Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 18 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 18
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 18Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (35.79 MB)

Scans (791.91 MB)

ebook (28.72 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 18

(1901)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De HH. Perpetua en Felicitas.

Toen de Christenvervolging, in het jaar 202 op last van keizer Septimus Severus begonnen, het volgende jaar zich ook tot Afrika had uitgestrekt, gaf de proconsul Munucus Timinianus bevel, te Carthago vijf jonge catechumenen gevangen te nemen, onder wie Vivia Perpetua en Felicitas. De eerste, gehuwd met een man van aanzien, was een vrouw van twee en twintig jaar uit een voorname familie; Felicitas daarentegen was uit den geringen stand.

De vader van Perpetua, zeer gehecht aan het heidendom, stelde alle pogingen in het werk, om zijn dochter tot afval van het heilig geloof te bewegen; maar al zijn pogingen stuitten af op de standvastigheid der geloofsheldin. Zij en haar gezellen bleven even onverschrokken, toen zij voor den rechter verschenen, die hen veroordeelde, voor de wilde dieren te worden geworpen. De uitvoering van het vonnis werd uitgesteld tot de spelen, die zouden worden gegeven bij de feesten van Geta, dien zijn vader, keizer Severus, tot Cesar had uitgeroepen, toen Caracalla tot Augustus was geproclameerd.

Den dag voor de terechtstelling gaf men den martelaars een maaltijd, die in het publiek werd gehouden. Zij spraken vastberaden tot het volk, dat, door nieuwsgierigheid gedreven, in de eetzaal was toegestroomd, en waarschuwden het voor den toorn Gods. ‘Hoe,’ riep Saturus, een broeder der H. Perpetua, uit, ‘is de dag van morgen niet voldoende, om uw onmenschelijke nieuwsgierigheid te bevredigen? Gij schijnt thans medelijden met ons te hebben, maar morgen zult gij onzen dood toejuichen. Kijkt goed naar ons gelaat, opdat gij ons herkent op den vreeselijken dag, waarop alle menschen zullen geoordeeld worden.’ Deze woorden vervulden de heidenen met verwondering, en verscheidenen hunner bekeerden zich.

Den volgenden dag werden zij uit de gevangenis naar het amphitheater gevoerd. Vreugde stond op hun gelaat te lezen; hun woorden en uiterlijk gaven een heilige blijdschap te kennen. Men wilde de mannen het gewaad der priesters van Saturnus, de vrouwen dat der priesteressen van Ceres laten aantrekken, maar de martelaars weigerden, en men liet hun ten slotte hun kleederen behouden. Perpetua zong, alsof zij zich reeds zeker

[pagina 296]
[p. 296]

hield van de overwinning, Saturus en de beide andere mannen bedreigden het volk met het oordeel Gods. Toen zij langs de loge van Hilarianus, den intendant der provincie, kwamen, riepen zij hem toe: ‘Gij oordeelt ons in deze wereld, maar God zal u in de andere oordeelen.’ Het volk, verbitterd over deze stoutheid, eischte, dat zij te voren zouden worden gegeeseld. De heiligen verheugden zich er over, dat zij behandeld zouden worden, zooals het hun goddelijke Meester geweest was.

Terwijl Saturus en de andere martelaars aan de luipaards, beren en andere wilde dieren werden overgeleverd, hadden Perpetua en Felicitas, in netten gesloten, den aanval van een woedende en woeste koe te doorstaan, die haar in de lucht opwierp. Het volk wilde niet, dat ze een tweeden aanval zouden verduren, en zoo werden de martelaressen naar de Porta Sanevivaria gevoerd, waar Perpetua door een bevriend catechumeen, Rusticus, werd ontvangen. Hier ontwaakte de moedige vrouw als uit een diepen slaap, keek om zich heen en vroeg, wanneer zij den aanval der woedende koe zou hebben te doorstaan. Toen men haar vertelde wat er gebeurd was, wilde zij het niet gelooven, tot zij aan haar lichaam en haar kleederen de merkteekenen zag van hetgeen zij geleden had.

‘Waar was zij,’ roept de H. Augustinus uit, ‘toen zij door een woedend dier werd aangevallen en verscheurd zonder het te gevoelen, en toen zij na een zoo hevige marteling vroeg, wanneer deze zou beginnen? Wat zag zij, dat zij niet zag wat iedereen zag? Wat voelde zij, dat zij een zoo hevige pijn niet voelde? Door welke liefde, welk visioen, welken drank was zij in die mate vervoerd, dat zij in een sterfelijk lichaam onaandoenlijk scheen voor alles?’

Er werden nu toebereidselen gemaakt, om de martelaren ter dood te brengen in het spoliarium, de plaats, waar diegenen werden afgemaakt, welke de wilde dieren niet geheel hadden gedood. Toen evenwel het volk eischte, dat zij in het midden van het amphitheater zouden worden onthalsd, stonden zij onmiddellijk op en gingen er uit eigen beweging heen. Nadat zij elkander den vredekus hadden gegeven, ontvingen zij allen den genadeslag zonder de minste beweging van tegenweer en zonder de geringste klacht te slaken. Saturus werd het eerst gekroond, overeenkomstig een visioen, dat de H. Perpetua had gehad. Deze viel in handen van een onhandig gladiator, die haar lang deed lijden. Zij zelf bracht de bevende hand van den beul naar haar keel en wees hem de plaats aan, waar hij moest slaan.



illustratie
de jaarlijksche processie te tunis ter nagedachtenis van de martelaressen perpetua en felicitas en haar gezellen.


Dat roemrijk martelaarschap had plaats op den 7en Maart en staat ook op dien dag opgeteekend in den kalender der Roomsche Kerk van het jaar 354, uitgegeven door Bucherius.

De H. Prosper verhaalt, dat zij te Carthago werden ter dood gebracht, hetgeen volkomen overeenstemt met al de omstandigheden van hun geschiedenis. Hun lichamen waren in de vijfde eeuw in de groote kerk dier stad, en de H. Augustinus verhaalt, dat hun feestdag meer volk trok om hun nagedachtenis te eeren, dan de nieuwsgierigheid indertijd heidenen had gelokt naar hun marteldood.

Ook nu nog wordt deze ieder jaar te Tunis op den 7en Maart herdacht. Dit jaar werd de plechtigheid verricht door Mgr. Combes, aartsbisschop van Carthago. Onze afbeelding toont een der aangrijpendste gedeelten der plechtigheid: de processie naar de onderaardsche vertrekken, behoorende bij de oude arena van Carthago, waar in den aanvang der derde eeuw de martelaressen en haar gezellen aan de wilde dieren werden overgeleverd. Het Afrikaansche landschap, de schilderachtige Romeinsche puinhoopen, de processie van geestelijken en leeken, door de ernstig-nieuwsgierige Arabieren gadegeslagen, die bij den ingang der krypte zijn samengekomen, - dit alles werkt samen om den beschouwer in een ingetogen, stil-devote stemming te brengen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken