Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (33.96 MB)

Scans (791.90 MB)

ebook (27.04 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19

(1902)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Keizer Otto de Groote.

Wie zou koning Hendrik den Stedenstichter opvolgen, Otto of Hendrik? Otto, de oudste der twee; Hendrik, de in het purper geborene? De koningin-weduwe Mathilde koos voor haar jongsten zoon partij, maar de Duitsche vorsten verkoren, hun gegeven belofte getrouw, Otto tot hun koning.

Deze Otto, met meer recht de Groote geheeten dan zoo menig ander keizer of koning, wien die eeretitel is geschonken, zette het werk zijns vaders voort en wist door gelukkig gevoerde oorlogen tegen binnen- en buitenlandsche vijanden het Duitsche rijk tot de machtigste mogendheid van Europa te maken, veel machtiger dan het Frankische rijk, waar de laatste Karolingers het aanzien van hun geslacht en van hun land verspeelden.

[pagina 372]
[p. 372]


illustratie
otto de groote schenkt zijn zoon ludolf vergiffenis, naar een teekening van fr. roeber.


[pagina 373]
[p. 373]

Een driedubbelen strijd had koning Otto gedurende zijn acht-en-dertigjarige regeering te voeren: tegen buitenlandsche vijanden, tegen weerspannige Duitsche hertogen en tegen eigen bloedverwanten.

De buitenlandsche vijanden waren de Denen, de Wenden en vooral de Magyaren, welke laatsten, ofschoon reeds door koning Hendrik bij Merseburg verslagen, telkens nieuwe invallen ondernamen in het Duitsche rijk, totdat Otto de Groote hun in 955 op het Lechveld een geweldige nederlaag toebracht. Otto's overwinning verloste niet enkel Duitschland, maar geheel Europa van de strooptochten der onmenschelijke horden, die het meer dan een eeuw hadden geteisterd.

Niet minder moeilijkheden haast dan de buitenlandsche vijanden berokkenden Otto de Duitsche hertogen, die zich slechts ongaarne schikten in hun rol, vazallen des konings te zijn, die oorspronkelijk niet meer dan hun gelijke was.

Zoolang over Duitschland afstammelingen van Karel den Groote regeerden, kostte het den hertogen geen moeite hun gezag te erkennen. Maar toen in 911 met Lodewijk het Kind de laatste Karolinger overleed, waren er in Duitschland niets dan hertogen, de een wel machtiger dan de ander door de uitgestrektheid van zijn gebied, maar toch allen gelijken in rang. De machtigste der hertogen, Otto van Saksen, wees om zijn hooge jaren de koningskroon af, en wist te bewerken, dat hertog Koenraad van Frankenland tot koning gekozen werd.



illustratie
de nieuwe kerk op de wijnhaven te rotterdam, van binnen.


Het volgende jaar stierf Otto van Saksen en zijn zoon Hendrik weigerde den koning leenhulde te doen voor de hertogdommen Saksen en Thuringen. Bij den weerspannigen hertog sloten zich Erchanger van Zwaben en Arnulf van Beieren aan, die het oppergezag van koning Koenraad weigerden te erkennen. Een zwaren strijd had deze te voeren, en toen hij zijn einde voelde naderen, ried hij zijn broeder Everhard aan, niet naar de koninklijke waardigheid te staan, maar deze over te laten aan den machtiger hertog van Saksen.

Zoo geschiedde. Everhard bleef hertog van Frankenland en hertog Hendrik werd koning, niet zonder strijd evenwel, want de hertog van Beieren, die zelf gaarne koning der Duitschers ware geworden, en de hertogen van Zwaben en Lotharingen kwamen tegen hem in verzet.

En thans, nu Hendriks zoon Otto met de koningskroon was getooid, rees spoedig nieuwe strijd. De jonge koning had hertog Everhard van Frankenland, denzelfde, door wiens belangeloosheid de overleden koning de kroon had verworven, beleedigd. Ever-

[pagina 374]
[p. 374]

hard zwoer zich te wreken en vond steun bij Thankmar, Otto's stiefbroeder, die meende door den koning in zijn erfdeel verkort te zijn.

Nog hachelijker werd de toestand van Otto, daar ongeveer te zelfder tijd een opstand in Beieren uitbrak. Hier was hertog Arnulf gestorven, wiens oudste zoon Everhard het bestuur over het hertogdom had aanvaard zonder de toestemming des konings te vragen, ja, dezen zelfs weigerde te erkennen.

Het eerst viel koning Otto in Beieren, verdreef Everhard, droeg het land op aan Berchtold, een broeder van den overleden hertog, en stelde tevens den tweeden zoon van dezen, Arnulf, tot paltsgraaf aan, aldus de hertogelijke macht besnoeiend.

Nu begon de strijd tegen den hertog van Frankenland en tegen Thankmar. In den aanvang behaalden de eedgenooten overwinning op overwinning. Hendrik, 's konings jongere broeder, werd door Thankmar gevangen genomen, die hem geboeid naar zijn bondgenoot Everhard zond. Maar nu naderde koning Otto met een machtig leger en trok tegen den Erisburg op, waarbinnen Thankmar zich verschanst had. Diens krijgslieden openden de poorten, Thankmar vluchtte in de kerk, vertrouwende dat zijn vijanden deze heilige wijkplaats zouden eerbiedigen. Maar de woeste krijgers hadden geen ontzag voor het gewijde gebouw, zij liepen de deuren open en stieten Thankmar in de nabijheid van het altaar neer.

Hertog Everhard van Frankenland voelde zich thans tegen de koninklijke wapenen niet meer opgewassen en verzocht Hendrik, die nog in gevangenschap zuchtte, hem in de genade van zijn koninklijken broeder aan te bevelen. Deze willigde het verzoek in, maar op de zonderlinge voorwaarde, dat de Frankische hertog met hem een geheim en vast verbond tegen Otto zou sluiten. Hendrik had het nooit kunnen vergeten, dat hij, de in het purper geborene, aan zijn ouderen broeder ondergeschikt moest zijn, en nu hoopte hij met Everhard's hulp zich van de Duitsche koningskroon meester te maken. Everhard nam den voorslag aan en het verbond werd gesloten.

Hendrik snelde nu naar zijn broeder, sprong voor den weerspannigen hertog in de bres en verkreeg van Otto, die altijd tot vergeven geneigd was, dat Everhard zijn hertogdom mocht behouden. Thans werd in het geheim de opstand voorbereid, waarbij hertog Giselbert van Lotharingen zich aansloot. Het was voor den koning een hachelijke tijd, te meer daar de Wenden van de binnenlandsche be oeringen gebruik maakten, om een nieuwen inval in het rijk te doen.

Maar Otto kwam zegevierend uit den strijd. Everhard van Frankenland sneuvelde, Giselbert van Lotharingen verdronk bij een poging om te ontvluchten, en Hendrik verzoende zich in den Kerstnacht van het jaar 941 met zijn broeder, wiens trouwste bondgenoot hij sedert was.

Thans was de vrede in Duitschland geheel hersteld en kon Otto rustig werken aan de uitbreiding van het koninklijk gezag. Hij volgde niet het voorbeeld zijns vaders, die van het Duitsche rijk een bondsstaat wilde maken, maar wilde de monarchie van Karel den Groote herstellen, met de hertogen niet als zelfstandige vorsten, maar als eerste dienaren des konings.

Wanneer er een hertogdom openviel beleende hij daarmee slechts zulke mannen van wier trouw hij volkomen zeker was of schafte de hertogelijke waardigheid af en liet het land door graven besturen. Zijn broeder Hendrik werd hertog van Beieren, zijn zoon Ludolf hertog van Zwaben, zijn schoonzoon Koenraad den Roode, met zijn dochter Luitgarde gehuwd, hertog van Lotharingen. Frankenland en Saksen werden door graven bestuurd. Zoo was Duitschland eindelijk weer één geworden en had koning Otto, naar het voorbeeld van den grooten Karel, het geheele rijksbewind in zijn hand vereenigd.

Toch zou nog eenmaal een binnenlandsche strijd ontbranden. In 951 werd koning Otto door Adelheide, de jeugdige weduwe van Lotharius van Italië, tegen haar vijand en verdrukker, Berengarius van Ivrea, te hulp geroepen. De Duitsche koning trok over de Alpen, veroverde Lombardije, huwde te Pavia in tweeden echt met Adelheide (zijn eerste gemalin Editha was reeds lang overleden) en zette zich daar de ijzeren kroon der Longobarden op het hoofd.

Deze machtsuitbreiding leidde tot tweespalt in de koninklijke familie. Ludolf en Koenraad koesterden reeds geruimen tijd een wrok tegen hun oom Hendrik, omdat deze in de gunst des konings de eerste plaats innam. Toen nu alleen hertog Hendrik uit den veldtocht naar Italië eer en voordeel plukte en daardoor een vergrooting van zijn gebied verkreeg; toen koningin Adelheide een zoon ter wereld bracht, wien wellicht eenmaal, met voorbijgaan van Ludolf, de koningskroon zou ten deel vallen, kwamen de beide jeugdige hertogen in opstand. De rijksdag te Fritzlar verklaarde hen als landverraders van hun hertogdommen vervallen, en in alle Duitsche gouwen ontbrandde de burgeroorlog. Hierbij kwam een nieuwe inval der Magyaren, naar men zei, door de opstandelingen in het land geroepen. Dit vervreemdde vele aanhangers der beide hertogen van hen, en weer behaalde koning Otto de overwinning. Koenraad van Lotharingen onderwierp zich het eerst en riep de genade des konings in. Ook Ludolf legde eindelijk de wapens neer en beloofde op den rijksdag te Fritzlar te zullen verschijnen, om daar zijn vonnis te vernemen.

Maar hij wachtte dezen dag niet af. Toen koning Otto in de nabijheid van Berka in Thuringen ter jacht was, naderde hij hem in een eenvoudig gewaad, wierp zich voor hem op de knieën en smeekte hem om vergiffenis. Otto schonk hem vergeving, maar de hertogelijke waardigheid werd Ludolf en Koenraad niet hergeven.

Koenraad sneuvelde het volgend jaar in den slag op het Lechveld tegen de Maggyaren. Ludolf, aan het hoofd van een leger naar Italië gezonden, waar Berengarius van Ivrea het hoofd weer had opgestoken, bezweek in 957 te Piomba aan een hevige koorts.

Otto, in 962 door den Paus te Rome tot keizer gekroond, regeerde nog tot 973 en overleed in den ouderdom van 61 jaar. Met hem daalde een der grootste en machtigste vorsten van Duitschland ten grave.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken