Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuwe Wegen. Jaargang 3 (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuwe Wegen. Jaargang 3
Afbeelding van Nieuwe Wegen. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van Nieuwe Wegen. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.01 MB)

Scans (241.90 MB)

ebook (3.33 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuwe Wegen. Jaargang 3

(1912)– [tijdschrift] Nieuwe wegen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hendrik Conscience en ‘De Vriendschap’ van Roeselare.

In de oorkonden der Roeselaarsche letterlievende maatschappij ‘De Vriendschap’ heb ik eenige brieven gevonden van Conscience, briefwisselend lid van ons genootschap.

Op den gelukwensch hem door ‘De Vriendschap’ gestuurd om zijn benoeming in de Leopoldsorde, antwoordde Hendrik Conscience in dezer voege:

Antwerpen, 17 Juny 1845.

Den Wel Edelen heere Voorzitter der Maetschappy

‘De Vriendschap’ te Rousselaere.

Wel Edele heer Voorzitter,

Ik vervul eenen zoeten pligt van dankbaerheid jegens uwe Maetschappy met UE. te verzoeken aen derzelver Leden myne erkentenis uit te drukken voor voor het deel dat zy zoo welwillend hebben gelieven te nemen in de onderscheiding welke my is te beurt gevallen.

De overtuiging dat myne zwakke doch onafgebroken poogingen my ook de toegevendheid en de vriendschap uwer medeleden hebben aangewonnen, heeft my zeer getroffen, en zal my eene aanmoediging te meer zyn om, door inspanning van alle myne krachten, met UE., naer het vaderlandsche doel te streven en dus doende, misschien ééns uw vereerend bewys weerdig te worden.

Gelief, Wel Edele heer Voorzitter, uwe medeleden myne dankbare groetenis aen te bieden.

Conscience.

Uit het eerste ‘resolutieboek’ der ‘Vriendschap’ schrijf ik het volgende besluit:

‘In de zelve zitting zyn de Heeren Conscience, Greffier der Koninglyke Akademie van Schilder-Beeldhouw-Bouw-en Teekenkunde te Antwerpen, Ridder der Leopoldsorde, Leeraar der Prinsen; Frans Rens, Schryver en Voorzitter der

[pagina 68]
[p. 68]

vereenigde Vlaemsche Genootschappen te Gent; met algemeene stemmen en hevige (sic) toejuichingen als briefwisselende Leden der Maetschappy aenveêrd.

Gedaen in zitting van 25 Januarius 1850’.

In naam van het bestuur liet de dichter J.J. Blieck, eerevoorzitter, aan Conscience de mare van zyn benoeming als briefwisselend lid.

Daarop schreef Conscience den volgenden brief:

Antwerpen, 23 Februarius 1850.

Mynheer en weerde Kunstbroeder,

UE., heeft my vóór eene maend met eenen brief in name der Maetschappy De Vriendschap vereerd. Die brief was ten mynen huize afgegeven, terwyl ik eene korte reize door de Kempen deed; gedurende myne afwezigheid werd hy tusschen myne papieren gelegd en men vergat hem by myne terugkomst te toonen. Gister eerst viel hy my nog gesloten onder de hand. Ik durf hopen dat UE. en uwe achtbare Maetschappy myn lang stilzwygen zult gelieven te verschoonen, dewyl ik er gansch onschuldig van ben.

Zeer vereerd acht ik my door de onderscheidende aendacht uwer Vrienden van Rousselaere ten mynen opzigte; het verheugt my ten hoogste byna elken dag te vernemen dat de liefde tot de Moedertael in het oude Vlaenderen ten allen kante vurig ontbrandt; en voor my is het zeker vleijend, een bewys van Vriendschap te ontvangen van persoonen die, zoo verre van myne woonplaets verwyderd, zich eventwel myner gelieven te gedenken.

Wat het deelnemen in de werkzaemheden uwer Maetschappy betreft, dit zal my uiterst moeijelyk zyn. Alle myne opstellen zyn van langen adem: en, reeds voor dat ik ze atgemaekt heb, bestemd om afzonderlyk te worden gedrukt of in het Taelverbond te worden opgenomen. Nochtans indien ik ééns eene gedachte vonde, die in weinige bladzyden kan worden afgewerkt, zou het my zelven verheugen, dezelve naar Rousselaere te kunnen zenden.

Wees zoo goed, aen uwe achtbare medeleden mynen innigen dank te betuigen.

UE. bidde ik persoonlyk myn gekrabbel te ontschuldigen; ik houde my bezig met het schryven van een nieuw werk en ben uiterst gejaegd om het voort te zetten.

Vriendelyke groet aen UE., en aen onze Kunstbroeders te Rousselaere.

Conscience.

Aen Mynheer Blieck, Notaris te Iseghem.

Uit het ‘resolutie-boek’ van 1857 knip ik het volgende:

‘De Heer Hendrik Conscience, Vlaemsche Letterkundige, door Koninglyk besluit van 6 January 1857 benaemd zynde als Arrondissements-Kommissaris te Kortryk, wordt er besloten dat eenige Leden hem in naem der Maetschappij gullen gaen gelukwenschen over zijne benaming.

Gedaen in zitting van 9 January 1857.’

Waarschijnlijk werd dat besluit bij brieve aan den nieuwen kommissaris aangekondigd.

Conscience zond immers het volgend schrijven.

(zonder dagteekening).

Mynheer en Vriend Desmedt,

Ik haest my. U te laten weten dat ik onmiddelyk naer Antwerpen moet vertrekken, om aldaer tegenwoordig te zyn by den doop van eenen zoon, dien de Heer my heeft geliefd te verleenen.

Daer ik waerschynelyk niet terug zal zyn op Maendag aenstaende, zoo verzoek ik U en Uwe Vrienden, het ontworpen bezoek uit te stellen tot Woensdag of tot den Maendag 2den Maert.

Het spyt my zeer dat dit voorval de betuiging Uwer vriendelyke geneigdheid jegens my moet doen verschuiven.

[pagina 69]
[p. 69]

Aenveerd in afwachting de verzekering myner gevoelens van byzondere hoogachting.

Uw Dienaer en Vriend,

Conscience.

Hieronder deel ik eenige reken mede van het verslag over het bezoek van eenige leden der ‘Vriendschap’ aan Conscience.

‘De Heer Conscience heeft omtrent twee uren en half in gesprek geweest met de Kommissie en haer onder a dere gezegd: dat hy de Maetschappy “De Vriendschap” sedert lang voordeeliglyk kende; dat hij hare poogingen ter bevordering der Vlaemsche Zaek, en wending ten hoogste prees dat hy de uitschryving tot het geven van eenen Vlaemsche Letterkundigen Pryskamp looffelyk vond en goedkeurde; en eindelyk beloofd heeft dat, zoodra zyne bezigheden het hem zullen toelaten, hy op zyne beurt het Genootschap een bezoek zal komen doen.’(verslagb.).

Onze Vlaamsche romanschrijver hield zijn woord.

Op Zondag 20 September 1857, bood ‘De Vriendschap’ den jongen Ferdinand Callebert, winnaar van den tweeden prijs van Rome in de Schilderkunst, een banket aan op het stadhuis: Hendrik Conscience, was er als echte kunstminnaar, aanwezig; bij het nagerecht, bedankte hij ‘De Vriendschap’ om haar gulhartig onthaal, en bewees duidelijk dat onze maatschappij veel kan bijdragen tot het vooruithelpen der Vlaamsche beweging. ‘Luidruchtige toejuichingen en de kreten “Leve Conscience!” volgden op deze redevoering.’ (verslagboek).

Later was Conscience tegenwoordig bij de plechtige prijsuitreiking van den letterkundigen prijskamp, in 't jaar 1858 door ‘De Vriendschap’ uitgeschreven.

Na het banket in 't Stadhuis opgediend, waar Conscience in naam der Vlaamsche schrijvers een heildronk van den Heer Callebert beantwoordde -, vergastte ‘De Vriendschap’ haar bezoekers op een avondfeest, waar de prijzen zouden gegeven worden.

‘De Heer Conscience’ meldt het verslagboek, ‘die de eer had Mevrouw Courtmans te bekroonen, wendde zich tot de aenschouwers, (sic) en deed eene redevoering, byzonderlyk tot de Vrouwen gerigt. Hy handelde over den invloed dien zy, als jonge dochters, als echtgenooten en als moeders, op de samenleving uitoefenen; over hare pligten tot het Vaderland, over de hooge en heilige pligt der moeders om hare kinderen, van de wieg af te vereenzelvigen met alles wat Vlaemsch is, opdat hunne teedere ziel niet ontaaarde, opdat zy geene vreemdelingen in hun eigen land worden; maer echte Vlaemsche burgers, die hunne tael beoefenen, hunne zeden bewaren, en den moed hebben om ze beide te doen eerbiedigen. Hij stelde hun ten voorbeelde Mevrouw Courtmans, die zich niet vergenoegt met als gade en moeder voor de Vlaemsche Zaek gestreden te hebben, maer die zelfs als Weduwe in dien edelen stryd volhardt en eene eereplaats bekleedt in den kring der Vaderlandsche schryvers.

Deze aenspraek, vurige en zielroerende uitboezeming van den begaefden Redenaer, is voorzeker een zyner schoonste triomfen van welsprekendheid; ook werd zy door een daverende handgeklap en herhaelde vreugdegeroep begroet’ (Verslag van 11 April 1858).

Geen wonder dus dat ‘De Vriendschap’ voor de prijsuitreiking van haren tweeden letterkundigen wedstrijd, nogmaals de Vlaamsche aanmoedigingen van Conscience vurig wenschte.

Ongelukkiglijk kon de wensch der ‘Vriendschap’ niet verwezenlijkt worden.

Brussel, den 19 Mei 1870.

Mijnheer en Vriend Horrie,

Het spijt mij grootelijks uwe minzame uitnoodiging niet te kunnen aanvaarden. Zeker, het hadde mij verblijd, eenige aangename uren met U en met

[pagina 70]
[p. 70]

de goede vrienden welke gij mij opnoemt, te mogen slijten; maar den Zondag 22 Mei heb ik sedert lang toegezegd aan leden mijner familie die opzettelijk voor zaken zullen vergaderen.

Gelief mij bij uwe medeleden en bij onze vrienden te verschoonen, en aanvaard met mijne dankbetuiging, de verzekering mijner bijzondere toegenegenheid

Conscience

Bij zijn promotie in de Leopoldsorde zond ‘De Vriendschap’ een brief van gelukwensching naar Conscience.

Hieronderstaand schrijven kreeg zij tot antwoord:

Den Heeren Leden der Letterkundige Maatschappij ‘De Vriendschap’ van Rousselare.

Hooggeachte Heeren,

Ik ben U oprecht dankbaar voor den hartelijken gelukwensch, welken het U geliefd heeft mij toe te sturen ter gelegenheid mijner ben[o]eming tot Gr. Officier der Leopoldsorde; en ik aanvaard dien met blijdschap, als een bewijs uwer vriendelijke gestemdheid jegens eenen ouden strijder voor Vlaanderens eer en taal.

De schets der geschiedenis van Rousselare, door U mij toegezonden, heb ik aandachtig gelezen, en daarin met genoegen bestatigd, dat uwe nijverige stad sedert eeuwen een merkelijk deel heeft genomen in Vlaanderens lijden en strijden, en immer werkzaam is gebleven voor het behoud en de ontwikkeling der Moedertaal en der Kunsten.

Ik druk U, als waarde en beminde landgenooten, de broederhand.

Conscience.

Brussel, 24 Mei 1881.

Aan de nationale betooging ter eere van Conscience, op 25 September 1881, namen verscheidene leden der ‘Vriendschap’ deel, die in de wekelijksche vergaderingen, begeesterd verslag er over gaven.

De dood van Conscience mocht de leden onzer Maatschappij niet onverschillig laten Brieven van rouwbeklag werden naar Mevrouwen Conscience en Marie Antheunis gezonden.

‘De Vriendschap’ ontving volgende bedanking:

Brussel, den 5 Oktober 1883.

Mijne Heeren,

Wij zijn Ued., hoogst dankbaar voor uwe innige deelneming in het pijnlijk en onherstelbaar verlies dat wij ondergaan hebben door het afsterven van onzen dierbaren echgenoot en vader, Hendrik Conscience.

Aanvaardt, Geachte Heeren, de betuiging onzer eerbiedige gevoelens.

Voor de familie,

Marie Antheunis-Conscience.

Den Heeren Voorzitter en Leden der Maatschappij

‘De Vriendschap’ van Rousselare.

Eenige leden, waaronder de Heer Alfons Carlier, bijzondere vriend en groote bewonderaar van Conscience, woonden de begraving bij van onzen nationalen romanschrijver.

Verscheidene wekelijksche zittingen der ‘Vriendschap’ werden aan Conscience's gedachtenis gewijd: Alfons Carlier, ondervoorzitter, las de lijkreden door Jan De Laet en door Schoiers; Zeger Malfait gaf lezing der lijkrede door Burgemeester Dewael uitgesproken enz.

Op voorstel van den Heer Alfons Carlier, teekenen al de leden der ‘Vriendschap’ een verzoekschrift naar het Schepencollegie om een Conscience-straat aan te vragen.

[pagina 71]
[p. 71]

In zitting van 16 November 1883, kondigt de Heer Carlier aan dat het Schepencollege den naam van Conscience heeft gegeven aan de straat uitgaande van het huis van den heer Burgemeester Mahieu tot aan het Statie-gebouw, vroeger vroeger ‘Statiestraat’ genaamd.

De Maatschappij ‘De Vriendschap’ en het ‘Davidsfonds’ hadden besloten op Maandag 3 December 1883, een lijkdienst te laten doen ter nagedachtenis van Conscience. De volgende doodkaart werd aan de bevolking van Roeselare gezonden:

‘De letterkundige Maatschappij ‘De Vriendschap’ en het ‘Davidsfonds’ van Rousselare, verzoeken vriendelijk hunne stadsgenooten den rouwdienst te willen bijwonen, die zal gedaan worden in de St-Michielskerk Maandag 3 December 1883, om 9 uur voormiddag tot rust der ziele van HENDRIK CONSCIENCE, briefwisselend lid der Maatschappij ‘De Vriendschap’ overleden te Elsene-bij-Brussel, den 10 September 1883.

Elke ware Vlaming zal het zich een plicht van erkentenis aanrekenen, deze kristene hulde aan den beroemden schrijver te betuigen.

De kerkzang zal uitgevoerd worden, gedurende de mis door eenige leden van den Jongelingenkring. Na de mis, zal de lijkrede van Conscience uitgesproken worden door den Eerw. Heer De Gryse, doktor in godsgeleerdheid, professor in 't Klein Seminarie alhier.

R. I. P.

‘Deze oproep werd ten volle beantwoord: eene groote menigte volks woonde den lijkdienst bij.

De rouwplechtigheid was treffend, de zang overheerlijk, maar hetgene alles overtrof was de grootsche doctorale lijkrede uitgesproken door den Eerw. Heer De Gryse, die in breede trekken Conscience als kind, burger en schrijver afschetste.

Gedurende meer dan ééne uur hield de spreker de aandacht der aanhouders gespannen, en elk verliet de Kerk onder den zaligsten en zoetsten indruk.’ (verslagb.).

In de rij van Vlaamsche koppen die de wanden der Vriendschap-zaal bekleedt, hangt de beeltenis van Conscience, met zijnen breeden, machtigen schriftklauw onderteekend.

Zijn geheugen blijve immer bewaard in het hart onzer leden, die voor 't eerst, misschien, door 't lezen van het onvergankelijk epos ‘De Leeuw van Vlaanderen’, eeuwige trouw aan 't Vlaamsch ideaal hebben gezworen.

Joseph Verhelst,

Oud-schrijver van ‘De Vriendschap’ Roeselare.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Joseph Verhelst

  • over Hendrik Conscience

  • brief van Hendrik Conscience

  • brief aan Henri Horrie

  • brief van Hendrik Conscience

  • brief van Marie Antheunis-Conscience


datums

  • 17 juni 1845

  • 23 februari 1850

  • 19 mei 1870

  • 24 mei 1881

  • 5 oktober 1883