Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Noord en Zuid. Jaargang 21 (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Noord en Zuid. Jaargang 21
Afbeelding van Noord en Zuid. Jaargang 21Toon afbeelding van titelpagina van Noord en Zuid. Jaargang 21

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.51 MB)

Scans (29.34 MB)

ebook (4.52 MB)

XML (1.55 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Noord en Zuid. Jaargang 21

(1898)– [tijdschrift] Noord en Zuid–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 160]
[p. 160]

Bijbelsche citaten.

Veel meer dan men denkt is de taal des Bijbels in de taal van den dagelijkschen omgang opgenomen en er behoort eenig geduld toe, met behulp van Trommius de zekerheid te krijgen, dat deze of gene uitdrukking aan den Bijbel ontleend is, waarna de tekst moet worden nageslagen, om te kunnen vaststellen in welk verband die voorkomt.

We wenschen onzen lezers een deel van die moeite te besparen, door aan de meest voorkomende uitdrukkingen van dien aard er telkens eenige te verklaren.

Zijn zwaard om de lendenen gorden, d.i. zich strijdvaardig maken, naar Neh. IV: 18, Ps. XLV: 4,

De lendenen omgord, de kaarsen brandend! Opwekking om wakker te zyn en zich werkzaam te betoonen. Ontleend aan Luk. XII: 35, waar het met het oog op de onzekere toekomst des Heeren wordt gezegd. Vgl. vs. 37.

Muggenzifter, naar Matth. XXIII: 24: mug uitzuigen. Het bedrijf der Farizeeën, die de kleinste mug uit hun drank verwijderden uit vrees voor Levitische onreinheid. Fig. kleingeestige vitter. Vgl. Haarklover.

Daar zit Mozes, daar is geld, zinspeling op moos, dat in hebr. geld beteekent.

Hij ziet er uit als een gehoornde Mozes, zijn gelaat straalt van vreugde. Op grond eener onjuiste opvatting en vertolking in de Vulgata van Ex. XXXIV: 29, 35: facies cornuta (gehoornd aangezicht); - de Statenvert. heeft zeer juist: ‘het vel zijns aangezichts glinsterde’; - heeft men weleer Mozes afgebeeld met een of twee horens op 't hoofd, omdat bij het afstijgen van den berg Sinai (den berg der wetgeving) het vel van het aangezicht des Godsmans hoornde (hebr. karan, van kèren = horen), d.w.z. blonk, glinsterde gelijk de gehoornde of wassende maan (vgl. 2 Kor. III: 7. Vergelijkt de Arabier den glans der opgaande zon, hare eerste uitschietende stralen, met de horens van een hert; het onderscheidingsteeken van een of twee glanzige horens verzinbeeldde bij onze voorvaderen glansrijke overwinningskracht.

[pagina 161]
[p. 161]

Zij hebben Mozes en de profeten, volgens Luk. XVI beteekent dit: Zij hebben al wat tot hunne terechtbrenging en zaligheid noodig is. Spottenderwijs wordt de uitdrukking gebruikt voor: zij hebben alles, wat zij maar wenschen kunnen; met toespeling van Mozes op moos, dat hebr. geld beteekent.

Zoo zachtmoedig als Mozes, Num. XII: 3. Ironisch in den volksmond van een Jan Goedbloed.

Mozes had ook maar éen oog, Mozes kon ook niet alles zien; zelfs aan zijne opmerkzaamheid ontsnapte wel eens iets, evengoed als aan die van ieder ander (alledaagsch) mensch. Met terugslag op Mozes' woord tot zijn schoonvader (Num. X: 31): ‘Gij zult ons tot oogen zijn’ (= wij zullen door uwe oogen zien), en misschien ter wille van de omstandigheid, dat in het woord Mozes slechts eene letter o (= een oog) voorkomt.

Een dorschenden os zult gij niet muilbanden, uit Deut. XXV: 4; 1 Kor. IX: 9; 1 Tim. 5:18, ontleend aan de gewoonte der Oosterlingen om het koren uit te dorschen met de hoeven der runderen; als men de dieren onder dit werk muilbandt, belet men hun, iets van dat koren te genieten. Gebezigd door Paulus omtrent de zorg voor het onderhoud van leeraars. In 't algemeen, ter aanbeveling, om voor het behoorlijk onderhoud der dienstboden zorg te dragen.

Een neus als de toren van Libanon. Hoogl. VII: 4. Hierbij wordt gedacht aan een toren, dien Salomo bij een lusthof had doen bouwen in 't gebergte van Libanon. De neus, met dien toren vergeleken, moet niet plat, stomp noch rood zijn, maar rechtlijnig, goed vooruitstekend en helder blank, in 't kort tot sieraad van 't geheele gelaat verstrekken. Het geheel is een zinspeling op de schoonheid, waardoor het Israëlitische meisje, de hoofdpersoon van het Hooglied, zich onderscheidde.

Niet ieder schip, dat van Tarsis uitzeilt, zal het goud van Ophir thuis brengen, niet elk middel dat men beproeft of aanwendt, al is 't ook nog zoo deugdelijk, zal doel treffen. Alle hout is geen timmerhout. Toespeling op 1 Kon. X: 22, enz.

Een hoogmoedige of vermetele Nebukadnezar. De profeet Daniël zegt, dat Nebukadnezar op het koninklijk paleis van Babel wandelde en zeide: ‘Is dit niet het groote Babel, dat ik gebouwd heb tot een huis des koninkrijks, door de sterkte

[pagina 162]
[p. 162]

mijner macht en ter eere mijner heerlijkheid! En tezelfder ure werd hij van de menschen verstooten en hij at gras als de ossen, en zijn lichaam werd van de dauw des hemels natgemaakt, totdat zijn haar wies als der arenden (vederen) en zijne nagels als der vogelen’ (IV: 29-33).

Het is Nahum II: 4 gezegd van exercitiën der schutterij, die ongeregeld gaan, en in 't algemeen van verwarde optochten. Nahum II: 4 leest men: zij (nml. de zeiswagens) loepen door elkander henen als de bliksem(en).

Het is een kind van Naboth zegt men van iemand, die iets, waarop hij zwak heeft, niet tegen ruime vergoeding aan een ander wil afstaan. Naboth wilde het erfdeel zijner vaderen niet aan Achab afstaan noch voor een beteren akker, noch voor geld. (1 Kon. XXI: 1 en verv.). In 't kort beteekent de spreekwijs: hij is een stijfhoofdige dwaas.

Hij is door 't oog van een naald gekropen. Matth. XIX: 24. Spreekwijze ook in Koran en Talmud te vinden; om aan te duiden, dat men slechts met de grootste inspanning iets bereikt of verkregen heeft, of bij een ziekte ternauwernood aan den dood ontkomen is.

Nalezing mag (of moet) niet beter zijn dan de oogst, de rest mag (of moet) niet betev zijn dan de hoofdzaak. Nalezing = naöogst van den wijnbouw. Vgl. Richt. VIII: 2 en Jez. XXIV: 13.

Van de Bibliotheek van Middelnederlandsche Letterkunde verschenen de 58e en de 59e aflevering. De eerste bevat het eerste gedeelte van Dr. A. van Berkum, Parthenopeus van Bloys, zijnde 86 bladz. inleiding vol verpletterende geleerdheid, het resultaat van hoogst ernstige studie, maar afschrikwekkend voor ieder, die, geloof slaande aan de lofredenen door Jonckbloet, de Vries, te Winkel e.a. op den rijkdom der mnl. poëzie, er aan zoude denken, in dezen lusthof te gast te gaan. De andere afl. bevat het derde gedeelte van Maerlant's Strophische Gedichten, bewerkt door Dr. Joh. Franck en Dr. J. Verdam, waarvan het slot als aanstaande wordt aangekondigd. Met niet te overtreffen nauwlettendheid is hier bijeengebracht, wat sedert jaar en dag over deze teksten bekend werd, een hoogst dankbaar te ontvangen glossarium loopende tot singhen sluit deze afl. Ook hier soms ijzingwekkende geleerdheid, maar ook heel veel verstandige leering.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken