Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Noordstar. Jaargang 3 (1842)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Noordstar. Jaargang 3
Afbeelding van De Noordstar. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Noordstar. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.41 MB)

ebook (3.40 MB)

XML (0.93 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Noordstar. Jaargang 3

(1842)– [tijdschrift] Noordstar, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 185]
[p. 185]


illustratie

Beknopte geschiedenis der Fresco-schildering.
(Vervolg.)

Het reeds uitgelegd leerstelsel vindt zich ook volkomen bekrachtigd in de beste werken uit den middeleeuwschen bloeityd der schilderkonst, van Giotto af tot Rafaël toe. Al de goede kunstenaren van dien tyd gingen bedachtzaem daerop uit, om gegevene ruimten met schilderyen te versieren, en wel in dier voege dat deze kunstwerken noch als zelfstandig en zonder samenhang met het architektonische geheel des gebouws konden gelden, noch ook als toevallige en overvloedige aenhangsels beschouwd mogten worden. Zy aenzagen hunne werken als noodwendige deelen van een hooger organisch geheel, en gingen bescheiden in die gedachte voort, wel inziende dat alleen op deze wyze de volkomenheid konde bereikt worden. Deze oude schilders erkenden ook daerin hunne opgave, dat zy de hooge vereischten der kunst die zy oefenden, aen een onbehoorlik streven naer zinnelike bedrieging niet opofferden. Het onzinnig gebruik, van de architektonische vlakten, door perspectieve en optische kunstgrepen, geheel te vervormen en omtekeeren, - byv. eene zael of eene kerk over de zoldering te verhoogen, of eene vlakke zoldering in eene koepel te veranderen en dergeliken - kwam eerst ter tyd van het verval der kunst onder Correggio op, en verkreeg zyne hoogste vervorming door Andrea Pozzo en zyne tydgenoten. De oude meesters waegden het nog

[pagina 186]
[p. 186]

niet, by diepen horizont of zelfs aen zolderingen hunne figuren te verkorten, maer zetteden al zulke kunstgrepen weg, en schilderden de vlakten gelyk het gevoeglik was. Schoon de nieuwere kunstenaren, ook zonder uitzondering, het zelfde opzigt aen de Fresco-schildering en heur gebied geven, falen zy toch niet zelden met de kleuren te donker te houden. Die kunstenaren, meestendeels olieschilders zynde, willen ook in de fresco het effekt der olieschildering bereiken. Die feil schynt by den eersten blik zonder gewigt; doch zy vernielt in der waerheid het gansche stelsel der Fresco-schildery dat op klaerheid en lichtheid berust.

Men hoort zeer dikwils zeggen dat het geheim der Fresco-schildering, gedurende eenen zekeren tyd gansch uit de praktyk was verdwenen, tot dat het ten laetste door duitsche kunstschilders in Rome weder ontdekt en op nieuw in gebruik is gebragt. Die meening berust echter op valschen grond; het is slechts een nieuw onderzoek; want deze schildering is sedert de oudheid nooit verloren geweest, maer in hoogere of geringere volkomenheid, en onderbroken oefening gebleven. Ook is het bekend dat de Italjanen en Tyrolers tot heden toe die schildering met groote ervarenheid in hunne kloosters en kerken aenwenden; zoo dat de verdienste der duitsche schilders in de hervinding der theorie te Rome niet groot is of beter niet bestaet. Deze hebben eerder de kunst weder opgebeurd met haer op vernuftige begrippen en op de zoo lang gehoonde natuer te gronden, en alles aentewenden, om, naer het voorbeeld der oude meesters van de 15de eeuw, aen dezelve eene werkende en weerdige plaets in godsdienst en leven te verschaffen. Die verdienste, zonder twyfel grooter dan de andere ongegronde, komt den Duitschen met volle regt toe. Bezonder waren het Carstens en Schick, die het diep verval der konst ten hunnen tyd erkenden en tot derzelver herstelling met al hunne krachten werkten. Doch die mannen leefden in eenen tyd die aen zulkdanig streven hoogst ongunstig was. Het volkomendst indifferentismus langs eenen kant en de dwaze tegenwerking der gelyktydige kunstenaren en kunstbeoordeelers van den anderen kant, maekten deze

[pagina 187]
[p. 187]

hervormers het offer hunner pogingen. Weinig meer goedkeuring en aenmoediging hebben hunne vrienden Wächtoer en Koch by de tydgenoten ontmoet. Wil men echter billik zyn, zoo moet men het publiek hierover niet te hard berispen. De wederherstelling der echte kunst ware niet zoo een groot werk geweest, indien iedereen haren toenmaligen toestand in deszelfs gansche erbarmlikheid en verzonkenheid had kunnen herkennen, en wanneer alle bestaende vooroordeelen en dwalingen terstond door het denkbeeld overwonnen geweest waren, dat eene grondige hervorming noodwendig en verdienstelik was. Op eene ligte wyze is nog nooit iets groots ingevoerd, of een verkeerd en door gewoonte bekrachtigd misbruik afgeschaft geworden; dit kan slechts allengs geschieden. Behalven dezen algemeenen gang der zaken is ook nog die omstandigheid in rekening te brengen, dat zulke verbeteringen meestal uit een min of meer uiterst in een tegenovergesteld uiterst loopen; hetgeen dan de reeds bestaende tegenwerking natuerlik vergroot.

Daer het toen ter tyde voor de konst inderdaed zoo stond als het hier aengewezen is, zoo is ook daer door bewezen hoe gering de invloed is geweest dien Raphaël Mengs op eene gezuiverde erkenning des wezens en werkens der konst moet gehad hebben. Hy mag, zoo veel men wil, op het uitwendige derzelve, op de teekening en eene soort van idealiteit der vormen met voordeel gewerkt hebben, hy mag zelfs van de noodwendigheid eener diepere verbetering overtuigd zyn geweest, nogtans heeft zyne herstelling tot den eigentliken kern, tot de ziel der konst niet doorgedrongen. Deze wigtige zyde namen de bovengenoemde mannen in aendacht, en by hunne herziening en aenbouw kwam het dan dat de door Mengs betoonde verdiensten, mits zy niet uit den innigen geest der kunst van zelfs waren ontsprongen, zonder weerde schenen om de kunst heil en verjonging bytebrengen. Men gevoelde dat vernietigen, wanneer het slechts eene ambachtsmatige ruwheid is en een mangel aen eerbied jegens natuer en oudheid, overeenkomt met eene conventionele, onware en gemaekte idealiteit zonder geest of gemoed. Wiet wonder is het dan dat lofweerdig streven om

[pagina 188]
[p. 188]

de konst van die gebreken te heelen, eenen langen tyd tot eenen overdreven eerbied jegens de oude meesters leidde, ja zelfs tot eene onbillike verachting van zulke werken waervan de verdienste meer in den vorm dan in den inhoud bestond. Dit alles was niet alleen natuerlik, het was ook regtig. De kunst was ontaerd en gansch in handwerk verkeerd. Om haer weder te doen geboren worden en van her te bezielen, moest men van het beginsel afstappen. Nogtans by dien aenvang altyd blyven staen, was onmogelik. De oude konst was dood, als kind moest zy nieuw geboren worden. Derhalve moet men deze kunst niet als kinderachtig uitschelden, zoo als het nu de gewoonte schynt te worden. Had de konst op dit tydstip der jeugd reeds oud, kloek en vernuftig willen zyn, zoo had zy ook in het lot der vroegtydige kinderen gedeeld en ware niet oud geworden.

Met meer geluk en uitslag dan de genoemde kunstenaren wydden Cornelius, Overbeck, Veith en Schadow hunne krachten toe aen de ontwikkeling der begonnene kunsthervorming. Zy vonden by den heer Bartholdy, pruisischen Consul te Rome, de lang gewenschte gelegenheid om zich in de Fresco-schildering te beproeven. In de Casa Bartholdy op den berg Pincio worden nog heden de toen uitgevoerde werken uit de geschiedenis van Jozef bewonderd. Van Cornelius bevindt zich aldaer de droomuitlegging en de herkenning in Egypte; van Overbeck de verkooping en de magere jaren; van Schadow de aenbrenging des bloedigen kleeds en de hechtenis, en van Veith, de vette jaren. Hoe voortreffelik deze werken op zich zelve zyn, verkrygen zy nog eene byzondere waerde omdat zy in dit vak der schilderkonst, sedert eenige eeuwen, de eerste gewrochten waren van eene echte kunst en eene reine begeestering. In beide betrekkingen worden zy als onschatbare gedenkteekens voor de tydgenoten en nakomelingen gerekend. De Prins Massimi bood niet lang daerna den duitschen kunstenaren te Rome een tweeden nog omvangrykeren arbeid aen. Eene zael en twee kamers in de niet verre van Lateraen gelegene Villa Massimi moesten met eene rei Fresco-schilderyen uit de drie grootste epische dichters van Italiën versierd worden. Julius Schnorr, ondernam den Orlando furioso

[pagina 189]
[p. 189]

van Ariosto voor de zael; Overbeck den Jozef; Fürich de Gerusalemme liberata van Tasso voor de eene zykamer, en Veith met Koch de divina Commedia van Dante voor de andere. Veith's aendeel: het paradys, op de zoldering, had oorspronkelik Cornelius moeten schilderen. Deze echter, als hy reeds den samenstel daer toe ontworpen had, werd als bestierder der Akademie naer Dusseldorff geroepen en kon denzelve niet uitvoeren. Lieten de kunstgewrochten der Casa Bartholdy eenen meer buitengewoonen uitslag te verhopen, zoo maekt zich in de algemeene schikking van die der Villa Massimi een nieuw verrassende opgang der Fresco-schildering bemerkbaer.

Behalven de bewonderensweerdige werken van Overbeck en Veith, vol van godsdienstig gevoel en uitvinding, zyn het bezonder Schnorr's bekoorlyke onderwerpen met reine landschappen die eene ontwikkeling van dezen aert der schildering op eene gansch nieuwe wyze toonen. Ook Koch, de landschapschilder, ontvouwt in zyne samenstellen, uit de Hel en het Vagevuer van Dante, eene levendige en krachtige phantazy, en vervult ons met verwondering voor zyn diep gevoel in het begrypen van dien dikwils zoo duisteren dichter. Ook Fürich, die hier voor 't eerste mael als Fresco-schilder optrad, gaf zulke proeven van zyne kennissen. Schoon strenge kunstregters menig een van deze werken meer uitvoerigheid en studie der natuer toewenschen, moeten zy nogtans billik zyn en overwegen dat die kunstenaren meestentyds onder voorwaerden arbeidden welke hun meer uitgebreide voorstudien niet toelieten. Op den zelfden tyd maelde Overbeck in de kerk van Maria degli angeli, by Assisi, op den gevelwand der kapelle des heiligen Franciscus van Assisen, een merkweerdig beeld welk den aflaet dezes heiligen voorstelt. Dit beeld is naderhand in zeer gelukkige steendruksels verschenen.

 

v.d.h.

 

(Het vervolg hier na.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken