Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20 (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (37.78 MB)

Scans (840.18 MB)

ebook (30.71 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20

(1903)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bij de Platen.

Een gevaarlijke ontsnapte. -

‘Domme eend!’ Mietje heeft dat compliment over haar kookkunst al zoo vaak gehoord - en ze zal het nòg wel 'ns hooren! - dat ze werkelijk is gaan gelooven, dat... een eend heel dom moet wezen. Maar toch niet zóó dom, Mietje, of een eend voelt het verschil nog wel, of een potige zoon van Nimrod haar in zijn grijpers heeft of dat Mietje, bang om zeer te doen, haar losjes even vasthoudt om haar ‘beeldig’ goudgroen kopje te streelen.

‘Hemeltje-lief, mijn kristal!’ klinkt Mietje's half-gesmoorde kreet.

‘Ze zal d'r niet uit drinken, mensch!’ troost laconisch de jager, die Mietje blijkbaar veel grappiger vindt dan haar kwakend fladderenden keukenbout.

Allergeestigst heeft de teekenaar het keukenincident in beeld gebracht, hij laat ons zelf het tweede tooneel denken, een zeer treurig: Mietje, schreiend bij de scherven van een kostbare bokaal en den woorden-stortvloed wachtend, waarvan de eerste klanken al komen aankeffen in de gang. Het derde tooneel is ook licht te raden, 't is een komisch: de jagerskwant bij zijn kornuiten: ‘Nee maar, nu zal ik jelui een mop vertellen, 'n echte, hoor, en geen jagerslatijn, zooals onze burgemeester dat noemt!’

De school gaat uit. -

 
't Regent, 't zegent,
 
De pannen worden nat!

Kijk dien middelsten dreumes daar mét heusch zijn eigen schoolparaplu op, zie zijn lieve, vroolijke kijkers en lachende tanden en 't is, of ge hem hoort zingen zijn Mei-blij regenliedje. Het broekje vóór hem houdt zijn waterwapen liever onder den arm: plasje-loopen is wel zoo pleizierig, dat durven ze niet, die anderen! De twee peuters, die daar linksaf gaan, hebben blijkbaar ernstiger levensbeschouwing: de broertjes tellen hun gezamenlijken knikker- of griffelschat. Wat 'n ernst en moedertjeszorg heeft vooral dat grootere meisje: zou ze iets willen kwanselen met het korfdraagstertje tot eigen baat en tot voordeel van het andere kleuterding, dat ze bij zich heeft? Ze schijnt in elk geval te zullen slagen, want zie eens, hoe haar argumenten met aandacht worden aangehoord en hoe gedwee het handje reeds in 't boezelaarszakje glijdt. De dame en de werkvrouw bij de deur, ieder een jeugdigen scholier afwachtend met een regenscherm, hebben geen belangstelling voor het prachtige en levendige tafereel daar vóór haar. Verwijt haar niets: 't is zoo ‘gewoon’, zoo ‘alledaagsch’, zouden wij 't in werkelijkheid voortaan opmerken, als niet de schilder er zóó schoon onze opmerkzaamheid op gevestigd had?

Bij een olifantenjacht op Ceylon. -

In Afrika worden olifanten nooit gevangen, men schiet ze daar uitsluitend dood, men temt ze er niet. Op het eiland Ceylon zoekt men hen vaak in kuilen te doen vallen, ook tracht men ze wel in te sluiten als in een fuik van stevige staken; men slaagt hier in met behulp van lokkende tamme olifanten, die voorgaan, en door de dieren van achteren voort te drijven. Onze plaat stelt echter een jacht-voorval op Ceylon voor met een geschoten olifant, die vervaarlijk brullend aan komt rennen, maar verblind door het in zijn oogen druipende bloed, den dader, die 't van angst bijna besterft, waar hij zich onbeweeglijk tegen den boom schoort, voorbijsnelt. De inlander, die den jachtlustigen Engelschman op zijn avonturen vergezelt, heeft nauwelijks tijd om weg te vluchten, maar 't van pijn loeiende dier zal hem zeker niet vinden: de neger schiet wel plotseling in een schuilhoek.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken