‘Vroeger, wanneer dan?’

‘Nou, bij voorbeeld, toen hij trouwde.’

‘Toen hij trouwde? Maar man, je wilt toch niet zeggen, dat de man, die nu zijn vak veel beter kent en bovendien zes kinderen heeft, dat die evenveel verdient als vroeger?’

‘Ja, natuurlijk.’

Mijnheer greep den deurknop en wilde de kamer verlaten, maar mevrouw stond op en zei: ‘Neen, ik moet je nog even hebben, ik ga er van middag eens kijken....’

‘Goed,’ viel hij haar in de rede, om van 't gesprek af te komen, ‘hier heb je een gulden, geef die aan de vrouw en laat den slager...’

‘Neen, volstrekt niet, ik wil die menschen niet beleedigen met een aalmoes. Als ze ongelukkig waren geweest, dan was 't iets anders, maar dat daar armoede is, komt, omdat die man niet goed wordt betaald voor zijn werk.’

‘Ja, jij moest maar zaken doen, dan zou de boel gauw op straat liggen.’

‘Van rechtvaardigheid gaat de boel niet op straat. Dus man, ik ga eens kijken,’ - zij zag hem vriendelijk aan en greep zijn hand - ‘en als ik dan werkelijk zie, dat die menschen armoe lijden, mag ik dan opslag beloven?’

Hij trachtte even zijn hand terug te trekken, toen sloeg hij zijn oogen op, glimlachte even: ‘Je bent een bazin, nou toe dan maar.’

Haastig liep hij weg, terwijl zij tevreden een kopje koffie nam.

 

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken