Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Noord en Zuid. Jaargang 15 (1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van Noord en Zuid. Jaargang 15
Afbeelding van Noord en Zuid. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Noord en Zuid. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.91 MB)

Scans (27.92 MB)

ebook (3.39 MB)

XML (1.49 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Noord en Zuid. Jaargang 15

(1892)– [tijdschrift] Noord en Zuid–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 175]
[p. 175]

Nauwkeurig lezen.

XI.

(Uit Potgieters Proza (3e dr.): Het Rijksmuseum. Van bl. 317: ‘Welk een oogenblik!’ tot bl. 318: ‘de rustelooze hijgt naar rust.’)

Dit is de schitterende bladzijde uit de inleiding van het Rijksmuseum, waar Potgieter de schilderij beschrijft, die hij in het voorportaal had willen zien. Die schilderij zou het verleden, het heden, het toekomende bij gelegenheid van Karel den Vijfden's afstand in beeld hebben moeten brengen: Maria van Hongarije als vertegenwoordigster van het verleden, Oranje en Granvelle als representanten van de toekomst, Karel V zelf als de zuiverste belichaming van den indruk van het oogenblik: zijn afstand eene nieuwe illustratie der verzuchting van den Prediker: ‘ijdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid!’ Alzoo ook het streven van een veel bevoorrecht monarch naar de heerschappij over de wereld.

1. Hoe motiveert de schrijver, waarom dat streven vanzelfsprekend was. Van welke stijlfiguur maakt hij daarbij gebruik.

Bij de voordracht van den zin: ‘Een spelend jongsken, enz.’ moeten de woorden jongsken, Asturiën, knaap, Navarre, koning, ondergaat, twintigjarige, Duitschland alle op een gelijken zwevenden toon gelezen worden, die voorbereidt op het met klem uitgesproken slot: ‘Ziedaar Karel V!’

2. Waarom mocht Karel V zich te meer met de hoop op de wereldheerschappij vleien, naarmate er meer voor de bereiking van dit doel vereischt wordt. Voor welke individuen is het in het algemeen waar, dat de kansen op slagen vermeerderen, naarmate de moeilijkheden toenemen. En hoe is dit te verklaren?

[pagina 176]
[p. 176]

3. Aan welk drietal voorwaarden moest voldaan worden om het doel te bereiken? En hoe toont de schrijver aan, dat Karel aan al deze voorwaarden beantwoordde? Geef daarbij de noodige historische toelichtingen omtrent Frederik den Wijzen, Wolsey, den slag bij Pavia en de gevangenneming van Frans I, de plundering van Rome en de dubbele kroon.

Voor de voordracht van het hier bedoelde gedeelte moet op de symmetrie der drie volzinnen gelet worden:
‘Het ware dwaasheid geweest, er zich mede te vleien, tenzij men doorluchtigen rang aan uitgebreide macht huwde, - en de vorst, dien zijne eeuw den wijzen noemde, had om afkomst en gebied zijn jeugdig hoofd aangewezen, als het waardigste van alle voor Karel den Grooten's diadeem.
Onuitvoerbaar mocht die taak heeten, tenzij voor het schranderste beleid, - en hij, de nieuweling in de staatkunde, hij was behendig genoeg, om Wolsey te verschalken; hij was voorzichtig genoeg, om de hand niet aan Luther te slaan.
Voorbeeldeloos krijgsgeluk scheen de onontbeerlijke borg ter vervulling van dat verlangen. ‘Tout est perdu, fors l'honneur!’ schreef zijn mededinger op het slagveld van Pavia, en zuchtte die woorden in de gevangenis te Madrid over; - des keizers christelijk leger plunderde Rome en des ondanks zette de heilige Vader hem de dubbele kroon op het hoofd.
Die symmetrie moet door de voordracht uitkomen: de klein kapitaal gedrukte zinnen met nadruk opsommend, de gecursiveerde overredend betoogend.
Lees deze betoogende zinnen ook eens als oratorische vragen, bv.: Maar had niet de vorst, enz.

4. Geef de thans volgende conclusie: ‘Als de schaduw zich grijpen liet, de wereld ware vijfden Karel's voetschabel geworden,’ zonder beeldspraak weer.

5. Hoe stelt de schrijver de nochtans gebleken ijdelheid dier verwachting in het licht?

Bij de voordracht lette men op den climax in de klemtonen: ‘Dertig jaren lang heeft hij er sinds dien oogenblik voor gewaakt, voor gezorgd, voor gevreesd, voor geoorloogd, om gebeden misschien, onloochenbaar er voor geboet.
In den volgenden zin moeten sterke klemtonen vallen op: koen, lang, snel, en echter, en toch.

6. Waarom verwenschen die slapen de aanslagen, die zij broedden?

7. Waarom was voor Karel V de heugenis aan de dagen zijner kracht verbitterend? Geef ook de noodige historische toelichting bij deze herinnering aan 1535 en 1547.

Fraai is hier weer de symmetrie der antithese, gelijk die uitkomt in de door gelijksoortigen letterdruk aangewezen onderdeelen:
[pagina 177]
[p. 177]
Schitterend omzweefdet gij hem, toen de banier des kruises zich voor de zonne van Afrika schaamde; Tunis mocht wee roepen over Europa, om den gruwel, aan weerloozen gepleegd, - hij, de christenkeizer, had tienduizend christenslaven verlost; wie onder de monarchen der aarde was hem gelijk? -
Schaterend vervolgdet gij hem, toen de storm de toortsen bluschte, ter vlucht uit Innsprück ontstoken; schoon hij kermde in zijn draagstoel, Maurits van Saksen joeg hem in hollen nacht de Alpen over; - hij, de schranderste staatsman des tijds, was door zijn leerling vergauwd; - zucht naar wereldheerschappij, welke marteling, die bij de uwe haalt?

8. Hoe wordt die marteling door een climax van offers en een daartegen overstaand allertreurigst resultaat nader aangewezen?

9. ‘Een klooster voor dezen zesenvijftigjarige.’ Waarom moet op dezen een zware klemtoon vallen?

10. Wijs de tegenstellingen in hetgeen volgt aan: ‘een rozenkrans voor de hand, die den keizerstaf droeg; - ‘ijdelheid der ijdelheden - de rustelooze hijgt naar rust!

Bij de voordracht achter rustelooze ademhalen, en hijgt wat rekken.

 

* * *

 

1. Benoem de volgende gecursiveerde bijzinnen:

Koning van zoovele rijken, dat de zon in zijn gebied niet ondergaat.
Als de toekomst voor hem nog iets in den schoot droeg, wat anders kon het zijn dan de wereldheerschappij?
Hoe zeldzamer vereeniging van krachten er toe vereischt werd, hoe fierder zijne hoop steigeren mocht.
Het ware dwaasheid geweest, er zich mede te vleien, tenzij men doorluchtigen rang aan uitgebreide macht huwde. (Is de onv. verl. tijd hier correct?)
Onuitvoerbaar mocht die taak heeten, tenzij voor het schranderste beleid. (Welk voegwoord zou hier duidelijker dan tenzij de functie van den zin uitdrukken?)
Hij was behendig genoeg, om Wolsey te verschalken; hij was voorzichtig genoeg, om de hand niet aan Luther te slaan.
Alles wat hem overblijft van de dagen zijner kracht, wat is het dan uw verbitterende heugenis.

2. Ontwikkel de beknopte bijzinnen tot gewone bijzinnen en vul de onvolkomen bijzinnen aan.

3. Waarom is het verdedigbaar, dat jongsken, knaap, zestienjarige en twintigjarige in den nominatief voorkomen?

4. Welke redenen zijn er, om wien zijne eeuw den wijze noemde te veranderen in: dien zijne eeuw den wijzen noemde?

5. Als het waardigste van alle. Waarom waardigste? Geef

[pagina 178]
[p. 178]

een zin, waarin de superlatiefvorm het waardigst als bijv. naamw. op zijne plaats is.

6. Benoem de volgende zinsdeelen en beschrijf hun vorm (opgave der woordsoort en waar noodig van den naamval):

Des nachts droomde hij er van. - Den wijzen. - Om afkomst en gebied. - Voor Karel den Grooten's diadeem. - Voor het schranderste beleid. - Des ondanks. - Voor de zonne van Afrika. - De Alpen over.

7. Benoem de volgende genitieven naar hunne beteekenis:

Prins der Asturiën. - Wat anders. - Karel den Grooten's diadeem. - IJdelheid der ijdelheden. - De dagen zijner kracht. - De monarchen der aarde. - De schranderste staatsman zijns tijds. - Geneugten des levens. - Gezondheid des lichaams.

8. Licht de vorming toe der volgende woorden:

Erfgenaam, nieuweling, verschalken, voetschabel, kwalijk, verlossen, ontsteken en vergauwen.

C.H. den Hertog.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De werken. Deel 1. Proza 1837-1845. Eerste deel

  • over De werken. Deel 2. Proza 1837-1845. Tweede deel


auteurs

  • C.H. den Hertog


taalkunde

  • Zinnen (syntaxis)