Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Noord en Zuid. Jaargang 9 (1886)

Informatie terzijde

Titelpagina van Noord en Zuid. Jaargang 9
Afbeelding van Noord en Zuid. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van Noord en Zuid. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.32 MB)

Scans (30.65 MB)

ebook (3.41 MB)

XML (1.72 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Noord en Zuid. Jaargang 9

(1886)– [tijdschrift] Noord en Zuid–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 335]
[p. 335]

Meugebet, Pal, Verlangen.

't Is mij een aangename plicht, hier mijn hartelijken dank te betuigen voor de gelegenheid, die mij in dit geacht Tijdschrift wordt aangeboden, om nu en dan door ‘Vragen’ inlichting te erlangen omtrent bezwaren, die zich aan mij voordoen bij de studie onzer taal. Toch moet ik zeggen aangaande de antwoorden, op enkele mijner ‘Vragen’ in N. en Z.: Dankbaar, maar niet voldaan.

Het belge niemand, dat ik thans kom met de vriendelijke vraag: Meer licht.

't Betreft het volgende:

Vraag CXLVII. Wat is de afleiding van Meugebet?

Het antwoord is eene aanhaling uit een opstel van den Heer T. van Lingen, die in Meugebet ziet een comparatiefvorm van Meugeveel (= slokop).

Met deze afleiding kan ik mij niet best vereenigen, daar zij in strijd is met de beteekenis van het woord, die blijkbaar ook bij Beets geen andere is, dan ons gegeven wordt in Oudemans' Woordenboek: Meugebed. Noodhulp, bijlooper.

‘Zou ik nu noodhulp zijn of schamper meugebed.
De kindermoord van Herodes (1645) blz. 26.

Deze beteekenis heeft het woord ook nu nog in Noord-Holland, waar het voortleeft onder de volksklasse. Daar hoort men vaak, dat een jonkman op zijne vraag: ‘Keetje, je zuster Mina mag van avond niet uit; wil jij met me uitgaan?’ tot antwoord krijgt: ‘Ik bedank je, om voor meugebet te spelen’. Ook heeft hij kans ditzelfde antwoord te krijgen op de vraag: ‘Keetje, ik ga van avond met je zuster Mina uit; ga je ook mee?’

De beteekenis is: noodhulp, bijlooper; 't is geen comparatiefvorm van meugeveel. Wie geeft mij de ware afleiding?

CXLIX. Wat is de oorsprong van pal? (in pal staan).

Het antwoord luidt: Volgens Meijer's Woordenschat is pal = vast, onbeweegbaar.’ Dit is voor ieder duidelijk, ook zonder dien ‘Woordenschat.’ Hetgeen er verder volgt vereischt echter wel eenige opheldering: ‘Meijer verwijst voor den oorsprong naar Winschoten's Zeeman.’

Daar velen, zooals ik, niet in het bezit zijn van dien ‘Zeemann’, zou men zeker menigeen verplichten door in N. en Z. dien oorsprong op te geven.

CLI. In vele spraakkunsten worden uitdrukkingen als: in arren moede, in allen gevalle enz. aangehaald als voorbeelden van sterke buiging der bijv. nw.: Waarom noemt men dit sterke buiging?

Men antwoordt hierop met enkele aanhalingen uit Terweij.

[pagina 336]
[p. 336]

Had dit werk mij licht kunnen geven, ik had de vraag niet opgezonden aan N. en Z.

Toch geeft de Heer S. iets, dat ik niet in Terweij gevonden heb, nl.: ‘De sterke Mann. en Onz. datief enkv. eindigden voorheen op e.’

Dit maakt de zaak nog meer verward en ik begrijp niet, hoe de Heer S. kan eindigen met de woorden: ‘wij hopen met dit antwoord te kunnen volstaan.’

Het bezwaar toch voor mij zit hier: Zoowel in de sterke als in de zwakke buiging eindigt het bijv. nw. in den 3en nv. mann. en onz. enkv. op en. Waarom rekent men dan de beide bovengenoemde v.b. als te behooren tot de sterke buiging en niet tot de zwakke?

CVII. Is het w.w. verlangen verwant met het bijv. nw. lang?

Hierop volgen twee antwoorden. Den Heer Th. S. ben ik zeer dankbaar voor zijne heldere uiteenzetting der zaak. Alleen zou ik hem wenschen te vragen: Hoe komt het, dat verlangen en erlangen zoozeer in beteekenis verschillen?

Aanleiding tot die vraag vind ik in zijn schrijven: ‘In verlangen heeft het voorvoegsel ver de waarde van er en schijnt daarvoor in de plaats gesteld te zijn.’

Het antwoord van den Hr. W. Visser voldoet mij minder. Deze schrijft:

‘Ik verlang hem te spreken. Hier is verlangen synoniem met begeeren. Vervangen wij nu dezen zin door: “mijne begeerte strekt zich uit tot het spreken met hem,” dan kan men deze beteekenis aanmerken als eene uitbreiding van de oorspronkelijke, die zich b.v. “tot het zien van hem” zou uitgestrekt hebben. Op zoodanige wijze aangenomen, springt het begrip van lang ook duidelijk in 't oog en is de verwantschap van lang en 't werkwoord verlanvgen duidelijk.’

Het kan liggen aan mijne kortzichtigheid, maar ik zie in deze zoogenaamde verklaring niets dan vooronderstellingen, waarvoor geen enkele wetenschappelijke grond bestaat.

U.

Hn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken