Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20 (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (37.78 MB)

Scans (840.18 MB)

ebook (30.71 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20

(1903)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Eenzaam.

Zij was zoo lang; zoo mager en... leelijk; wanneer zij door de straten ging, zagen de kinderen haar met een glimlach, verstandige menschen met een medelijdenden blik na.

Zij had ook geen smaak zich netjes te kleeden, zich wat op te knappen door een japon, of door een hoed, die haar flatteerde, en was de mode altijd eenige jaren ten achter geweest.

Vroeger liep zij altijd met haar oude moeder, en al het warme gevoel, dat zoo diep in haar hart verborgen was - daar niemand haar ooit liefde of vriendschap vroeg - wijdde zij aan die moeder, die altijd zoo lief en teeder voor haar was en daardoor getracht had aan te vullen, wat haar gedurende geheel het leven had ontbroken: vriendschap en genegenheid.

Zij ook was jong geweest, zij ook had de handen hunkerend uitgestrekt naar wat geluk, naar een weinig vreugde, al waren hare verwachtingen nog zoo bescheiden, zoo gering geweest.

Met door tranen benevelde oogen had zij in een hoekje van de kerk gezeten en God gevraagd: waarom Hij haar zóó leelijk ter wereld liet komen en haar toch een hart vol liefde en toewijding schonk, door niemand ooit begeerd.

Zij had andere meisjes gezien in danstoilet gekleed, met van vreugde stralende gezichtjes; door het venster had zij haar begluurd, want... in een balzaal was voor haar geen plaats.

Zij was gaan kijken, als er een mooi bruidje naar het altaar werd geleid, en had dan stil gebeden voor het geluk van 't mooie kind. Ach! zij wist maar al te goed, wat het was, leelijk te zijn; dat bracht alle verdere teleurstellingen: bittere ironie, eenzaamheid, verlatenheid en het neerdrukkend gevoel van miskenning, dat loodzwaar drukt zoolang men jong, vol verwachting, en het hart niet tot ‘rust’ gekomen is.

Eerst op lateren leeftijd, toen de eerste rimpels zich op het voorhoofd vertoonden, en de grijze haren dor als grafbloempjes, kwamen, had zij leeren berusten in haar lot en het leven anders ingezien.

De illusies waren ingesluimerd, maar zij had leeren begrijpen, dat er nog andere vrienden op de wereld waren: de armen - de vrienden van God, die tevreden zijn met een woord van deelneming en niet naar het uiterlijk vragen van hen, die komen uit Zijn naam - Hem ter eer.

Droef en stil was het om haar henen - de lieve, zorgende moeder was gegaan naar het rijk van eeuwig-licht; eenzaam was het in haar huis.

Maar in haar hart?

Neen!

[pagina 364]
[p. 364]

Wanneer zij nu geheel alleen door de straten ging, zagen de kinderen haar nog altijd glimlachend aan, de oudere menschen met medelijden, maar niemand, oud noch jong, zag de verandering in de grijze oogen, vroeger stug en trotsch, nu zoo zonnig, zoo warm.

Haar huisje was stil en eenzaam, maar de haar thans bezielende liefde liet geen ruimte over voor wereldsche beslommeringen.

‘Gods vrienden’ vervulden haar geheel; en al wat zij te geven had, schonk zij in toewijding en zorgen, in woorden van deelneming en troost, die den arme zoo weldoen.

En de blinde vrouw, die zij dagelijks bezoekt, zegt met eerbiedige bewondering: ‘Wat moet zij schoon zijn, zij, die zoo lief is, en zacht, en goed!....’

 

B.A.

v. v.t. V.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken