Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Noord en Zuid. Jaargang 3 (1880)

Informatie terzijde

Titelpagina van Noord en Zuid. Jaargang 3
Afbeelding van Noord en Zuid. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van Noord en Zuid. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.30 MB)

Scans (28.20 MB)

ebook (3.44 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Noord en Zuid. Jaargang 3

(1880)– [tijdschrift] Noord en Zuid–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 49]
[p. 49]

Gelaat.

Naar aanleiding van wat de heer A.M. Bogaerts in N. en Z. Jaarg. I, Afl. 2, zegt over het verschil van beteekenis tusschen de woorden gelaat en aangezicht diene, in verband met hetgeen over deze beide woorden in het Woordenboek voorkomt, nog het volgende betreffende gelaat.

Kil. geeft:

Ghe-laet. Gestus, habitus, vultus, apparitio, ostensio; status, species.

Ghe-laet des aen-sichts. Vultus, os, habitus, frons, animi affectus qui ex fronte perspicitur.

Dus eerst de algemeene, dan de bijzondere beteekenis.

In de eerste beteekenis werd het van personen of in 't algemeen van levende wezens gebruikt voor houding, manieren, gebaren. Men zie bijv. Jan Boendale, Der Leken Spieghel, B. II C. 28, vs. 35 vlgg.:

 
Dander leeuwen, die waren groot,
 
Hielden nederwaert thoot,
 
Ende loofden Gode utermaten
 
Met vriendeliken ghelaten.

Id. ib. vs. 85 vlgg.:

 
Die leeuwen vielen op haer knien,
 
Ende namen oorlof mettien,
 
Niet met woorden mer mit ghelaten.

Id. C. 59, vs. 87 vlgg.:

 
Tander was om dat misbaer,
 
Dat Maria dreef aldaer
 
Met ghelate ende mit gheweene.

B. III, C. 12, vs. 97 vlgg.:

 
Soe hogher es die here,
 
Soe bat betaemt sire ere
 
Beide oetmoet ende mate
 
In woerde ende in ghelate.

Id. C. 4, vs. 475:

 
Mannen van wijfliken ghelate.

Soms ook voor een aangenomen of geveinsd voorkomen; bijv. Dirc Potter, Der Minnen Loep, B. II, vs. 1227 vlgg.:

[pagina 50]
[p. 50]
 
Want Ovidius heeft bescreven:
 
‘Die ghene die in minne leven
 
En connen houden gheen ghelaet.’

Gelaet houden, hier gelijk aan een valschen schijn ophouden, zich goed houden.

Zie verder Hein van Aken, Die Rose, vs. 395 vlg.:

 
Sie sijn helich van gelate
 
Ende vensen (veinzen) hem al met barate (bedrog).

In den zin van pracht, praal, uiterlijk vertoon, vinden wij het bij Vondel, Batav. Gebroeders, vs. 810:

 
Der vorsten maght bestaet
 
In schijn en uiterlijck gelaet.
 
Uitg. Verwijs, blz. 41.

Van zaken wordt het gebruikt in den zin van uiterlijk voorkomen. Bijv. Vondel, Herscheppinge I, vs. 5 vlgg.:

 
Eer aerde, en zee, en baren,
 
En hemel, die het al bespant, geschapen waren,
 
Hadde al de werrelt, en natuur, en 's werrelts staet
 
Een enkel aengezicht, en eenerley gelaet.Ga naar voetnoot1)
 
Vondel, door V. Lennep, XI, blz. 303.

Hier vinden wij door V. beide woorden synoniem gebruikt, als vertaling van 't Lat. vultus.

Verder nog Eneas V vs. 1184:

 
.....ken ick niet den plas,
 
De zachte luymen van de zee, die ons kan wiegen,
 
En met een schoon gelaet slechts toeleght op bedriegen?
 
Vondel, door V.L., VIII blz. 420.

Of in de proza-vertaling:

‘waent ghy, dat ick de zachte luymen der zee,
in haer bedriegelijck gelaet niet ken?’

Om eindelijk nog op het beteekenisverschil tusschen gelaat en aangezicht terug te komen, wijs ik op het Register der Staten-Vertaling, in V. ‘aengesicht eens menschen.’

Daar lezen wij: ‘menigerley gestalte, gelaet, gedaente, gebeerde van des menschen aengesichte, als schoon, glinsterende, schaemachtigh, vriendelick, vrolick enz.

v. N.

voetnoot1)
Het verwondert mij dat Huydecoper in zijn bekende ‘Proeve’ dit vers zonder eenige opmerking is voorbijgegaan.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken