Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuw Leven. Jaargang 3 (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuw Leven. Jaargang 3
Afbeelding van Nieuw Leven. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van Nieuw Leven. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.90 MB)

Scans (374.84 MB)

ebook (3.84 MB)

XML (0.50 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuw Leven. Jaargang 3

(1910)– [tijdschrift] Nieuw Leven–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 264]
[p. 264]

Rubriek der Tijdschriften

De Navorscher, afl. 10 en 11. - A.W. Stellwagen geeft in de rubriek Taal- en Letterkunde eenige zeer belangwekkende bijzonderheden over een eerste zestal Trefwoorden, een goed getroffen Nederlandsche benaming voor Geflügelte Worte: 1) Het Perfide Albion komt van Heine, die het voor 't eerst gebruikte in eene mededeeling van 27 Juli 1840 over de conventie, tusschen Engeland, Rusland, Oostenrijk en Pruisen tegen den Pashja van Egypte gesloten den 15den Juli 1840. Bij die conventie draaide Engeland de andere mogendheden fraai in de doekjes. 2) Boycott en Boycotteeren werd het eerst gebezigd in November 1880, toen tegen kapitein Boycott, een gehaten Ierschen landheer, het middel der doodverklaring werd aangewend om hem machteloos te maken (= te boycotteeren). Thans boycotten alle menschen, zelfs de Russen boikottirovat. 3) Atavisme (= erfelijkheid van lichamelijke en geesteljke eigenschappen, zooals die bij den stamvader en de stammoeder der familie voorkwamen) is omstreeks 1870 in gebruik gekomen en wordt als trefwoord gebruikt sedert 1880 ongeveer. Als wetenschappelijk woord komt het reeds voor in 1833. 4) Annexatie kwam in omloip door Napoleon III, die het in 1860 bezigde ter gelegenheid van de annexatie van Sardinië door Frankrijk. 5) Nihilist is een trefwoord van Iwan Turgenjew, den Russischen schrijver, dat bij hem alléen eene uitdrukking was van een historisch feit en niet een brandmerk der schande; dit zegt hij zelf naar aanleiding van zijn roman Vader en Zoon (1862) waarin de figuur van Basarow den nihilist belichaamt. Het woord nihilisme is echter ouder dan Turgenjew, komt reeds voor in 1799 bij Jacobi, in 1804 bij Jean Paul. 6) Chauvinisme en Chauviniste zijn ontstaan in het theater ‘Fo-

[pagina 265]
[p. 265]

lies dramatiques’, waar 19 Maart 1831 het blijspel ‘La cocarde tricolore’ der gebroeders Cogniard werd opgevoerd. Een der hoofdpersonen van 't stuk heette Chauvin, die de incarnatie was van 't geen men later een chauvinist heeft genoemd. Voor 1831 werd het woord gebruikt door Nicolas Toussaint Charlet in de bet. van ‘naam voor de jonge soldaten’.

- Onze redacteur Dr R. Verdeyen deelt een en ander mede over reeds vroeger behandelde woorden o.a. over ‘iets in de mot hebben’, harst, musket, mikmak, slabbe.’ - De Memoranda behandelen: Krankzinnigenverpleging in de XVI8 eeuw, ‘Ezel’ scheldnaam voor christen, Inventaris van een dorpskruidenierswinkel in 1626, De Steen aan de Vuursche (een betwist Hunebed in het dorpje: De Lage Vuursche in het Gooi). - De Vicomte de Grouchy publiceert nog in deze afl. een nagelaten dagboek van eene reis naar Nederland, in 1778 ondernomen door den Franschman Louis Desjobert, Grand-maître des eaux et forêts de France au département de Valois, Senlis et Soissons. Van zijn leven is weinig bekend, doch uit deze enkele bladzijden blijkt dat het een verstandige en schrandere man moet geweest zijn, een liefhebber van kunst, begaafd met een raken opmerkingsgeest. Per postwagen is hij uit Parijs vertrokken op 14 Mei 1778 en op 16den neemt hij de ‘poste flamande’ te Quiévrain, in welke streek hij het koolzaad opmerkt waaruit men olie trekt. Over Bergen, gaat de reis naar Brussel, waar hij alle mogelijke merkwaardigheden bezoekt: het Stadhuis, le ‘Maneken qui pisse’, de St Michielsplaats, de Koninklijke plaats, waar men werkt aan 't standbeeld van Prins Karel en de kerk van ‘Coubert’ (Coudenberg), de Cathedraal, het theater. Zelfs de boekhandelaars vergeet hij niet. Langs Mechelen komt hij te Antwerpen aan, waar hij de gast wordt van een aanzienlijk zijdenfabrikant, Mr Boghe, wiens zoon hem in de stad rondleidt, en hem de voornaamste kunstschatten laat bewonderen. Over Antwerpen in 't algemeen en vooral over de gastvrijheid van Mr Boghe in 't bijzonder, zegt Desjoubert heel veel goeds en vriendelijks.

 

DE NAVORSCHER. 1909, afl. XII, bevat Sprokkelingen op het gebied der taalkunde door J. Vercoullie, over het dialect in Fransch-Vlaanderen en het woord paradijs; - 3 eigenaardige brieven van het

[pagina 266]
[p. 266]

oorlogsterrein 1799 en 1800 - eene protestatie van het Leidsch studentencorps tegen eene beschuldiging, dat de studenten in 1822 niet anders deden dan drinken, rooken en spelen - andere bijzonderheden over hollandsche geschiedenis en wapenkunde.

 

DE NIEUWE TAALGIDS, onder redactie van J. Koopmans en Dr. C.G.N. De Vooys (Groningen, J.B. Wolters). Het is ons een waar genoegen dit degelijke tijdschrift nader bij onze lezers bekend te maken. Met erkende bevoegdheid verdedigt het de modernste begrippen over taalkunde, die in Vlaanderen maar al te lang onbekend blijven bij het onderwijzend personeel zoowel onzer middelbare als lagere scholen. Ongetwijfeld zullen vele Vlamingen, hier en daar, eene andere stelling moeten innemen tegenover hunne collega's uit het Noorden, doordat de taaltoestanden in beide landen niet altijd overeenkomen. Dit belet echter niet dat zij er alle belang bij hebben hunne taalkundige kennis te verruimen en ze op vasteren grondslag op te bouwen. Daartoe biedt dit tijdschrift hun eene uitstekende gelegenheid.

IV. Afl. 1. - Dr J. Van Ginneken bespreekt in een gedocumenteerd artikel het Nederlandsche woordaccent, redeaccent en rythme. Hij verklaart het accent uit de neiging van den mensch tot rythmisch spreken, en zoo komt hij tot de hypothese: dat alle normale klankcombinaties en klankveranderingen met de accentdisposities en accentveranderingen op éene en dezelfde lijn staan. Daardoor verklaart hij psychologisch den quantitatieven en qualitatieven Ablaut (tiktak), de diftongeering der vocalen en de dissimilatie der konsonanten. Een belangrijk hoofdstuk uit de fonetiek.... J. Koopmans borstelt op de hem eigen kernachtige wijze een plastisch beeld van Roemer Visschr: ‘Een schier gans verborgen leven, met zichtbare trillingen nog, aan het oppervlak. Een hoog en laag, en droef en blij, zingen van alle tonen der liefde, en daar doorheen, de windvlaag van de rage ener smoorlike, doodlike verliefdheid, met het meeklotsen en dreinen van de golven van een smartelik hopen en een vertwijfeld berusten.

En daarna de ‘slag’. Het afrafelen van de draad, waaraan heel de hope van 't leven hing.

[pagina 267]
[p. 267]

En daarop - na een ons duister proces - het zich zelf terugvinden als vrij man, die de blijheid van z'n vrijheid geniet, en sterk voelt het onbevooroordeelde genot, waarmee hij de zon ziet spelen met de watergolfjes, de wind met de wimpels, de wolken met de schaduwen, de stormen des levens en de wisselvalligheden van de Fortuin met de verlangentjes en de gedoedjes der mensekindertjes. ‘ -

Ph. J. Simons schrijft een pittig opstel over twee opstellen (van Anna en Coba, twee leerlingen). - E. Kruisinga behandelt de waarde der Camera Obscura als schoolboek. - Dr C.G.N. De Vooys zet de theorie van Wundt uiteen over de Metafoor: ‘De algemene taal wemelt niet van verbleekte beeldspraak, maar de beeldspraak wortelt in de algemeen-menselike neiging tot metaforiese naamgeving.’ Opdat er metafoor weze moet er een bewuste overdracht van beteekenis geschieden en dit is in vele gevallen, die thans als metafoor aangezien worden, niet zoo. - P. Valkhoff schrijft over stijl naar aanleiding van Antoine Albalat's boek: Le travail du style enseigné par les corrections manuscrites des grands écrivains en J. Koopmans beoordeelt gunstig het boekje van A.J. Schreuder: Een bijdrage tot de practijk van het Nieuwe Stelonderwijs.

IV. Afl. 2. E. Kruisinga onderzoekt de indeelingen van vocaal en konsonant; naar vormwijze (organische), naar den gehoorsindruk (acoustische), naar den dienst van de klanken (functioneele). Niet éene kan geheel bevedigen; de meest aannemelijke is de indeeling van Sievers in Sonoren en Gedruischklanken, die dit eigenaardige heeft dat ze bij de sonoren opneemt de l, m, n, ng, nj en r. - Dr C. Hesseling brengt eenige kleinigheden ter sprake over Nadruk naar aanleiding van een opstel van Dr Poutsma over het verschil tusschen onzen nadruk en dien der Ouden. Dr H. heeft het vooral over het verschil tusschen den Franschen nadruk, die lange lettergrepen verlengt en korte verkort en den Nederlandschen, die meer gepaard gaat met verhooging van toon en intensiteit. - Dr C.G.N. De Vooys eindigt zijn stuk over de Metafoor. - Ph. J. Simons geeft ons eenige fijn en soms wel al te fijn bedachte lessen over 't lidwoord, 't bepaalde en onbepaalde. Tot hiertoe komt hij tot het besluit, dat het bepaalde lidw. eene nauwe betrekking van plaats of tijd uitdrukt en eene geni-

[pagina 268]
[p. 268]

tief- of bezitsbetrekking. - Dr De Vooys beoordeelt a) Aran Burf's ‘Dichters uit Vlaanderen’: ‘Een boek vol Vlaamse stamtrots, vol Vlaams enthousiasme, waarin de bezadigde Noord-Nederlander wat meer krities onderscheidingsvermogen (cf. Kloos over Van Puyvelde), wat meer eenheid van samenstelling zou wensen. Maar ondanks die gebreken, een fris, een sympathiek boek.’ Bij Burfs worstelt de criticus met den lofredenaar; spijtig zijn zijne wel eenigszins ongegronde uitvallen tegen de tachtigers. Van hen kunnen de Vlamingen nog steeds dit leeren: ‘dat poëzie, spruitend uit “liefde voor den kerktoren”, echt en duurzaam kan zijn, maar dat daarin nog niet het hoogst bereikbare ligt. De grote kunst van alle eeuwen zocht wijder horizonnen dan van de geboortegouw.’ Uitstekend gedacht en niet minder raak gezegd, b) Gezelle's Loquela: een aantrekkelijk boek, verassend door aardige vondsten, een echte ‘taalschat’, wetenschappelijker dan het werk van menig ‘in het schrijftaalbegrip gevangen geleerde. - J. Koopmans veroordeelt ‘Stamperius' schrijven zonder fouten’, dat een middenweg zoekt tusschen het oude systeem, waarbij men de geijkte schrift-vorm als inductie-materiaal aanneemt en het nieuwe dat uitgaat van de waarneming van den klank. ‘Een scholastiese poging om twee einden aan elkaar te knoopen.’

 

R.V.



illustratie


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • René Verdeyen

  • over Arnoldus Wilhelmus Stellwagen

  • over René Verdeyen

  • over Jozef Vercoullie

  • over Jac. van Ginneken

  • over C.G.N. de Vooys

  • over Etsko Kruisinga