Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Noordnederlandse Historiebijbel (1998)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.02 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Editeur

Marinus K.A. van den Berg



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Noordnederlandse Historiebijbel

(1998)–Anoniem Noordnederlandse Historiebijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

10 capittel

Het is gesciet, doe Naas, die coninc van Ammon, doot was, doe wort Anon, sijn soen, coninc gemaect. Doe seide David: "Ic wil Anon ontfermicheit doen, ghelijc dat Naas, sijn vader, mi ontfermherticheit dede." Ende David sende boden an den coninc Anon of die vrientscap gestade soude bliven, gelijc dat si was tusschen sinen vader Naas ende David. Doe dat die princen van Ammon hoerden, doe seiden si tot Anon, horen heer: "Here, meen gi dat David dese

[Folio 135rb]
[fol. 135rb]

boden sent tot uwer eren, omdat hi vrientscap hadde mit uwen vader? Neen, hi niet! Mer hi sent dese boden hier om dit lant te verspien ende u stede te winnen." Doe dede Anon Davids knechten half haren baert ofsceren. Ende hi dede hem hoer cleder ofsnyden van den voeten totter manlicheit toe ende sendese also wederomme. Ende dat wort David geboetscapt. Doe sende David sijn knechten jegen die boden, dat si bliven souden in Yerico ter tijt toe dat haren baert gewassen waer.

Doe die van Ammon vernamen dat si coninc David vertorent hadden, doe senden si in Syrien gelt ende huerden van Bosaba 20.000 mannen ende van den coninc Machaa 1.000 ende van den coninc Histob 12.000 mannen. Doe coninc David dat verhoerde, doe sende hi sijn volc te stride jegen die van Ammon. Ende die 33.000 man van Syrien die hadden haer heer geleit op dat velt. Ende die van Ammon quamen uut der stede van Rabbath ende lagen bisonder op dat velt. Doe quam Joab mit die van Ysrahel te stride ende sach hoe dat volc an tween betaelgen jegen hem lach. Doe nam Joab een deel van die van Ysrahel. Ende hi gaf Abysay, sijn brueder, een deel volcs. Ende

[Folio 135va]
[fol. 135va]

Joab seide: "Ic sel striden jegen die van Syrien. Heb ict te doen, coemt my te baten. Ende strijt gi jegen die van Ammon. Heb gijt te doen, ic sel u te baten comen. Ende laet ons sterckelic striden voer ons volc ende voer onse steden. God die selt maken, alst best is." Doe ghinc Joab te striden mit sinen volc jegen die van Syrien. Ende si weken voir die van Ysrahel. Doe die van Ammon dat sagen, doe weken si voir Abysay. Doe toech Joab ende Abysay mit haren volc weder te Jherusalem.

Doe die van Ammon sagen dat die van Syrien weken voir die van Ysrahel, doe senden si om hulp an den coninc Adadeser over die Jordaen. Ende die coninc sende hem een groet heer van volc. Ende Sobach was prince van dien volc ende dat wort David geboetscapt. Doe vergaderde David die cloecste van Ysrahel ende toech over die Jordaen ende quam in Helema ende street ende vacht jegen die van Syrien, sodat si voer hem weken. Ende David versloech daer 700 wagenen ende 40.000 mannen te paerde. Ende Sobach, haren prince, wort daer verslegen. Doe Adadeser sach dat sijn volc verwonnen was van die van Ysrahel, doe maecte hi paeys mit hem. Ende hi en woude die van Am\mon

[Folio 135vb]
[fol. 135vb]

niet te hulpe comen.

Doe dancte David God ende maecte dien psalm: Judica, Domine, nocentes me; expugna inpugnantes me; apprehende arma et scutum. Here, oerdeltse die mi deren mogen; vervechtse die mi anvechten; neemt wapenen ende schilt ende staet op in minen hulpe. Ende dien psalm al uut.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken