Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuwe Wegen. Jaargang 4 (1913)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuwe Wegen. Jaargang 4
Afbeelding van Nieuwe Wegen. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van Nieuwe Wegen. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.61 MB)

Scans (260.09 MB)

ebook (3.41 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuwe Wegen. Jaargang 4

(1913)– [tijdschrift] Nieuwe wegen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 144]
[p. 144]

Twee Schetskens.

I Ellende.

Over de bree bane, trakelt een schamel getrek.

Een oud, zeer oud peerd, met bloote plekken op zijn vel, ligt vastgesnoerd tusschen krakende tremiën en stapt onvast voort op de wankelende pooten. Zijn neerhangende kop slingert weg en weer en door de wijd-opengetrokken neusgaten, blaast het, jaagbalgend, zijne moeheid en zijn uitgaande leven.

Een schuddend gedoef, ruttelend en piepend, dokkert achter hem op den weg, en 't waagt, lutselend, op en neer als eene overgroote wieg.

De wielen zinken weg in de diepe karresporen, en bij iedere stoot schokt het kermiskot eendelijk om te breken, en kraken de planken, die in de voegen lutteren, wijl van onder eene roestige asse piept en schreeuwt als genepen, door ongekende pijnen.

Traag, gemeten, als telde hij zijn stappen, tert de kermisvent naast zijnen waggelenden wagen. Een kort uitgedoofd pijpke steekt hem in den mond. Nu en dan snokt hij aan 't leizeel: ‘Ju! lutte! ju...u!! en zijn zware stok dien hij in de hand houdt, dokt hard, met eenen matten klank op de uitspringende knoken van het dier, dat een oogenblikje uit zijne suffigheid opgaat, zijne pooten vasterscherrelt en met vernieuwden moed zich aan 't trekken zet.

Achter aan den wagen steekt een wijf uit alle macht op het berd. Haar hoofd zit in eenen vuilen doek waaruit tressen haar hangen en in het wezen slingeren.

Haar rokken vendelen om haar naakte beenen, en haar bloote voeten prenten voortdurend, met gelijken gang, in de aardkluiten van den weg.

Van achter in 't gelent gaapt een klein vensterke.

Een schuchter kinderkopje, met mat-bleek-wezentje, ligt op het raamke en staart, triestig in de kalme wijdte.

Een droeve trek rimpelt het gezichtje:

- ‘Moedere... 'k heb zoo'n honger...

't Wijf kijkt niet op...

Weer smeekt het, weenend:

- Moedere... mag 'k een stuitje hèn?... moedere?...

Door de stille lucht vloekt ze nu ineens hare leelijke kwaadheid:

- ‘Hou-je smoel, kattejonk; en duikt je tote!...’

De man snokt nog harder, 't peerd trekt onverpoosd, 't wijf ligt weer te steken aan den wagen... alleen het kinderkopje is van voor 't raamke verdwenen... en over de bane trakelt het oud getrek naar 't onbekende...

[pagina 145]
[p. 145]

Hoort ge dat droevig snikken dat binnen uit een kinderkeelke Hokt?...

 

En de zonne schong...

II Langs de Strate.

't Sneeuwt...

Traag, gelijkmatig, voortdurend vallen de vlokken uit de grijsde lucht; wuiven naar omlaag; bedekken de straten met mollig dons...

Hoort!

Eene schreeuwende stem zingt valsch en nijdig het snijdend refrein van een armtierig liedje dat spreekt van trouwen en gelukkig zijn.

Wie heeft er nu nog den moed te zingen van vreugden in 't nare van den winter binst de gure koude nijpt?...

'k Kijke de straat in...

Ginder tenden in 't midden, wandelt traag, voetje voor voetje een armzalig wijf...

Haar naakte voeten steken in verhakkelde schoenen die de sneeuw opzuigen, haar rokken waaien plakkend om haar beenen en haar bovenlijf is bedekt met eene uitgerafelde shawl.

Op haar éénen arm zit bibberend een klein schepseltje in lompen gewikkeld en in de andere hand houdt ze een bundeltje papier.

Ze zingt binst de sneeuw om haar heen dwarrelt.

Langs weerskanten de straat loopt een klein jongetje van deur tot deur. Ge ziet hun lijfje rillen van de koude en ge kunt hunne handen en gezichtjes blauw raden van de guurheid van 't wêer.

Ze dragen elk een busje, voor de centjes en een gesloten korfje voor de boterhammen die ze niet vragen, ze mogen niet, maar die ze aanveerden als men ze hun toesteekt uit... medelijden voor die miserie!...

Ze verkoopen liedjes; ze verkoopen schoone dingen... veel geluk en alle vreugde en ze hebben zelfs niets... Ze zijn de deze die toekijken, die 't lachen zien, 't welk hunne papiertjes bezorgen en... die moeten weenen!...

Arme schepsels!

De vrouwe gaat haar gang, als voorgestuwd; en binst ze voorbij gaat, meen ik een smartkreet te hooren die in haar kele hokt, wijl uitwendig ze vreugde galmen moet...

Daar komt een der jongetjes bij haar aangeloopen.

Het zegt iets... de vrouwe knikt eens ‘ja’... stopt haar zang niet... gaat verder...

Om haar heen is het de koude, de gure koude en de doode winter...

't Sneeuwt...

J.F.L.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken