Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Noordstar. Jaargang 2 (1841)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Noordstar. Jaargang 2
Afbeelding van De Noordstar. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Noordstar. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.62 MB)

ebook (3.68 MB)

XML (0.93 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Noordstar. Jaargang 2

(1841)– [tijdschrift] Noordstar, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 134]
[p. 134]


illustratie

Overzigten van verschenen werken.

Everaerd en Susanna of Het Boetende Landmeisje, oorspronkelyk drama met zang in drie tydvakken door H. Van Peene, vertoond voor de eerste mael te Gent, op het schouwburg der Maetschappy: Broedermin en Taelyver, den 28 Maert, 1841. - Gent - algemeenen boekhandel van H. Hoste, in de Marjolynstraet, No 24.

Het is onder dien tytel dat de geestige Schryver van Keizer Karel, waerover wy in een onzer voorgaende nummers gesproken hebben, dit mael, niet een kluchtspel, maer een drama aen het publiek heeft aengeboden. Zoo als in het eerste stukje heeft de heer Van Peene, de natuer gevolgd en alle buitennatuerlyke gesteltenissen gevlugt.

Het eerste Tydvak bevat het huwelyk van Baes De Witte met juffrouw Gertruide, welke laetste Susanna, nog kind zynde, als hare dochter heeft aengenomen en haer altyd de grootste liefde heeft toegedragen. Everaerd, knecht by Gertruide, is op Susan-

[pagina 135]
[p. 135]

na verliefd en hun huwelyk is reeds vastgesteld, wanneer de Graef van Rynvelde, burgemeester der Gemeente zoo veel te weeg brengt dat hy Everaerd voor de militie doet optrekken, schoon de jongeling, uit rede van het hooge nummer dat hem was bevallen, van dezelve vry was. Everaerd verwyderd, valt het den Graef gemakkelyk de zwakheid van Susanna, reeds half door schoone beloften en gedachten van eerzucht verleid, gansch te overwinnen. Susanna verlaet dan haer dorp en vlugt met den Graef.

Het tweede tydvak, dat een jaer later plaets grypt, stelt ons den heer van Rynvelde voor te Brussel in zyn hotel. De onwenteling heeft plaets en de Graef die zich met de staetkundige gebeurtenissen bemoeid heeft, is aen den haet des volks aengewezen. Everaerd, die als soldaet in het huis van den Graef geinkwartierd ligt, en dezen zyne laffe daed heeft verweten, is gereed om met hem in tweegevecht te komen wanneer op eens het hotel door het volk bestormd wordt. De Graef springt het venster uit en Susanna wordt gelukkiglyk aen de woede des volks onttrokken.

Het derde tydvak, tien jaer later, grypt plaets op het dorp van waer Susanna gevlugt is. Laten wy haer zelve hare lotgevallen verhalen.

Susanna. (bladz: 68.)

‘Toen gy my, nu ontrent tien jaren geleden, voor de laetste mael tot Brussel vondt, op het punt dat ons huis door eene woedende menigte overvallen werd. (Dag, eilaes! van bittere herinneringen!) hebt gy my myne rampen en lot voorspeld. Gy wildet vlugten met my; my aen de schande ontrukken.... Doch ik was moeder.... Myn hart bevool my, voor alles, voor de eer myns kinds te zorgen; en ik bleef; alleenlyk in hoop van het wettelyk te maken en het eens een vader te geven. Maer.... het hoofd van den Graef werd op prys gesteld.... Hy moest vlugten. - Een getrouwe dienaer, bragt my, onbewust van my zelve, met myn kind in eene postchees en 's anderendaegs bereikten wy de grenzen van Holland. Wy kwamen te Breda aen. Daer vonden wy den Graef die er eenige uren vroeger was aengekomen. Twee jaren nadien, overleed hy er, zonder dat ik hem myn

[pagina 136]
[p. 136]

echtgenoot mogt noemen, zonder dat myn kind een wettelyken vader mogt betreuren. (Zy weent.) Dan werd het ongeluk my met volle maet over het hoofd geworpen. Onmedoogende erfgenamen namen bezit van het door den Graef achtergelatene erfdeel en joegen my met myn kind schandelyk op straet. - Kleederen en eenige juweelen hadden zy my gelaten. - Ik verkocht alles om ons ellendig bestaen nog eenige maenden te verlengen. - Doch, eilaes! dit middel was weldra uitgeput, en ik bevond my in eene vreemde stad, zonder brood, zonder verblyf, met een kind van vier jaer. Ik zocht werk in de stad, hoe slavelyk en hoe vernederend het zyn mogte, als ik maer 's avonds een stukje droogen brood vond, om myn dochtertje den honger te stillen. Zoo sleepte ik myn ellendig bestaen nog zes jaren voort. Myne dochter had nu haer tiende jaer bereikt, en begon reeds door handwerk, aen heuren onderhoud te voorzien. Doch! de hemel was nog niet verzoend; ik had de maet van rampen en ellende nog niet vol genoeg. - Laet my een weinig rusten. - (Na eene poos.) Ik werd ziek.... Men wilde my naer 't Gasthuis dragen; maer wie zou er voor myn ongelukkig kind gezorgd hebben? Ik verzamelde al myne krachten by een, nam myn kind by de hand, en met een gulden in den zak, welken ik daegs daer voor ten koste myner gezondheid nog had gewonnen, ondernam ik, te voet, de reis van Breda naer hier, in hoop van er een beschermer voor myn kind en een graf voor zyne moeder te vinden.’

Everaerd nu, die, in weêrwil van het ongelyk hem door Susanna gedaen, niet opgehouden heeft haer te beminnen, vergeeft haer, belooft haer voor haer kind te zorgen en biedt haer zyne trouw aen: Doch het is te laet, Susanna sterft.

Dit is de gang des stuks. Moeilyk is het te gelooven dat hetzelve, met zoo weinige dramatische omstandigheden, zoo veel verdiensten kan bevatten; doch dit ligt hierin, dat het dramatische, niet in enkele volzinnen des stukjes, in enkele woorden; maer wel in de geheele gang deszelfs opgesloten is. Ook zullen wy ons wel wachten afzonderlyke tooneelen hier overteschryven. Dit zou geen gedacht van het werk van den heer Van Peene kunnen geven; en moeilyk zou het zyn, by het lezen des dra-

[pagina 137]
[p. 137]

mas te zeggen waer het gevoel ons de ziel treft; en toch blyft het hart gedurig als van gevoel overgoten. Dit is eene proeve dat de schryver de natuer kent en het menschenhart ten volle verstaet.

Weinig of niets hebben wy den schryver berispelyks optemerken, alleenlyk wilden wy dat hy wat nauwkeuriger op eenige uitdrukkingen ware, zoo als ‘het Hof maken’ (faire la Cour) - wenken met drinken te doen rymen. enz: Is het ook wel noodig dat er zoo veele zangstukjes in een drama voorkomen? Die breken zeer dikwils het gevoel, wanneer die in treurige hartschokkende stonden gebezigd worden.

Met ongeduld zien wy het aengekondigd drama: Jakob van Artevelde door den zelfden schryver te gemoet. Wy twyfelen geenszins of hy zal zich hier mede op dezelfde hoogte als die zyner twee reeds bekende voortreffelyke tooneelstukken, houden.

 

de bestierder, p.f.v.k.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Everaerd en Suzanna of het boetende landmeisje


auteurs

  • Pieter Frans van Kerckhoven