Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Noord en Zuid. Jaargang 5 (1882)

Informatie terzijde

Titelpagina van Noord en Zuid. Jaargang 5
Afbeelding van Noord en Zuid. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van Noord en Zuid. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.80 MB)

Scans (26.05 MB)

ebook (3.30 MB)

XML (1.57 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Noord en Zuid. Jaargang 5

(1882)– [tijdschrift] Noord en Zuid–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 134]
[p. 134]

I. Op St. Galperts nacht geboren zijn.
II. De Morgenstond heeft goud in den mond.

I. Toen mij de eerste spreekwijze toegezonden werd, met de vraag het ontstaan daarvan, zoo mij dit bekend was, in Noord en Zuid te willen verklaren, meende ik aanvankelijk slechts te antwoorden met: ‘zie dr. W.L. van Helten, Proeven van woordverklaring, blz. 48, vgg.’

Bij nader inzicht bedacht ik evenwel, dat dit antwoord zoo onpractisch mogelijk zou zijn, daar niet iedereen kan verondersteld worden bovengenoemd Academisch proefschrift machtig te kunnen worden.

Ik wensch dus te geven, wat ik daar vond.

Eerst echter herinneren we er aan, dat de beteekenis der uitdrukking is ‘voor het ongeluk geboren zijn; onder een ongelukkig gesternte geboren zijn; voor het ongeluk in den wieg gelegd zijn.’

Behalve op vele andere plaatsen vinden we haar in den Sp. Br. van Brederode, vs. 240. Jerolimo ontmoet Robbeknol op zijn weg en neemt hem als zijn page aan; na veel pralende woorden luidt het slot zijner toespraak: ‘'t Is beestachtig als men veel eet en drinkt.’ Robbeknol, die niet van gisteren is, begrijpt er alles van; Jawel, roept hij uit, alweer het oude liedje:

 
‘Ick weet wel met wat voet dat hij hinckt.
 
Ik loof niet of ick ben op sinte Galperts nacht eboren,
 
Dat's drie daghen voor 't ghelock: nou geef icket verloren,
 
De droes die helpt mijn an die gierigerts altijdt.’

Die woorden ‘drie dagen voor 't geluk’ worden ook elders achter het spreekwoord gevoegd.

Dit laatste deed dr. van Helten gissen, dat er verband bestaat tusschen ons spreekwoord en het Hd. ‘er ist in Walpurgis nacht geboren.’

En nu dr. Van Helten: ‘Prof. Simrock, dien ik er over raadpleegde gaf mij de volgende uitlegging. Met Walpurgisnacht begint de bruiloft der goden des jaars, d.i. hemel en aarde huwen met elkaar; en volgens het oude gevoelen neemt dan de zomer een aanvang, zoo men namelijk het jaar in zomer en winter indeelt. Dit bruiloftsfeest duurde soms drie, soms ook twaalf dagen, en eerst na dien tijd rekende men, dat de schoone zomer aanbrak, die voor den gelukkigen tijd des jaars wordt gehouden. De bruiloft dacht men zich als op den Bloksberg plaats hebbende, waar, gelijk men meende, de heksen, die in de plaats der Walkyriën gekomen zijn, de sneeuw wegdansten. Deze verklaring komt mij zeer passend voor. Walpurgisnacht viel, gelijk bekend is, tusschen 30 April en 1 Mei.’

Zonder nog te durven beslissen of St. Galpersnacht en Walpurgisnacht hetzelfde bedoelen, 't geen echter, bij de verbazende verandering, die Mythologische namen in den loop der tijden soms

[pagina 135]
[p. 135]

ondergaan, volstrekt niet onmogelijk zou zijn, wensch ik er alleen nog op te wijzen, dat St. Walburg (Noordsch Valborgs-Aften) de algemeen bekende avond was voor de feestvreugde der heksen. Dan vliegen zij op bezemstokken of driebeenige bokken door de lucht naar den Bloksberg, om daar, op dezelfde wijze als de stervelingen beneden, feest te vieren.

 

II. Ook het tweede spreekwoord schijnt eene herinnering aan de oude Mythologie bewaard te hebben. De beteekenis is modern genoeg en behelst eene aanmaning aan de stedelingen van den nieuweren tijd (vroeger was men aan vroeg opstaan gewoon) om van den dag geen nacht te maken en den vroolijken morgen niet te verslapen. De uitdrukking goud in den mond, ofschoon modern wegens het rijm, klinkt antiek.

Simrock Mythol. denkt aan de gouden tanden van den lichtgod Heimdall en zegt terecht ‘dit attribuut zal eens letterlijk zoo opgevat zijn, evenals de ‘rozenvingeren van Aurora’. Tanden van dieren komen in de Mythologie meermalen voor als 't beeld van 't aanbrekend licht, vooral van den bliksem. Het Wilde zwijn, het beeld van den storm, heet in het Skr. Vajadanta, bliksemtand. Ook de gezaaide drakentanden van de Grieksche sage zijn bliksems. Wat van den bliksem gold kon ook gelden van de eerste stralen der zon, wanneer deze uit de duisternis van den nacht of van achter onweerswolken te voorschijn treedt.

In de jongere Edda staat ook uitdrukkelijk ‘goud in den mond’, niet van Heimdall, maar van de reuzen Thiassi en Idhi, die het goud van vader Ölvaldi zóó verdeelden, dat ieder hunner zijn mond daarvan vol nam. Dat Ölvaldi veel goud bezat, moet eene beteekenis hebben, en dat reuzen ook lichtverschijningen beduiden kunnen, toont ten minste de naam van den reus Abentrôt in de Duitsche heldensagen, waarnaast waarschijnlijk een Morgenrôt stond. In ieder geval bewijst het mann. geslacht van beide appellatieven in het Mhd. eene persoonlijke opvatting van beide verschijnselen.

De mogelijkheid bestaat dus, dat in ons spreekwoord de herinnering aan een reus Morgenrood, kan zijn bewaard, die met zijn goud in den mond wellicht aan den Noordschen Idhi beantwoordde.

Deze mededeeling deed L. Tobler van Zürich aan de Germania. Wij achtten het geschikt om haar, in verband met I, aan de lezers van dit tijdschrift meetedeelen. In ieder geval meenen we aan zulke verklaringen meer te hebben, dan aan eene andere, die vrij algemeen gangbaar is, dat nl. mond hier hand moet beteekenen of liever vingers (men denkt daarbij aan de rozenvingerige Aurora) en dat het alleen om het rijm daarvoor in de plaats zou zijn gezet.

S.N.N.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken