Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (33.96 MB)

Scans (791.90 MB)

ebook (27.04 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19

(1902)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Valkenoord,
door
Daniella.

M..... Mei 18..

 

Weledelgeboren Heer,

 

Ingevolge uwen wensch blijf ik u op de hoogte stellen van de in den omtrek te koop zijnde bezittingen en haast me u mede te deelen, dat op 't oogenblik een landgoed te koop wordt aangeboden vermoedelijk voor u geschikt. Het huis is oud, maar zeer goed onderhouden - hier spreekt men van 't ‘kasteel Valkenoord’ - en ligt schilderachtig op een der hoogten langs het Maasdal, een uur gaans buiten de stad. Het geeft uitzicht op de rivier.

Het goed is vrij groot. Behalve een uitgestrekt park zijn er moestuinen en een enorme boogerd; verder annexen: stal, remise enz., benevens een boerenwoning.

De eigenaar is mij welbekend, een algemeen geacht edelman, baron Greving van IJsmulda. Redenen van financieelen aard nopen hem het voorvaderlijk erfgoed van de hand te doen.

Ik ben gaarne bereid u nader alle gewenschte inlichtingen te verschaffen, maar kan u met vertrouwen persoonlijke bezichtiging ten zeerste aanraden, waarbij spoed mij wel gewenscht voorkomt.

Met de meeste hoogachting,

 

Uw dw. dr.,

H. Becker, Notaris.

Deze brief was gericht aan den heer Van Hoogerwoude, rijk Amsterdammer, die ter wille van de gezondheid zijner vrouw een buiten zocht in Zuid-Limburg, waar beiden twee jaren te voren den zomer hadden doorgebracht en toen, bekoord door de liefelijkheid der streek, den wensch in zich voelden opkomen hun ouden dag in dit pittoreske land te slijten, ‘'s zomers ten minste,’ had de heer Van Hoogerwoude snel er bijgevoegd, toen het denkbeeld voor 't eerst ter sprake kwam, ‘'s winters teeken ik voor Brussel.’

Het plan was nu tot rijpheid gekomen, vooral omdat de gezondheid van zijn vrouw te Amsterdam steeds meer en meer achteruitging. O. a. had hij aan den hem welbekenden notaris Becker te M..... opdracht gegeven onmiddellijk te waarschuwen, wanneer iets geschikts te koop kwam.

Het hiervoren vermeld bericht was in zijn kortheid welsprekend genoeg.

‘Het beste is, dat Fred er eens heen gaat, Laura. Hij weet, welke eischen we stellen, en als de jongen het mooi vindt, dan zal het wel zoo wezen, zijn smaak is goed ontwikkeld. Later zal het trouwens toch zijn eigendom worden.’

Mevrouw was ook van deze meening en toen Alfred thuis kwam, werd hem het plan meegedeeld. ‘Als je het met je zaken kunt schikken, zou ik graag willen, dat je eens gauw een kijkje ging nemen,’ zei zijn vader.

Alfred was advocaat, een beginner nog, die echter al aardig in de praktijk kwam. Het schikte hem het best den volgenden morgen per eerste gelegenheid te vertrekken, daar hij 's avonds terug moest zijn, omdat hij den dag daarop een belangrijk consult had. De volgende dagen kon hij niet weg. Aldus werd besloten en de wenschen en eischen voor het nieuwe tehuis besprak men nog eens lang en breed.

Fred was eenig kind. Naar de strenge regels der opvoedkunde had hij, die nooit dan voor korten tijd van huis was geweest en weinige zijner wenschen onvervuld had gezien, verwend moeten zijn. Maar hij was het middelpunt van de liefde, het denken en werken zijner ouders en in hun lang samenzijn hadden zij, haast onbewust, hem hun rijk leven doen medeleven en hun beste goed met hem gedeeld. Van zijn vader had hij de vasthoudende werkzaamheid, van zijn moeder de levendige belangstelling in het schoone, de warme deelneming in het strijden en lijden om hem heen, van beiden het eenvoudige, vaste geloof.

Zoo begon hij zijn loopbaan met de bruisende opgewektheid der jeugd, overmoedig bijna, maar wèl gewapend, met open oog en warmvoelend hart en met gloeiende vereering voor zijn ouders, die hij beschouwde als zijn beste vrienden. Dezen had hij overigens genoeg en stond bij hen in hoog aanzien. Ook de jonge meisjes mochten hem graag. Zelfs als hij in dolvroolijke bui dwaasheden uithaalde, deed de gulle glimlach van het open, vriendelijk gezicht opkomende boosheid snel verdwijnen. - En de oude vrienden zijns vaders fleurden op en werden warm van jeugdherinnering bij den zonnigen gloed, die uitging van zijn geestdriftige jonkheid.

Het leven lachte hem toe. Eén vraagstuk vond hij moeilijk: het kiezen van een gezellin. Vrouwelijke lieftalligheid deed zijn gevoelig hart telkens in nieuwe bewondering ontvlammen en de beelden volgden elkander zóó snel, dat zijn vader hem eens niet weinig geërgerd had door te vragen, welk plaatje nu weer in zijn bioscoop stond. Bij zijn moeder vond hij echter belangstellend gehoor. Tot nog toe was hij steeds geëindigd met de verklaring dat, als hij geen meisje trof zoo lief als zij, hij niet zou trouwen - van welke stellige verzekering mevrouw Van Hoogerwoude glimlachend het hare dacht.

 

't Kasteel Valkenoord had meerderen geslachten der familie Greving van IJsmulda toebehoord. Zij rangschikten zich onder de aanzienlijksten en waren, lang geleden, de rijksten van Zuid-Limburg. Hun fortuin was veel verminderd. Vooral de vader van den tegenwoordigen eigenaar van het schoone, oude landgoed, had door een huishouding, die ver boven zijn kracht ging, het grootste deel van het toen nog schoone fortuin verspild.

Het vermogen, waarover Karel Greving, die Valkenoord thans bewoonde, bij zijn huwelijk kon beschikken, zou echter, ook voor een groot gezin, nog voldoende geweest zijn om een ruim en onbezorgd buitenleven te kunnen leiden, als niet bijzondere tegenspoed hem rusteloos had achtervolgd en als een donkere wolk zijn zoo zonnig huiselijk geluk dikwijls dreigde te overschaduwen.

Het voorbeeld van den verkwistenden vader had bij Eduard Greving, Karel's broeder, den zin voor grootheid en weelde sterk ontwikkeld. Wispelturig van karakter en avontuurlijk van geest, was hij de eene onderneming na de andere begonnen, om haar dan weder te laten varen, dikwijls met groot geldelijk verlies, en eenige malen was het slechts aan de opoffering van Karel te danken, dat de oude familienaam in de nederlaag onbesmet bleef.

Aan dien naam, in hoog aanzien, door vele geslachten met eere gedragen, was Karel Greving hartstochtelijk gehecht. Het was een nobele trek, van zijn vader geërfd, maar door overdrijving haast tot trots geworden, die zijn helder inzicht verduisterde, waar het den tweestrijd gold tusschen het naar buiten onbevlekt handhaven van dien eernaam en de toekomst van zijn huisgezin. De geldelijke verplichtingen, die hij ter wille van Eduard, vóór en ook herhaaldelijk na zijn huwelijk op zich genomen had, lieten hem geen rust en beletten hem en zijn lieve gade onbezorgd gelukkig te zijn, want steeds dreigde een nieuwe teleurstelling of een nieuwe ramp.

Zijn broeder werd door de ondervinding niet wijzer, maar wel hardnekkiger en onvoorzichtiger. Zijn hooghartige natuur vond de opoffering van Karel te gewoon om daarvoor veel dankbaarheid te toonen. Toch voelde hij de verplichting als een pijnlijken last, die hem prikkelde tot meerder wagen om er van ontslagen te worden.

Nu was hij onlangs plotseling gestorven. Hij was ongehuwd gebleven, maar de regeling zijner zaken was Karel op een laatste groote opoffering te staan gekomen, groot vooral, omdat daarna de noodzakelijkheid bleek, het dierbaar erfgoed, waaraan hij met hart en ziel was gehecht en dat hij met groote inspanning tot nog toe had weten te behouden, nu toch te moeten opgeven. Maar naast deze vlijmende smart stond een verlichting van zorg, alsof een looden last van hem was afgenomen. De toekomst lag wel niet zonnig, maar helder voor hem. De zwarte, dreigende onweerswolk was verdwenen. Zij zouden in kleiner verhouding moeten gaan leven, maar gelukkig was de overgang niet plotseling, jaren van bezuinigen en bekrimpen hadden hen voorbereid.

En bovendien, huiselijk geluk had nooit ontbroken in zijn gezin. Wel had zorg met scherpe stift haar merkteekens gegrift in het gelaat der ouders, maar hunner oogen glans, getuigend van hun gelukkig samenzijn, had zij niet kunnen verdooven. Er was veel dat hen, ondanks vroege rimpels, jong deed blijven, vooreerst de frissche jeugd en heerlijke opgewektheid van hun oudste meisjes, die sinds eenige jaren hun moeder in de huishouding hielpen: Tilly, nu 21, schalksch, opgewonden, vroolijk en levendig, en Greta, een jaar jonger, zachter en stiller, een lachende en een ernstige schoonheid, beiden kinderen van buiten, flink en frisch naar lichaam en ziel. Zij waren de eenige thuis. Haar oudste broer was het jaar te voren cadet geworden, de tweede te Rolduc en de jongste

[pagina 139]
[p. 139]

meisjes op pensionaat. Een bloedverwante voltooide den nu meestal kleinen huiselijken kring, tante Claire.

Hoewel gebrekkig en hulpbehoevend, mocht zij zeker niet als onnoodig rad in dit harmonisch raderwerk gelden.

Van haar ging uit een stroom van ideale menschenmin, van immer nieuwe opgewektheid en blijmoedig leven, van zoo vast en onwrikbaar vertrouwen dat, waar de gezonden soms versaagden, zij hun tot steun en raadsvrouw was. Heel jong, was haar reeds een onherstelbaar leed overkomen, maar smart en rouw hadden niet het licht van haar pad kunnen verdrijven.

Verloofd met een jong zeeofficier, zou zij met hem huwen na zijn terugkeer van een driejarige Indische reis. Kort vóór het vertrek uit Indië, werd zijn schip aangewezen om deel te nemen aan een strafexpeditie tegen een rooversnest. Een landingsdivisie werd aan wal gezet. Volledig was de overwinning op de talrijke en hardnekkige vijanden, maar zij werd duur gekocht. De jeugdige verloofde, die zich zeer had onderscheiden, werd zwaar gewond en stierf vóór de terugreis. - Na het doodsricht kwamen zijn laatste brieven, vol vurig verlangen naar het wederzien van zijn bruid, vol van blij en innig vertrouwen in de toekomst.

Claire was ongetrouwd gebleven. Zijn herinnering bleef onverzwakt. Zij wachtte met vertrouwen en berusting het oogenblik van weêrzien. De smart had haar niet verbitterd, maar toegankelijk gemaakt voor innigst medegevoel met anderer leed. Zwak van gestel, had lijden haar lichamelijk gebroken, maar wonderlijk scheen bij het meer gebrekkig worden, geestkracht en levensmoed eer te stijgen dan af te nemen. Dat zij de lieveling was in het gezin van haar neef, waar zij, na den dood van haar zuster, met wie zij samen woonde, haar intrek had genomen, behoeft geen omhaal van woorden. - Zooals Tilly zei: ‘Tante Claire maakte recht wat krom was.’ Zij was de speelgenoote der jeugd, die juichend haar wagentje naar buiten reed - want loopen deed ze zeer moeilijk - en haar vertrouweling, voor wie geen geheim bestond. Met blijde opgewektheid deelde zij in de grappen van het jonge goedje. Men noemde haar lachende: ‘Het oudste meisje.’ Haar grootste verdriet was haar doofheid, maar met de kinderen deerde die weinig, want zij verstonden elkander altijd.

Zoolang de kinderen allen klein wáren, was zij de eenige geweest, die haar verwanten met haar onwrikbaar vertrouwen had gesteund en hun zorg had helpen dragen. Toen waren de meisjes van kostschool teruggekomen, eenvoudig en weinig eischend, maar geheel onbekend met de treurige geldelijke omstandigheden. Zoo lang het ging, wilde men heur de blijheid laten der onbezorgde jeugd. Maar het ging niet lang, want de jonge oogen zagen scherp, waar het gold zorgvollen trek op het lieve moedergezicht waar te nemen.

Toen had tante Claire ze ingewijd en met het roerend enthousiasme der jeugd hadden zij offer op offer gebracht van wat haar heerlijke illusie scheen. En de belooning voor heur onvermoeide werkzaamheid in huis en hof, was het besef zich nuttig te kunnen maken en de heerlijke overtuiging den last hunner ouders te deelen en te verlichten. Haar opgewektheid leed er niet onder. Blij klonk haar frissche lach en zang van vroeg tot laat.

 

‘'t Steit rondom in de buim, angers kos geer 't kasteel van hie good seen.’

‘Goed, ik zal den weg wel vinden. Dus afgesproken: ik vind je in het logement van het dorp?’

‘Joa, joa, daag meneer.’

De vos trok aan en stapte traag verder, 't had nu geen haast, zij hadden een paar uren den tijd. De victoria bommelde over den versch begrinten weg. Jean, de koetsier, staarde rechtuit naar den dorpstoren; daarnaast, in het hôtel, wachtte hem zijn potteke beer, dubbel bombaris, get bezonders! Hij praatte af en toe met vos en neuriede tusschenin een Marialiedje. 't Was Mei.

 

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken