Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Noordnederlandse Historiebijbel (1998)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.02 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Editeur

Marinus K.A. van den Berg



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Noordnederlandse Historiebijbel

(1998)–Anoniem Noordnederlandse Historiebijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

30 capittel

Ende die wijl dat David uut was, so quamen die van Amelech ende wonnen Syceleg ende verslogen die mannen ende verbarnden die stede ende

[Folio 128rb]
[fol. 128rb]

vingen alle die wiven ende ledense mit hem ende roefden dat guet. Doe David mit sinen volc quam tot sijnre steden, doe vant hi die stede verbarnt, die mannen verslegen ende die vrouwen gevangen. Ende oec waren Davids twee wiven daermede gevangen. Doe screyde David ende al dat gemeen volc om die scade die daer gesciet was.

Ten lesten wort David gesterct in den Here, sinen God. Ende hi seide tot den priester Abyather: "Doet an dat cleet ephod ende laet ons God vragen of wi die moerdenaers vervolgen willen ende verslaen." Hem wort geandwoert: "Vervolchtse. Sonder twivel, gi seltse verslaen." Doe vervolchtse David mit 600 mannen ende quamen op dat lopende water van Besor. Ende daer bleven 200 mannen leggen op dat water van Besor die vermoeyt waren ende en mochten niet voert. Doe toech David voert mit 400 mannen. Ende si vonden daer enen siecken man leggen in den acker. Die man leed men tot David ende men gaf hem eten ende drinken. Ende doe wort hi wat gesterct, want hi en hadde in drien dagen niet gegeten noch ge\droncken.

[Folio 128va]
[fol. 128va]

Doe seide David tot den man: "Van waen sidi? Ende waer wil gi?" Doe seide die man: "Ic ben uut Egipten ende ic was eens mans knecht van Amelech. Ende mijn meester liet mi eergisteren hier siec leggen ende si togen thuuswaert. Ende si hebben Syceleg verbarnt ende beroeft." Doe seide David: "Moech gi mi leden den rechten wech tot dat volc?" Doe seide die man: "Sweert mi dat gi mi niet doen en selt. Ic sel u bi dat volc brengen." Ende David die swoer hem dat. Doe brocht die man David mit dat volc in den rechten wech bi dat volc. Ende die van Amelech hielden hoechtijt, omdat si die stede gewonnen hadden ende beroeft. Ende si saten ende aten ende dronken. Ende David versloechse ende vervolchdese van der vespertijt tot des anderen dages te vespertijt toe. Ende hi versloech al dat volc, anders dan 400 jongelingen die ontreden op camelen. Aldus verloste David sijn wiven ende alle die daer gevangen waren. Ende hi nam alle dien roef ende alle die beesten ende dreefse voir hem.

Ende doe quamen si tot die ander 200 mannen die niet wel voert en mochten ende bleven bi Besor. Doe si vernamen dat David quam, doe ghin\gen

[Folio 128vb]
[fol. 128vb]

si hem jegen. Doe gruetese David ende ontfincse vriendelic. Doe seiden daer somme nydige, quade mannen die bi David waren: "Dese mannen en hebben mit ons niet in den strijt geweest. Daerom en sellen si van den roef niet delen die wi bescermt hebben, anders dan haer wiven ende haer kinderen. Doe seide David: "Dat en sel gi uwen bruederen niet doen, mer gi selt hem mededelen van den roef die gi uwen viande ontjaecht hebt." Ende dat was voirtan een wet in Ysrahel.

Ende doe quam David in Syseleg ende offerde Gode giften van den roef die hi wedergewonnen hadde.

Ende hi dancte ende loefde Gode dat hi sijn vianden verwonnen hadde, ende maecte dien psalm: Confitebor tibi, Domine, in toto corde meo; narrabo omnia mirabilia tua. Here, ic sel U belien in mijnre herten; ic sel vertellen alle uwen wonderen. Ende die psalm voert uut.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken