Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Noord en Zuid. Jaargang 12 (1889)

Informatie terzijde

Titelpagina van Noord en Zuid. Jaargang 12
Afbeelding van Noord en Zuid. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van Noord en Zuid. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.06 MB)

Scans (31.78 MB)

ebook (3.45 MB)

XML (1.57 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Noord en Zuid. Jaargang 12

(1889)– [tijdschrift] Noord en Zuid–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 284]
[p. 284]

Nauwkeurig lezen.

Alvorens naar aanleiding van een ander fragment nieuwe vragen te stellen, geven wij, op verzoek, van enkele vragen, op blz. 110-112 voorkomende, de beantwoording.

 

I, 3. Het komisch effect wordt verkregen, doordat eene uitdrukking, gewoonlijk alleen in figuurlijken zin aangewend, hier letterlijk gebruikt wordt. Vroeger zag de wetenschap slechts uit de hoogte neer = ‘vroeger reden de dokters alleen in hooge koetsen rond.’

I, 4. Daar de koetsier onwetenschappelijk was, was hij maar koetsier en geen dokter, en zat hij dus niet in het rijtuig, maar op den bok.

I, 11. De schrijver noemt de sympathie van den jongen man niet verlicht, daar hij blijkbaar het geven bij den weg als onverstandige philanthropie afkeurt.

 

II, 3. Wie in eene groote hoofdstad woont, is onwillekeurig geneigd, op provincialen met zekere ergerlijke deernis neer te zien, alsof het vanzelf sprak, dat deze laatsten, allerlei gelegenheden tot leering en genot dervende, waarvan hij zonder veel inspanning gebruik kan maken, onvermijdelijk in velerlei opzichten bij hem en zijne stadgenooten moeten achterstaan. Zij, wien dit ongepast beklag geldt, maken op hunne beurt zich licht aan de dwaling schuldig, dat het leven der bewoners van groote steden al in niet veel anders dan geld verdienen en pleizier maken opgaat.

II, 5. De fout zit hierin, dat terwijl de bepaling van gesteldheid als zeehandelaar op Ovens betrekking heeft, de gelijksoortige bepaling als grondeigenaar in de lucht hangt; immers Ovens wordt in den zin, waarin deze woorden voorkomen, noch genoemd, noch aangeduid. De fout is op twee manieren te herstellen:

1e. dan als grondeigenaar met hem het geval zou geweest zijn; of

2e. dan hij als grondeigenaar zou gedaan hebben.

II, 8. Zware zuilen zijn door hunne ongemotiveerdheid belachelijk, als zij niets te dragen hebben.

[pagina 285]
[p. 285]

II, 21. Uit de beteekenis van perpetuëel = eeuwigdurend is af te leiden, dat perpetuëelen eene soort van onaflosbare staatsschuld moeten geweest zijn. De bedoeling van de vraag was hoofdzakelijk, te doen uitkomen, hoe eene dergelijke technische uitdrukking bij de lectuur niet dadelijk behoeft af te schrikken, al doorgrondt men haar niet geheel. Dat er hier eene soort van effecten mede bedoeld wordt, is duidelijk en voldoende.

 

IV. We laten thans eenige nieuwe vragen volgen. Uit Potgieters Proza (3e druk), hoofdstuk II van de Zusters, bl. 57 en 58 tot was verknocht.Ga naar voetnoot1)

 

1. Dit is eene bijzonder moeilijke bladzijde uit De Zusters. Voor wij den inhoud beschouwen. noodigen wij onze lezers uit, in de volgende zinnen de spraakkunstige onnauwkeurigheden te verbeteren. Door cursiveering wijzen wij aan, waar de fouten te vinden zijn.

 

a.Hun luchtgestel en hunnen landaard eigen.
b.Maar zoo des ondanks eene herinnering van de woorden van den wijsgeer van Sheen, enz.
c.Hoe wenschte ik, dat ieder rentenier - onder wien Temple de stand verstond, sedert beurtelings als patriciers geëerbiedigd en als aristocraten gevloekt, - enz.
d.Tien tegen een, dat ik daar iets onmogelijks vroeg, voor zooverre de afstammelingen der toenmalige raadsheerlijke geslachten betreft, tenzij ieder zoon van deze eene rijke erfgename had gehuwd.
e.Immers, indien de stichter der Triple Alliantie, door zijne bewondering van De Witt al niet verleid werd tot eene te vleiende schets der magistratuur van dien tijd, allerlei ambtbejag, een meer dan hooglandsch nepotismus, een gewetenloos sinecurisme dreigde de erfzonden eener caste te worden, door geen eerstgeboorterecht voor het smaldeelen dier vermogentjes behoed!
f.Levende in de herinnering van het Gemeenebest, enz.
g.Uit een geslacht gesproten, welks leden elkander sedert eeuwen op de kussens met de drie kruisen pleegden te vervangen, enz.

 

2. Zeg zonder beeldspraak: ‘het mocht Temple niet van het hart, den adel als de specerij te schetsen, die den burgerlijken hutspot kruidt.’ En waaruit blijkt die tegenzin?

Als men het hoofdstuk Of the People in Temple's Observations upon the United Provinces of the NetherlandsGa naar voetnoot2) opslaat, blijkt het, dat die tegenzin niet zoo groot is, als Potgieter het hier doet voorkomen. In plaats van een aequivalent voor het smalende een greintje adel, vindt men bij T. omtrent the Gentlemen or Nobles alleen, dat they are very few in the Province of
[pagina 286]
[p. 286]
Holland, en wel als een gevolg van eene oorzaak, die onzen 17de eeuwschen adel niet tot oneer strekt: ‘most of the Families having been extinguished in the long Wars with Spain.’

3. Kopieën en origineelen. Aan welk gebied zijn deze termen ontleend? Van welke vreemde zeden leverden onze edellieden tijdens de republiek kopiëen?

4. Noem eens deugden, ons klimaat en onzen landaard eigen.

Het oorspronkelijke van de aanhaling, waarop de 3e en 4e vraag betrekking hebben, luidt aldus:
‘They strive to imitate the French, in their Mien, their Cloaths, their Way of Talk, of Eating, of Gallantry or Debauchery; and are, in my Mind, something worse than they would be, by affecting to be better than they need; making sometimes but ill Copies; whereas they might be good Originals, by refining or improving the Customs and Virtues proper to their own Country and Climate.’
Temple verzacht zijn oordeel nog aanmerkelijk, door er aan toe te voegen: ‘They are otherwise an honest, well-natured, friendly and Gentlemanly sort of Men; and acquit themselves generally with Honour and Merit, where their Country employs them.’

5. ‘De wijsgeer van Sheen.’

Temple schreef zijn boek over de Nederlanden - evenals zijne Essays - op zijn landgoed Sheen, bij Richmond. Sheen-house is tegenwoordig de residentie van den graaf van Parijs en het hoofdkwartier der Fransche royalisten.

Door welke omschrijving wordt Temple in het vervolg van het fragment aangewezen? Geef een zestal voorbeelden van dergelijke omschrijvingen. Noem de voornaamste, die in de overzetting van Potgieters Da Costa (zie bl. 170-178) voor Bilderdijk en D.C. gebruikt zijn. Waartoe dienen dergelijke omschrijvingen?

6. Wat roemde Temple in de patriciers dier dagen?

Het origineel van P.'s aanhaling luidt: ‘They content themselves with the Honour of being useful to the Publick, with the Esteem of their Cities or their Country, and with the Ease of their Fortunes; which seldom fails, by the Frugality of their Living, grown universal, by being (I suppose) at first necessary, but since honourable among them.’

7. Waarom acht de schrijver het een onvervulbare wensch, dat alle afstammelingen der voormalige regenten-familiën op hunne voorouders mochten gelijken?

8. Welke ondeugden dreigden onder de patriciers erfzonden te worden?

Nepotismus, van lat. nepos, neef, = de begunstiging van bloedverwanten en vrienden door invloedrijke regeeringspersonen. Hooglandsch; dit
[pagina 287]
[p. 287]
epitheton herinnert aan de vroegere verdeeling der Schotten in de Hooglanden in clans. Het keltische woord clan beteekent eigenlijk nakomelingschap, familie. De leden van een clan beschouwden zich als nakomelingen van een zelfden stamvader; het clanhoofd had eene soort van patriarchaal gezag. Na den opstand der Schotten in 1745 is door de Engelsche regeering aan deze toestanden een einde gemaakt.
Sinecurisme. Eene sinecure (sine = zonder, cura = zorg) is een voordeelig ambt, waaraan weinig of geen bezigheden verbonden zijn. Sinecurisme is alzoo het streven naar dergelijke ambten.

9. Licht de uitdrukking: door geen eerstgeboorterecht voor het smaldeelen harer vermogentjes behoed, een weinig toe.

10. ‘Een andere Temple.’ Wat voor trope is dit?

11. Waarom achtte P. de patriciers zijner dagen eene anomalie? (eig. eene onregelmatigheid, hier: eene onbestaanbaarheid.)

12. Wie worden met keizerlijken degen en koninklijken schepter aangeduid? Wat voor tropen zijn dit.

13. Noem de afkeurenswaardige tegenstellingen op, welke P. in de persoonlijkheid van Van Oudenhove aanwijst.

 

Ten slotte nog eenige vragen van spraakkunstigen aard. Wij geven die op verzoek van een aantal inzenders, doch met de opmerking, dat wij het beantwoorden van zulke vragen alleen nuttig vinden, wanneer het van tijd tot tijd geschiedt, als eene oefening in het snel herkennen van bepaalde grammaticale verschijnselen en als eene praktische toepassing van de door geregelde en gezette studie verkregen spraakkunstige kennis; niet wanneer die studie hoofdzakelijk in het behandelen van dergelijke vragen zou gaan verloopen.

De vragen zijn gesteld naar aanleiding van dezelfde fragmenten uit De Zusters, omtrent welker inhoud de vorige aflevering opgaven bevatte.

 

I. Uit Potgieters Proza, bl. 38-40. (Vgl. bl. 110 van dezen jaargang).

 

1.Wat voor rededeel is een in eene der hoofdgrachten, een van de eerste dier rijtuigen?
2.De koetsier had het nog kunnen doen. Aan welke bijzonderheid van het vnwd. het herinnert dit voorbeeld?
3.In spijt van het schoone stadsgezicht. Welk soort van bijwoordelijke bepaling is dit? Welke voorzetsels kunnen eene dergelijke bepaling meer inleiden?
[pagina 288]
[p. 288]
4.Tot onbedrieglijk teeken, dat het bezoek van den arts bij dien kranke langer placht te duren dan vijf minuten, had de koetsier een roman opgeslagen. Is het voorzetsel tot hier wel juist gebruikt? Welke bijw. bepalingen kunnen met tot beginnen? Wat voor bijzin volgt op teeken? Verklaar de vorming van onbedrieglijk. Waarom wordt het zonder e geschreven? Wat is de onregelmatigheid in placht? Waarom is die onregelmatigheid niet meer te verdrijven?
5.Wij zouden, voortgaande, vertellen, wat de paarden deden. Is wat hier vragend of betrekkelijk vnwd.? Het antwoord motiveeren.
6.Dagen lang viel het te vergoêlijken. Is het gezegde in dezen zin werkwoordelijk of naamwoordelijk?
7.Ontleed in zinnen: Het is waar,...... voor de inspraak der natuur?
8.Als zoude vertroosting van hare lippen der verlatenen niet welkom zijn geweest! Welke fout komt in dezen zin voor? Waarom staat het werkwoord in de voorwaardelijke wijs?

 

II. Uit Potgieters Proza, bl. 49-51. (Vgl. bl. 111 van dezen jaargang).

 

1.Spijt al het schimpen onzer provincialisten op geld en geldzakken, zouden zij het hem zoo goed hebben gedaan, als de Amsterdammers het deden. Wat voor zinsdeelen zijn spijt al het schimpen, - onzer provincialisten - op geld en geldzakken en het tweemaal gespatiëerde het? Is schimpen hier werkwoord of zelfstandig naamwoord? Waaruit blijkt dit? Verklaar de beteekenis van den bijvoeglijken genitief.
2.Schoon ik toegeve. Wat voor uitgang is deze e?
3.De evenaar der publieke opinie wijst u telken dag aan, of ge daalt, of ge rijst. Welke fout? Indien de beide voorwerpszinnen door een voegwoord verbonden werden, welk moest dit dan zijn?
4.Ik spreek niet van het onwillekeurig ter zijde wijken, als hij naderde, van wie zijns gelijken heetten, en die echter eene heimelijke bewustheid hadden, dat zij het niet waren. Ontleed dezen zin in enkelvoudige zinnen. Welk rededeel is onwillekeurig? Wat voor zins- en rededeel zijns? In welken nvl. staat wie?
5.Ik spreek van de drieëerlei soort van makelaars. Wijs de fout aan. Hoe is makelaar gevormd?
6.Laat ons den man..... schetsen. Is het gespatiëerde volgens of tegen den regel? Is laat hier hulpww. of niet?
7....... onlangs de eerste schadelijke te hebben volgeschreven. Tegen welk woord hebt gij bezwaar?
8.Het aandeel, dat hij, geldschietende aan de volharding nam. Waarom wordt hier het lidwoord de gebruikt, zonder dat er eene bepaling op het zelfstandig nwd. volgt?

 

C.H. den Hertog.

voetnoot1)
Bl. 81-83 van den 6en druk.
voetnoot2)
8e dr. Edinburgh, 1747.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De werken. Deel 1. Proza 1837-1845. Eerste deel

  • over De werken. Deel 2. Proza 1837-1845. Tweede deel


auteurs

  • C.H. den Hertog