Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Noord en Zuid. Jaargang 21 (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Noord en Zuid. Jaargang 21
Afbeelding van Noord en Zuid. Jaargang 21Toon afbeelding van titelpagina van Noord en Zuid. Jaargang 21

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.51 MB)

Scans (29.34 MB)

ebook (4.52 MB)

XML (1.55 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Noord en Zuid. Jaargang 21

(1898)– [tijdschrift] Noord en Zuid–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 409]
[p. 409]

Boekbeoordeeling.

Het Nederlandsch Kluchtspel in de 17e eeuw. Door P.H. van Moerkerken. Sneek. J.P. van Druten.

Sommigen maken groot geschreeuw en veel reclame en leveren òf bijna geen werk, òf werk dat ook ieder ander kon leveren; anderen gaan stil huns weegs, terwijl nog anderen reclame voor hen maken, ze leveren werk, dat zij genoegen hebben te maken, waaraan slechts enkelen wat hebben en waarvan een andere dr. Johnson zou getuigen: moeielijk is dat werk, heel moeielijk, ik wou, dat het onmogelijk was.

Anders doet de schrijver van het boek, waarvan wij boven den titel opschreven. Nooit heeft hij ‘voor zich doen trompetten langs de straten’ maar dertig jaar lang, (zijn eigen leeftijd, bedraagt bijna het dubbele) werkt hij onverpoosd en verrast ons zoo nu en dan met een arbeid, steeds van practisch nut en wetenschappelijke waarde, vrucht van veel studie en onderzoek, maar waaraan men den arbeid niet merkt, die niet naar de lamp riekt.

Zoo bezorgt hij ons een aangenaam Paaschgeschenk, in den vorm der afl. 1 en 2 van ‘Het Kluchtspel der 17e eeuw’, dat vier en zeventig kluchtspelen zal behandelen, zóó, dat de inhoud der niet afgedrukte deelen in enkele regels wordt naverteld.

De uitgaaf dezer kluchten opent een rijke bron van studie en van eene studie, welke zeker in allerlei opzicht hare aantrekkelijke zijde heeft, daar de lectuur doorgaans zeer amusant is. Van Vloten's Kluchtspel geeft alleen fragmenten, zonder eenigen samenhang, ook ontbreekt een schikking naar tijdsorde, zoodat van voor- of achteruitgang niets blijkt. Het oudste door v. M. behandelde stuk is van 1613, het jongste van 1697. Welk zorgzaam en tijdroovend onderzoek aan deze uitgave voorafging, blijkt wel uit de allerbelangrijkste inleiding, waarin ook op het belang en het nut dezer uitgave wordt gewezen. Onder verwijzing naar dr. G. Kalff's prachtig boek Literatuur en Tooneel in Amsterdam herinnert hij ook aan Potgieter's woorden: ‘de geschiedenis der letterkunde is de geschiedenis van de maatschappelijke, zedelijke en verstandelijke ontwikkeling des volks’ en daarin moet het kluchtspel der 17e eeuw ten onzent natuurlijk eene belangrijke plaats innemen. Daarop moesten zij die Nederlandsche literatuurgeschiedenîs onderwijzen, gaan werken, maar de meesten doen dat niet. Het meerendeel van hen, aan wie de verheven taak is toebetrouwd, de leerlingen onzer Gymnasiën en Hoogere Burgerscholen de ontwikkelingsgeschiedenis van ons volk te leeren kennen, geven allerlei namen en titels, allerlei onbeduidende levensbijzonderheden, maar het wezen van den auteur en het karakter van zijn tijd doorgronden ze niet, kennen ze niet en hunne leerlingen zijn gedoemd zich de ellendige catalogus-wijsheid in het hoofd te drijven, waardoor dit onderwijs hun een walg wordt.

Een boek als dat van Kalff en dit van Van Moerkerken kan er veel toe bijdragen, dat er verandering ten goede komt. Het blijspel is ten allen

[pagina 410]
[p. 410]

tijde een spiegel der zeden geweest en uit het blijspel en de klucht beter dan uit de meest geleerde verhandelingen leert men de zeden, de gebruiken, de denkwijs en in 't kort het geheele karakter des volks kennen. Daartoe is dit boek onmisbaar. Maar ook de taal der 17e eeuw leert men best uit het kluchtspel en hoogst belangrijk is de bijdrage tot de kennis der taal, welke men uit dit boek put. Immers behalve aanteekeningen van allerlei aard, ook belangrijk voor vergel. literatuurgeschiedenis, voegt de schr. hieraan toe een alphabetische woordenlijst, die belooft, ons zeer veel te geven. Dit blijkt daaruit, dat de schr. reeds thans bij elk stuk de moeielijkste woorden op den omslag verklaart, welke later in de lijst worden opgenomen. We hopen, dat in de woordenlijst ook zooveel mogelijk de oorsprong der gezegden zal worden opgegeven; zoo bijv. waarom ‘een arme sukkel’ genoemd wordt een van deus aes of waarom met oenes kolfkroonen (waarbij oene = gek) beteekent ‘cocu maken’. Aan teekenachtige uitdrukkingen ontbreekt het hier niet bijv. van Delft tot Leyen krijghen = gegeeseld worden’ uit den aes sack spelen = goochelen, wat de Vlaamsche uitdrukking aassak doen voor bedriegen of valsch spelen, gereedelijk verklaart. We vinden hier eunjer = schalksch, verklaard: we denken aan den Baeto en de woorden van Penta

- Zelv' eunjer koom' ik hier om eunjer raadt t'aanhooren.

waarin het dezelfde beteekenis heeft, die 't nog in 't Friesch heeft toovenaarster of heks.

Dat vreemde woorden als trevis (twaalfjarig bestand) tresoor, truy (zeug) en derg. ook in de klucht voorkomen, geeft te denken; dat we hier weer ondersieltje ontmoeten in de beteekenis van borstrokje, wat het nog in Zuid-Afrika beteekent, bewijst voor het karakter der taal in Z.-Afr. terwijl de afwijkingen in verbuiging, vervoeging en constructie ons belangrijke verschijnselen vertoonen. We wenschen dit boek in veler handen en twijfelen niet, of ernstige menschen zullen erkennen, dat we alleszins gerechtigd waren hunne aandacht voor dit boek te vragen.

De Beer.

 

Plaatsgebrek noodzaakte ons, dit art. tot een later no. uit te stellen en intusschen plaatst dr. Stoett in de Spectator van 14 Mei een artikel, waarin op hoogst ongunstige wijze over deze uitgave wordt gesproken. De bewerker van ons overzicht van de nos. van de Spectator neemt er 't een en ander van over. De bezwaren van dr. Stoett, die zeer speciale studie van de letteren der 17e eenw heeft gemaakt, komen in hoofdzaak op het volgende neer, waarbij niet aan een betrekkelijk min kostbare uitgave, maar aan een groote uitgave moet gedacht worden, die inderdaad aan de hoogste eischen der wetenschap voldoet: 1o. de stukken hadden in hun geheel moeten zijn afgedrukt (in dat geval had de uitgave eenvondig achterwege moeten blijven om den grooten omvang); 2e de uitgave had moeten geschieden, naar de beste oorspronkelijke teksten; 3e de verklaring der woorden en uitdrukkingen is onvolledig en onvoldoende.

[pagina 411]
[p. 411]

De Spectator heeft even als de Gids de onhebbelijkheid, geen antikritiek te plaatsen, een geheel onverdedigbaar recht, wat de wet al lang aan alle periodieken moest hebben benomen. Gelukkig vond V.M. gastvrijheid bij het weekblad de Amsterdammer van 5 Juni en toont hij daarin aan, dat hij inderdaad op 822 regels, 29 afwijkingen van den goeden tekst heeft, maar meerendeels kleinigheden in de spelling en dat hij wèl naar den ouden tekst heeft gewerkt; verder dat van de zestien als verkeerd genoemde verklaringen, het verschil bij zes zeer klein is; de tien andere zouden òf min of meer verdedigbaar zijn, òf in den zin ook wel passen.

We hebben intusschen weer twee afl. ontvangen en twijfelen niet of de 2e aanmerking zal vervallen, daar het in de eerste plaats Breeroo en ook Coster betrof; verder wachten wij het Glossarium af, in de hoop, dat daarbij ook de 3e aanmerking zal vervallen. De kritiek van dr. Stoett is stellig niet geheel ongegrond, vooral wat de woordverklaring betreft, we vleien ons, dat ze in allen gevalle den bewerker dezer welkome uitgave tot grooter voorzichtigheid zal hebben aangespoord.

Dr. H.C.M. Moquette, Over de Romans van Wolff en Deken, beschouwd in verband met de romantische scheppingen van Richardson. Rotterdam, D. Van Syn en Zoon 1898.

Met bijzondere erkentelijkheid ontving ik dit ‘proefschrift’ waarop de tweede vrouw tot ‘Doctor in de Nederlandsche letterkunde’ werd bevorderd. Gelijk dr. Nijland aan de strenge en droge studie der letteren of letters ook eene studie paarde van hooger dichterlijke waarde, zoo heeft ook dr. Moquette wel in een achttiental stellingen, die ieder voor zich eene studie waard zijn, getoond, al den ernst der linguistiek te begrijpen en den arbeid daartoe gevorderd niet te hebben gering geschat, maar overigens getuigt haar arbeid ook weer van eene andere studie, op een veld, dat ten onzent nog bijna braak ligt, dat der vergelijkende literatuur.

Nadat er voor omstreeks twintig jaar aan het bewierooken van Anna en Maria Tesselschade schier geen einde kwam, is men daarna op nog meer overdreven wijze reukofferen gaan branden voor Wolff en Deken. Van Roemer Visschers dochters, getuigt dr. Moquette terecht, dat zij ‘de plaats, die zij in de geschiedenis onzer letterkunde innemen, meer verschuldigd zijn aan haar geheele persoonlijkheid, dan aan haar gedichten’ en van Wolff en Deken kan men getuigen, dat zij heel wat meer geprezen dan gelezen zijn en dat wel blijkt, dat zeer geleerde en hooggeleerde heeren veel brieven of fragmenten van brieven van en over haar hebben gelezen, maar dat het bewijs nog geleverd moet worden, dat een van die allen alle of de meeste der werken dier veel geprezen schrijfsters had gelezen en van die Nederlandsche en buitenlandsche auteurs, die invloed op haar konden geoefend hebben. Uit mijn jeugd herinnerde ik mij de romans, maar toen ik in 1891 voor het eerst een harer grootere gedichten las, - Vrouw Snaversnel - bleek mij, gelijk ik in dit tijdschrift XIV. 190 en vg. duidelijk aantoonde, dat de oorspronkelijkheid en de letterkundige eerlijkheid van Wolff - Bekker wel iets te wenschen overliet; waar zij zegt Percy te vertalen, vertaalt zij Bürger; waar zij Addison zegt te citeeren

[pagina 412]
[p. 412]

schrijft zij een citaat van Addison uit Percy over met de druk- (of schrijf-) fout er bij. Zelfs de naam Snaversnel behoeft niet oorspronkelijk van haar te zijn, hoogstwaarschijnlijk kende zij dien uit Starter's Klucht van Jan Soetekau in 1627 verschenen en o.a. in 1735 herdrukt.

De eerste wetenschappelijke studie over de dames Wolff en Deken hebben we thans voor ons en het is geen geringe lof, te getuigen, dat de Schr. een eenvoudigen titel geeft en daaronder alles wat verlangd mag worden en ook niets meer. Uit dezen arbeid blijkt dan 1o, dat Richardson's Pamela van geen rechtstreekschen invloed op deze romans is geweest, dat daarentegen de belangrijkste episoden, zeer vele bijzonderheden en een groot deel van den tekst ontleend zijn aan Clarissa Harlowe en Charles Grandison van denzelfden schrijver, gelijk dr. Moquette niet nalaat overtuigend te bewijzen. Daar Aagje geen Engelsch kende en de vriendinnen elkaar voorlazen, heeft zij dien uit de vertaling van Stinstra moeten kennen. Maar de hier geciteerde Engelsche tekst toont allerduidelijkst, hoeveel in Willem Leevend aan Cl. Harlowe is ontleend en hoeveel meer daaraan werd ontleend voor Cornelia Wildschut.

Het zou ons te ver voeren, in bijzonderheden na te gaan, wat dr. M. verder mededeelt, alleen zij hier met nadruk gewezen op de omstandigheid, dat hier ook kritiek wordt gegeven. Bij de groote verandering, die onze levens- en wereldbeschouwing in de laatste honderd jaar heeft ondergaan, moet het den meest achteloozen lezer toch treffen, dat zij, die in de laatste jaren zooveel papier aan Wolff en Deken hebben gewijd, alleen lofredenen hebben geschreven, maar zich zorgvuldig hebben gewacht, te wijzen op de onnatuur en den wansmaak, die thans uit die werken spreekt, voor hun tijd waren het, zoo al niet oorspronkelijke, toch hoogst verdienstelijke werken; voor onzen tijd is daarop zeer veel af te dingen, zoowel als op het karakter der meest geprezene van de twee. Dat daarop door geen der lofredenaars werd gewezen, bevestigt de meening, dat aan dien lof geen ernstige studie is voorafgegaan

We zijn dr. M. dankbaar voor dezen arbeid en hopen, dat van haar nog veel verkregen wordt op 't gebied van vergelijkende literatuur en literatuurgeschiedenis zoowel als op dat van historische literaire kritiek, een deel van den arbeid onzer philologen, waarvoor nog bijna alles gedaan moet worden.

De Beer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Het Nederlandsch kluchtspel in de 17de eeuw

  • over Over de romans van Wolff en Deken beschouwd in verband met de romantische scheppingen van Richardson


auteurs

  • Taco H. de Beer